ECLI:NL:GHAMS:2010:BL5785

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 februari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.033.079/01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tuchtrechtelijke klacht tegen notaris inzake huwelijkse voorwaarden en internationaal privaatrecht

In deze zaak gaat het om een tuchtrechtelijke klacht van klager tegen de notaris, die huwelijkse voorwaarden heeft opgesteld voor klager en zijn partner, waarbij de internationale aspecten van hun huwelijk niet adequaat zijn behandeld. Klager verwijt de notaris dat hij niet heeft geadviseerd om ook advies in te winnen over de toepasselijkheid van Engels recht, gezien het feit dat klager en zijn partner na hun huwelijk in Engeland zouden blijven wonen. Klager stelt dat hij en zijn partner duidelijk hebben gemaakt dat zij Nederlands recht op hun huwelijkse voorwaarden wilden toepassen, maar dat de notaris niet heeft ingegrepen toen bleek dat de Engelse rechter mogelijk de huwelijkse voorwaarden niet zou erkennen. Het hof oordeelt dat de notaris had moeten onderzoeken of de huwelijkse voorwaarden de beoogde rechtsgevolgen zouden hebben, en dat hij de belangen van klager onvoldoende heeft behartigd. De maatregel van berisping die eerder was opgelegd door de kamer van toezicht wordt door het hof als te zwaar beoordeeld. Het hof legt in plaats daarvan een maatregel van waarschuwing op, terwijl de overige beslissingen van de kamer worden bekrachtigd. De zaak benadrukt de verantwoordelijkheden van notarissen in internationale huwelijkszaken en de noodzaak om cliënten goed te informeren over de juridische implicaties van hun keuzes.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
Beslissing van 16 februari 2010 in de zaak onder nummer 200.033.079/01 NOT van:
[de notaris],
notaris te [plaatsnaam],
APPELLANT,
gemachtigde: mr. W.F. Henriksen,
t e g e n
[klager],
wonende te [plaatsnaam], Groot-Brittannië,
GEÏNTIMEERDE.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Ter griffie van het hof is op 14 mei 2009 een verzoekschrift - met één bijlage - ingekomen van de zijde van appellant, verder te noemen de notaris, waarbij hij tijdig hoger beroep heeft ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer voor notarissen en kandidaat-notarissen te Haarlem, verder te noemen de kamer, van 16 april 2009, waarbij de kamer de klacht van geïntimeerde, verder: klager, onder a. gegrond en onder b. ongegrond heeft verklaard en de notaris de maatregel van berisping heeft opgelegd.
1.2. Van de zijde van de notaris is op 2 juli 2009 een aanvullend verzoekschrift – met bijlagen - ter griffie van het hof ingekomen.
1.3. Van de zijde van klager is op 24 september 2009 een brief ter griffie van het hof ingekomen waarin staat vermeld dat er geen verweer zal worden gevoerd.
1.4. De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 22 oktober 2009. De notaris en zijn gemachtigde zijn verschenen. Zij hebben het woord gevoerd, de gemachtigde aan de hand van een pleitnota. Klager is - hoewel behoorlijk opgeroepen – niet verschenen.
2. De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en van de hiervoor vermelde stukken.
3. De feiten
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten geen bezwaar gemaakt zodat het hof zal uitgaan van de door de kamer in eerste aanleg vastgestelde feiten.
4. Het standpunt van klager
4.1. Klager verwijt de notaris dat hij hem voorafgaand aan de totstandkoming van de huwelijkse voorwaarden niet heeft geadviseerd om ook advies aangaande de toepasselijkheid van Engels recht in te winnen, met betrekking tot het door klager en [naam partner] gewenste huwelijksvermogensregime.
Klager stelt in dat verband dat hij en [naam partner] met het oog op hun aanstaand huwelijk op zoek waren naar een notaris, die de internationale aspecten van hun huwelijk kon overzien. Klager heeft in mei 2005 mede namens [naam partner] aan de notaris uitgelegd dat zij na de huwelijkssluiting in Engeland zouden blijven wonen en werken en dat zij wilden bewerkstelligen dat bij een eventuele ontbinding van hun huwelijk, ook al zou die in Engeland worden uitgesproken, Nederlands recht van toepassing zou zijn.
