ECLI:NL:GHAMS:2010:BL3650

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 februari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
23-001354-09
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Invoer van cocaïne via de airbagmethode en de verwerping van het verweer van de verdachte

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 9 februari 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Haarlem. De verdachte was aangeklaagd voor het opzettelijk binnenbrengen van cocaïne in Nederland, met een gewicht van ongeveer 6.007,2 gram. De verdachte had geen ruimbagage ingecheckt, wat hij als verweer aanvoerde. Het hof verwierp dit verweer en oordeelde dat de verdachte wel degelijk verantwoordelijk was voor de koffer waarin de cocaïne was aangetroffen. De verdachte had op 13 november 2008 een bagagestuk ingecheckt voor een vlucht van Punta Cana naar Amsterdam, en de koffer met cocaïne was op Schiphol aangetroffen. Het hof baseerde zijn oordeel op de passagierslijst en de claimtag die aan de verdachte was afgegeven. Ondanks de verklaring van de verdachte over zijn reisdoelen en de verschillende vliegtickets, achtte het hof deze niet geloofwaardig. Het hof concludeerde dat de verdachte wetenschap had van de cocaïne in de koffer en dat hij opzettelijk handelde in strijd met de Opiumwet. De rechtbank Haarlem had de verdachte eerder veroordeeld tot 32 maanden gevangenisstraf, maar het hof verhoogde deze straf naar 40 maanden, rekening houdend met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan. Het hof verklaarde de inbeslaggenomen goederen verbeurd.