Verder is besproken dat, het de bedoeling was dat het door klager voor het huwelijk opgebouwde vermogen, waaronder een chalet in [land], uitsluitend aan klager zou blijven toebehoren en niet mede aan [naam partner] zou gaan toebehoren. Klager benadrukt in dit verband dat de notaris noch in de briefwisseling met hem, noch tijdens de besprekingen - ook niet toen duidelijk werd dat een breuk in het huwelijk aanstaande was - ooit melding heeft gemaakt van het feit dat in geval van een echtscheiding in Engeland de mogelijkheid bestond dat de Engelse rechter de naar Nederlands recht opgestelde huwelijkse voorwaarden geheel of ten dele buiten toepassing zou laten. Evenmin heeft de notaris bij klager geïnformeerd of hij zich wellicht zelf heeft laten voorlichten over de gevolgen van een eventueel in Engeland te entameren echtscheidingsprocedure. Voorts vraagt klager zich af – toen hij werd geconfronteerd met het verslag van de KNB – waarom de notaris zich niet direct in mei 2005 heeft laten voorlichten over de mogelijke internationaal privaatrechtelijke consequenties van de ontbinding van het huwelijk.
4.2. Klager verwijt de notaris voorts dat hij hem, nadat hij de notaris had geïnformeerd over de op handen zijnde echtscheiding, er niet op gewezen heeft dat het raadzaam zou zijn om zo spoedig mogelijk een echtscheidingsprocedure in Nederland aanhangig te maken.
5. Het standpunt van de notaris
5.1. De notaris heeft de stellingen van klager – gedeeltelijk - betwist en hij heeft zich als volgt verweerd.
5.2. De notaris stelt dat omdat klager en [naam partner] al precies wisten wat zij wilden met betrekking tot de huwelijkse voorwaarden en in het bijzonder door hun wens om Nederlands recht daarop van toepassing te verklaren, hij ervan uit ging dat zij zich al over eventuele implicaties van de huwelijkse voorwaarden naar Engels recht hadden laten informeren. De notaris benadrukt, het te betreuren dat hij de juistheid van deze vooronderstelling niet direct heeft nagetrokken.
Ook tijdens de bespreking van de concepten van de akte en de onderhandelingen ontstond bij hem de indruk dat klager overleg had gevoerd/voerde met andere (deskundige) adviseurs.
Navraag bij collega-notarissen heeft de notaris geleerd dat ook zij in een soortgelijk “internationaal” geval geen aanleiding zouden hebben gezien partijen nader te adviseren.
Alles overziende is de notaris van mening dat hij in deze kwestie mocht handelen zoals hij heeft gedaan. Hij mocht daarbij afgaan op de informatie die klager hem zelf had verstrekt en op de indruk die klager aan de notaris had gegeven.
5.3. De notaris stelt voorts dat hij klager heeft gesuggereerd om in Nederland een echtscheidingsprocedure te starten. Verder dan een suggestie doen kon hij niet gaan, omdat hij in het kader van het opstellen van de akte ook [naam partner] had geadviseerd. Dat bracht mee dat hij geen van de partijen afzonderlijk een advies kon geven.
6. De beoordeling
6.1. Het onderzoek in hoger beroep heeft niet geleid tot vaststelling van andere beschouwingen en gevolgtrekkingen betreffende de klacht dan die vervat in de beslissing van de kamer, waarmee het hof zich verenigt, behoudens voor wat betreft de aan de notaris opgelegde maatregel van berisping.
6.2. Met de kamer is het hof van oordeel dat het tot de taak van de notaris behoorde te onderzoeken of de door hem opgestelde huwelijkse voorwaarden, gelet op de internationale aspecten van het huwelijk, met welke aspecten de notaris bekend was, de door klager en [naam partner] beoogde rechtsgevolgen zouden hebben. De notaris had, nu de inhoud van huwelijkse voorwaarden met name van belang worden bij ontbinding van een huwelijk door echtscheiding, moeten nagaan wat de gevolgen van een eventueel in Engeland uit te spreken echtscheiding voor die huwelijkse voorwaarden zouden zijn dan wel bij klager moeten informeren of deze zelf onderzoek had gedaan naar de gevolgen van een eventueel in Engeland uit de spreken echtscheiding tussen hem en [naam partner] en/of klager moeten verwijzen naar een ter zake deskundige. Door dit alles na te laten heeft de notaris de belangen van klager onvoldoende behartigd en daardoor tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld.
Het hof is evenwel van oordeel dat de maatregel van berisping een te zware maatregel is, gelet op de volgende omstandigheden.
Tijdens de mondelinge behandeling ter terechtzitting is gebleken dat klager en [naam partner] zich, gedurende de urenlange bespreking die voorafging aan het passeren van de akte van huwelijkse voorwaarden, tijdens de schorsingen – telefonisch - uitvoerig lieten bijstaan door Engelstalige adviseurs. Als gevolg van deze adviezen werden een aantal amendementen naar voren gebracht die de notaris diende te verwerken in de akte. Bovendien kwamen klager en [naam partner] bij aanvang van de bespreking goed beslagen ten ijs met betrekking tot de inhoud van voornoemde akte, waardoor bij de notaris de indruk werd gewekt dat zij (ook) goed waren geïnformeerd over de gevolgen van hun rechtskeuze.
Ook heeft de notaris naar voren gebracht dat klager na het passeren van de akte nog een paar keer bij de notaris op kantoor is geweest. Tijdens die bijeenkomsten heeft de notaris klager de suggestie aan de hand gedaan – vanwege de problemen in het huwelijk, naar een Nederlandse rechter te stappen.
Alles overziend is het hof van oordeel dat de maatregel van waarschuwing passend en geboden is. De beslissing van de kamer kan op dat punt dan ook niet in stand blijven.
6.3. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als thans niet ter zake dienend buiten beschouwing blijven.
6.4. Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.
7. De beslissing
Het hof:
- vernietigt de beslissing van de kamer voor wat betreft de opgelegde maatregel en - in zoverre – opnieuw rechtdoende:
- legt aan de notaris de maatregel van waarschuwing op;
- bekrachtigt de beslissing voor het overige.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.D.R.M. Boumans, P. Blokland en G. Kleykamp – Van der Ben en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dinsdag 16 februari 2010 door de rolraadsheer.
DE KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTARISSEN EN KANDIDAAT-
NOTARISSEN IN HET ARRONDISSEMENT HAARLEM
Beschikking d.d. 16 april 2009 van de Kamer van Toezicht over de Notarissen en Kandidaat-Notarissen in het arrondissement Haarlem, nader ook “de kamer”, in de zaak onder nummer K.05.08 van:
[klager],
wonende te [plaatsnaam], Groot-Brittannië,
nader ook klager,
advocaat: mr. T.C. de Boer,
kantoorhoudende te Amsterdam,
---tegen---
[de notaris],
notaris te [plaatsnaam],
nader ook: de notaris,
advocaat: mr. L. Rammeloo,
kantoorhoudende te Amsterdam.
1. Verloop van de procedure.
Voor het verloop van de procedure verwijst de kamer naar de navolgende aan de kamer tot het nemen van een beslissing overgelegde bescheiden, waarvan de inhoud als hier ingevoegd dient te worden aangemerkt:
- de op 9 mei 2008 ter secretarie van de kamer ingekomen brief van de advocaat van klager met 7 bijlagen van 8 mei 2008;
- het verweerschrift van de advocaat van de notaris van 4 juli 2008, waarin het antwoord;
- de aanvankelijk door partijen bij herhaling gedane verzoeken om uitstel van de mondelinge behandeling ter openbare vergadering van de kamer.
1.2 In de openbare vergadering van de kamer van 17 februari 2009 is klager en zijn advocaat, alsmede de notaris en zijn raadsman gehoord. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld hun standpunten toe te lichten, waarbij de beide raadslieden, alsmede de notaris zich hebben bediend van pleitnotities.
Vervolgens heeft de voorzitter van de Kamer de behandeling gesloten en bepaald dat op 16 april 2009 een beschikking zal volgen.
2. Relevante vaststaande feiten.
Bij de behandeling van de klacht wordt van het navolgende uitgegaan:
a. Klager, sedert 1992 werkzaam en woonachtig in [plaatsnaam te Engeland], is in 1997 een relatie aangegaan met de eveneens in [plaatsnaam te Engeland] wonende [naam partner]. In 1999 zijn klager en [naam partner] in [plaatsnaam te Engeland] gaan samenwonen.
b. Begin mei 2005 heeft klager zich tot de notaris gewend onder meer met het verzoek huwelijkse voorwaarden op te stellen in verband met zijn voornemen om in mei 2005 in het huwelijk te treden met [naam partner].
c. In zijn brief van 10 mei 2005 aan klager en [naam partner] heeft de notaris de inhoud van dit gesprek bevestigd. Voor zover hier van belang, heeft de notaris in deze brief onder meer het navolgende medegedeeld: “(…)
De navolgende zaken zijn door ons besproken:
- u heeft beiden de Nederlandse nationaliteit;
- uw eerste huwelijksdomicilie is gelegen in Engeland;
- de Nederlandse wet Inkomstenbelasting 2001 is op u beiden niet (meer) van toepassing;
- u wenst Nederlands recht op uw huwelijk van toepassing te verklaren;
- er is sprake van een aanzienlijke ongelijkheid in uw inkomen en vermogen; (…)”.
Tevens heeft de notaris een concept van de akte houdende huwelijkse voorwaarden (hierna: de akte) bijgesloten.
d. In mei 2005 is op verzoek van klager door de notaris het concept van de akte meerdere malen gewijzigd.
e. Op 26 mei 2005 heeft de notaris gedurende een periode van 6 uur met klager en [naam partner] besprekingen gevoerd over de inhoud van de huwelijkse voorwaarden.
Volgens de notaris zijn deze besprekingen deels met klager en [naam partner] gezamenlijk, deels met ieder afzonderlijk gevoerd. De reden hiervoor was onder meer dat klager en [naam partner] aldus met hun adviseurs konden overleggen.
f. Op 26 mei 2005 is (om 20.20 uur) de akte - met daarin onder meer opgenomen hetgeen onder b. is vermeld - door de notaris verleden.
g. In de slotverklaringen van deze akte is voor zover hier van belang nog het navolgende bepaald: “(…)
De comparanten verklaarden voorts:
- Ten aanzien van het tussen hen geldende huwelijksgoederenrecht is het Nederlandse recht van toepassing. (…)”.
h.De notaris heeft klager en [naam partner] noch in mei 2005 noch in een later stadium aangeraden advies in te winnen over een eventuele toepasselijkheid van Engels recht in geval van ontbinding van hun huwelijk in Engeland.
i. Op 27 mei 2005 is klager in Nederland met [naam partner] gehuwd.
j. Eind 2007 is een breuk in de relatie tussen klager en [naam partner] ontstaan. In verband hiermee heeft klager contact opgenomen met de notaris.
k. In haar brief van 7 januari 2008 heeft mr. [naam kandidaat-notaris], die als kandidaat-notaris is verbonden aan het kantoor van de notaris, onder meer het navolgende aan klager medegedeeld:“(…)
Zoals ik al zei is het zeer spijtig dat de zaken zo lopen en wens ik u sterkte in het regelen van de zaken omtrent de echtscheiding. (…)”.
l. Begin 2008 is in Engeland door [naam partner] een echtscheidingsprocedure in gang gezet.
m. Klager vernam via de Engelse advocaat van [naam partner] dat er een mogelijkheid bestond dat de Engelse rechter zich niet gebonden zou achten aan de huwelijkse voorwaarden. Als dit het geval zou zijn dan was [naam partner] voornemens om aanspraak te maken op de helft van het vermogen van klager.
n. Op of omstreeks 16 februari 2008 heeft klager de notaris met deze ontwikkeling geconfronteerd.
o. Op 18 februari 2008 heeft de kandidaat-notaris een verslag van het telefoongesprek dat zij met de KNB heeft gevoerd met betrekking tot de echtscheiding en de internationaalrechtelijke aspecten daarvan aan klager doorgeleid.
p. In dit verslag is onder meer het navolgende van belang:”(…)
Met de huwelijkse voorwaarden zijn de afspraken tussen partijen onomstotelijk vastgelegd.
In G-B is er geen systeem van huwelijkse voorwaarden als in Nederland. Partijen kunnen wel voor of tijdens het huwelijk afspraken maken. Britse rechters hebben een grote mate van vrijheid in het volgen van afspraken tussen partijen.
Een Britse rechter kan derhalve elke afspraak tussen partijen, ook Nederlandse huwelijkse voorwaarden, ten aanzien van de roerende goederen terzijde schuiven.
De man zal moeten stellen dat partijen beiden de Nederlandse nationaliteit hebben en goed op de hoogte waren van het Nederlandse systeem, waarvoor zij beiden uitdrukkelijk hebben gekozen. Ook de korte duur van het huwelijk is een argument om de rechter te bewegen de huwelijkse voorwaarden te volgen.
In deze situatie kan gezegd worden dat procederen in Groot-Brittannië in het belang van de vrouw is en procederen in Nederland in het belang van de man.
Procederen in G-B is ontzettend duur. Partijen kunnen beter ervoor zorgen dat ze er samen heel snel uitkomen, voordat ze door advocaten en het voeren van procedures heel veel geld kwijt zijn. (…)”.
q. In 2008 heeft klager in der minne een regeling met [naam partner] getroffen met betrekking tot de verdeling van het vermogen. De uitgangspunten van deze regeling waren voor klager ongunstiger dan wanneer de huwelijkse voorwaarden zouden hebben gegolden.
3. Inhoud van de klacht.
3.1 De klacht, zoals deze ter zitting nader is toegelicht, laat zich – zakelijk weergegeven – als volgt omschrijven:
a. Klager verwijt de notaris dat hij hem voorafgaand aan de totstandkoming van de huwelijkse voorwaarden niet heeft geadviseerd om ook advies naar Engels recht in te winnen met betrekking tot het door klager en [naam partner] gewenste huwelijksvermogensregime.
b. Klager verwijt de notaris voorts dat hij hem er op had dienen te wijzen om zo spoedig mogelijk een echtscheidingprocedure in Nederland in gang te zetten, nadat klager de notaris had geïnformeerd over de breuk in zijn relatie en daarmee over een op handen zijnde echtscheiding.
3.2 Het standpunt van klager.
ad a. Klager stelt dat hij en [naam partner] met het oog op hun aanstaand huwelijk op zoek waren naar een notaris, die de internationale aspecten van hun huwelijk kon overzien. Klager heeft in mei 2005 mede namens [naam partner] aan de notaris uitgelegd dat zij na de huwelijkssluiting in Engeland zouden blijven wonen en werken en dat zij wilden bewerkstelligen dat bij een eventuele ontbinding van hun huwelijk, ook al zou die in Engeland worden uitgesproken, Nederlands recht van toepassing zou zijn op de gevolgen daarvan. Dat is uitdrukkelijk zo gevraagd en de notaris heeft uitdrukkelijk meegedeeld dat dit mogelijk was. Verder is meegedeeld dat, omdat sprake was van een aanzienlijke ongelijkheid in inkomen en vermogen, het de bedoeling was om het door klager voor het huwelijk opgebouwde vermogen, waaronder een chalet in [land], buiten het huwelijksvermogen te houden. Klager benadrukt in dit verband dat de notaris noch in de briefwisseling met hem, noch tijdens de besprekingen - ook niet toen duidelijk werd dat een breuk in het huwelijk aanstaande was - ooit melding heeft gemaakt van het feit dat in geval van een echtscheiding in Engeland de mogelijkheid bestond dat de Engelse rechter de naar Nederlands recht opgestelde huwelijkse voorwaarden niet van toepassing zou verklaren. Evenmin heeft de notaris bij klager geïnformeerd of hij zich wellicht zelf heeft laten voorlichten over de gevolgen van een eventueel in Engeland te starten echtscheidingsprocedure. Klager voegt daar (tijdens de mondelinge behandeling) aan toe dat als hij hierover was geïnformeerd hij advies had gevraagd aan een Engelse advocaat en dat hij vervolgens het huwelijk niet zou zijn aangegaan.
Voorts vraagt klager zich af – zeker toen hij werd geconfronteerd met het verslag van de KNB dat naar zijn mening op eenvoudige wijze door de notaris is verkregen – waarom de notaris zich niet direct in mei 2005 heeft laten voorlichten over de mogelijke ipr-rechtelijke consequenties van de ontbinding van het huwelijk. Klager voert nog aan dat hij gedurende het tot stand komen van de huwelijkse voorwaarden geen grote gedeelten van de tekst van de akte heeft gewijzigd en dat hij nooit in verband daarmee contact heeft gehad met een Engelse “lawyer”, zoals de notaris heeft beweerd.
ad b. Klager stelt dat hij toen hij eind 2007 in verband met de breuk die in zijn relatie met [naam partner] was ontstaan, contact opnam met het kantoor van de notaris noch mondeling, noch schriftelijk door de (kandidaat-) notaris er op is gewezen dat het raadzaam zou zijn om zo spoedig mogelijk een echtscheidingsprocedure in Nederland in gang te zetten. Klager is van mening dat dit wel het minste is wat de notaris hem had kunnen adviseren.
4. Het standpunt van de notaris.
ad a. De notaris stelt dat, omdat klager en [naam partner] al precies wisten wat zij wilden ten aanzien van de huwelijkse voorwaarden en met name ook door hun wens om Nederlands recht daarop van toepassing te verklaren, hij heeft verondersteld dat klager en [naam partner], toen zij zich – na de verkennende gesprekken tussen hem en klager – gezamenlijk bij de notaris vervoegden, zich reeds over eventuele implicaties van de huwelijkse voorwaarden naar Engels recht hadden geïnformeerd dan wel hadden laten informeren. De notaris benadrukt het te betreuren dat hij deze aanname niet direct heeft geverifieerd. Hij voert voorts aan dat hij tijdens het traject van de bespreking van de concepten van de akte en de onderhandelingen daarover de indruk heeft gekregen dat klager overleg voerde met andere (deskundige) adviseurs. Die indruk werd met name gevoed door de urenlange bespreking van de akte. De notaris voegt hieraan toe dat hij navraag heeft gedaan bij andere notarissen en dat deze in een voorkomend “internationaal” geval evenmin aanleiding zouden hebben gezien om partijen nader te adviseren.
Alles overziende is de notaris van mening dat hij in deze kwestie mocht handelen zoals hij heeft gedaan. Hij mocht daarbij afgaan op de informatie die klager zelf aan de notaris heeft verstrekt en op de indruk die klager aan de notaris heeft gegeven. Ter zitting heeft de notaris nog verklaard de gevolgen voor klager van de echtscheiding te betreuren.
ad b. De notaris stelt dat hij klager heeft gesuggereerd om in Nederland een echtscheidingsprocedure te starten. Hij voegt hieraan toe dat hij niet verder kan gaan dan een suggestie, aangezien hij in het kader van het opstellen van de akte ook [naam partner] heeft geadviseerd. Door deze positie was hij een onpartijdig adviseur, zodat hij geen van de partijen afzonderlijk een advies kon geven.
5. De beoordeling.
5.1 Ter beoordeling is de vraag of de notaris zich schuldig heeft gemaakt aan enig handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens de Wet op het notarisambt gegeven bepaling of een op deze wet berustende verordening, hetzij met de zorg die hij als notaris behoort te betrachten ten opzichte van klager, dan wel of hij zich schuldig maakt aan enig handelen of nalaten dat een notaris niet betaamt, een en ander als bedoeld in artikel 98 van de Wet op het notarisambt.
5.2 Klachtonderdeel a.
Het staat vast dat de notaris klager en [naam partner] nimmer heeft geadviseerd omtrent de vraag of de met de door de notaris voor klager en [naam partner] op te stellen huwelijkse voorwaarden beoogde rechtsgevolgen ook zouden intreden in geval van een echtscheiding die op verzoek van een van de echtelieden in Engeland zou worden gevraagd en aldaar zou worden uitgesproken.
Aan de notaris was bekend dat klager en [naam partner] voor hun huwelijk al in Engeland woonachtig waren, hun eerste huwelijks domicilie in Engeland zou zijn en zij daar, in ieder geval voorlopig, ook zouden blijven wonen, terwijl aan de notaris voorts duidelijk was gemaakt dat de aanzienlijke ongelijkheid in inkomen en vermogen en in dat verband de wens om het door klager voor het huwelijk opgebouwde vermogen buiten het huwelijksvermogen te houden, (een) reden was voor het aangaan van huwelijkse voorwaarden. Gelet op zijn bekendheid met deze gegevens had de notaris zich dienen af te vragen of de door hem opgestelde huwelijkse voorwaarden in genoemde omstandigheden tot dat door klager en [naam partner] beoogde rechtsgevolg zouden leiden. Met het in de huwelijkse voorwaarden opnemen van de bepaling dat ten aanzien van het tussen de echtelieden geldende huwelijksgoederenrecht het Nederlandse recht van toepassing zou zijn, mochten klager en [naam partner] erop vertrouwen dat zulks inderdaad het geval was, doch de notaris had tot taak zich ervan te vergewissen of dat inderdaad zo zou zijn. Gelet op het feit dat de inhoud van huwelijkse voorwaarden met name van belang wordt bij een ontbinding van het huwelijk door echtscheiding, had de notaris in dat verband behoren te onderzoeken wat wat dat betreft de consequenties zouden zijn bij een eventueel in Engeland tussen de echtelieden uit te spreken echtscheiding. Als de notaris daaromtrent zelf onvoldoende kennis (in huis) had, had hij zich daaromtrent of door een terzake deskundige moeten laten informeren of klager en [naam partner] behoren te adviseren dit door een dergelijke deskundige te laten onderzoeken.
De notaris heeft dit alles echter nagelaten en dit klachtonderdeel is dan ook gegrond.
De kamer acht het optreden van de notaris dusdanig laakbaar dat een maatregel dient te volgen. Dat de notaris de gevolgen van zijn handelen betreurt kan hieraan niet af doen.
5.3 Klachtonderdeel b.
Met de notaris is de kamer van oordeel dat hij zich partijdig zou hebben opgesteld als hij klager zou hebben geadviseerd om een echtscheiding in Nederland in gang te zetten, nu klager en [naam partner] in verband met het opstellen van de akte beiden cliënt bij hem waren geweest.
Dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.
5.4 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.
6. BESLISSING
De Kamer van Toezicht over de Notarissen en Kandidaat-Notarissen te Haarlem:
- verklaart klachtonderdeel a. gegrond,
- verklaart klachtonderdeel b. ongegrond,
- legt aan de notaris de maatregel van berisping op,
- bepaalt dat deze berisping zal worden uitgesproken op een nader te bepalen datum, nadat is vastgesteld dat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel meer open staat,
Deze beschikking is op 16 april 2009 gegeven door mr. A.J. van der Meer, voorzitter, mrs. C. Wisse, N. Vanderveen, C.J. Baas en C.M. Lambregtse, leden in tegenwoordigheid van de secretaris mr. Y.H. L’Hoir.