Uitspraak

parketnummer: 23-001354-09
datum uitspraak: 9 februari 2010
TEGENSPRAAK
VERKORT ARREST VAN HET GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Haarlem van 25 februari 2009 in de strafzaak onder parketnummer 15-801977-08 van het Openbaar Ministerie
tegen
[de verdachte],
geboren te [plaats] (land) op [geboortedatum],
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans verblijvende in [penitentiaire inrichting]
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 11 februari 2009 en op de terechtzitting in hoger beroep van 26 januari 2010.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 14 november 2008 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 6.007,2 gram, in elk geval een hoeveelheid, van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, althans bevattende een (ander) middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest het hof deze verbeterd. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezen verklaarde
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 14 november 2008 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht 6.007,2 gram van een materiaal bevattende cocaïne.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Nadere bewijsoverweging
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsvrouw van de verdachte betoogd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het aan hem tenlastegelegde. Zij heeft daartoe – zakelijk weergegeven – aangevoerd dat de verdachte geen ruimbagage heeft ingecheckt en dus ook niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor de koffer met daarin een rugtas bevattende pakketten cocaïne. Daarnaast heeft de verdachte consistent verklaard over zijn reisverhaal, zoals dat onder meer blijkt uit zijn verklaring tegenover de politie, zijn verklaring ter terechtzitting in eerste aanleg en zijn verklaring in hoger beroep, alsmede uit het bij hem in beslag genomen paspoort. Derhalve, aldus de raadsvrouw, kan niet wettig en overtuigend worden bewezen dat de verdachte opzettelijk cocaïne binnen Nederland heeft gebracht.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Blijkens de passagierlijst/instaplijst voor de vlucht [vluchtnummer] heeft de verdachte op 13 november 2008 te 15:55 uur met als ruimbagage één bagagestuk met een gewicht van 20 kilogram ingecheckt voor de vlucht van Punta Cana (Dominicaanse Republiek) naar Amsterdam, vertrektijd 18.00 uur (6:00 PM). Bij de controle op Schiphol op 14 november 2008 van de koffers van deze vlucht wordt een blauwe canvas rolkoffer, voorzien van een bagagelabel op naam van de verdachte, aangetroffen waarin zich, naar later blijkt, cocaïne bevindt. Het hof gaat in beginsel uit van de juistheid van de gegevens op de passagierslijst. Ter terechtzitting heeft de verdachte desgevraagd gezegd dat hij ongeveer anderhalf uur voor vertrek heeft ingecheckt. Het hof stelt vast dat dat tijdstip grofweg overeenkomt met het tijdstip op de passagierslijst zodat reeds om die reden niet aannemelijk is dat op een later tijdstip de incheckgegevens zijn gewijzigd. Het hof gaat er dan ook van uit dat aan de verdachte een bij de koffer behorende claimtag is afgegeven. De gegevens daarvan bieden de eigenaar van de koffer de mogelijkheid zijn bagage te claimen. Die gegevens kunnen ook worden afgegeven aan de organisatie die die gegevens doorgeeft aan handlangers in het land van aankomst zodat de koffer met cocaïne kan worden onderschept. Naar het hof uit ervaring heeft vastgesteld betreft het in de meeste gevallen transitbagage waarbij er in de bagagekelder van Schiphol de mogelijkheid bestaat deze te onderscheppen. Degene die de koffer heeft ingecheckt, zal zich van de claimtag ontdoen, omdat hij niet met de koffer wil worden in verband gebracht. Dat verband ligt er echter via de bagagelabel en de passagierslijst. Naar het oordeel van het hof heeft de verdachte derhalve wetenschap gehad van het feit dat in een op zijn naam staande koffer cocaïne in Nederland werd ingevoerd.
Het hof heeft vervolgens bezien of in hetgeen de verdachte naar voren heeft gebracht aanleiding moet worden gevonden om tot een andere conclusie te komen. Het hof heeft daartoe acht geslagen op het reisverhaal van de verdachte. Verdachte is in het bezit van een op diens naam gesteld e-ticket met nr. 1291931359651, afgegeven op 11 november 2008 en geldig gemaakt voor de hiervoor vermelde route van Punta Cana naar Amsterdam op 13 november 2008 met doorverbinding Amsterdam - Rome (vluchtnr. KL 3401) op 14 november 2008. Daarnaast is de verdachte in het bezit van een aankoopfactuur/reisschema op zijn naam voor de vlucht van Punta Cana via Amsterdam naar Warschau, op 6 november 2008. Ter verklaring van deze uiteenlopende tickets heeft de verdachte gesteld dat hij, woonachtig in Madrid, na een periode van tenminste vijf maanden vanuit de Dominicaanse Republiek onaangekondigd zijn ex-vrouw in Berlijn wilde opzoeken. Op zoek naar de goedkoopste verbinding had hij eerst de vlucht naar Warschau geboekt waarvandaan er een busverbinding is naar Berlijn. Bij nader inzien heeft hij deze vlucht afgezegd en de vlucht naar Rome geboekt. Zijn voornemen was om in Amsterdam uit te stappen en de reis naar Berlijn te vervolgen per trein. Het reisbureau had hem bezworen dat hij, hoewel hij een transitvlucht boekte, enkel hoefde te betalen voor het vluchtgedeelte naar Amsterdam. Verdachte heeft zich niet tevoren op de hoogte gesteld van de prijs van een treinkaartje Amsterdam-Berlijn en dat ook niet- wat meestal goedkoper is- tevoren geboekt. Het hof acht de verklaring van de verdachte voor de beide tickets en het doel van de reis niet geloofwaardig. De verdachte heeft ook geen verifieerbare gegevens verschaft over zijn werk- en woonsituatie in Madrid en/of Berlijn en daarmee verband houdend zijn financiële situatie en/of de financiering van zijn reis en verblijf in Zuid-Amerika.
Gelet op bovenstaande ziet het hof in hetgeen door de verdachte en de verdediging is aangevoerd geen reden zijn conclusie dat de verdachte wetenschap had van de cocaïne in de op zijn naam ingecheckte koffer, aan te passen.
Het verweer wordt derhalve verworpen. Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de na te melden hoeveelheid cocaïne binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht.
Het hof laat, nu de verdachte over het gewicht van de ingecheckte koffer geen informatie verschaft, onbesproken dat op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting het verschil tussen het gewicht van de in Punta Cana ingecheckte en de op Schiphol aangetroffen koffer niet verklaard kan worden.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straffen
De rechtbank Haarlem heeft de verdachte voor het ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 32 maanden met aftrek van voorarrest.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte en het Openbaar Ministerie hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden met aftrek van voorarrest. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de inbeslag genomen goederen verbeurd zullen worden verklaard.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de opzettelijke invoer in Nederland van ruim zes kilogram cocaïne. Gelet op de hoeveelheid is deze cocaïne kennelijk bestemd geweest voor de handel. Cocaïne is schadelijk voor de volksgezondheid en het gebruik ervan gaat niet zelden gepaard met ernstig agressief gedrag. Bovendien gaat de handel in verdovende middelen gepaard met allerlei andere vormen van criminaliteit. Het is daarom een ernstig feit waarop onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend is.
Voorts overweegt het hof dat, gelet op het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep, geen grond kan worden gevonden bij de strafoplegging uit te gaan van andere uitgangspunten voor de straftoemeting dan die met betrekking tot de ‘standaard’-categorie als bedoeld in de LOVS-oriëntatiepunten straftoemeting inzake drugskoeriers. Het hof zal daarom bij de strafoplegging de oriëntatiepunten binnen de ‘standaard’-categorie volgen.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 15 januari 2010 is verdachte in Nederland niet eerder strafrechtelijk veroordeeld.
Het hof acht, alles afwegende, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
De hierna als zodanig te melden inbeslaggenomen voorwerpen, die aan verdachte toebehoren, dienen te worden verbeurdverklaard en zijn daarvoor vatbaar aangezien het bewezenverklaarde met behulp van die voorwerpen is begaan of voorbereid.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 33 en 33a van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.
Beslissing
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hierboven in de rubriek bewezen verklaarde omschreven.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezen verklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en ook de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 40 (veertig) maanden.
Beveelt dat de tijd, die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in deze zaak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
Verklaart verbeurd de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- één koffer (kleur: blauw / merk: Samsonite) inclusief slot (merk: Globe);
- één rugzak (merk: AOFEITE) inclusief zwart cijferslot;
- één vliegticket Martinair op naam van de verdachte voor de route puh-ams-fco;
- één diverse RESERVERING op naam van de verdachte voor de route puj-ams-waw;
- één label Martinair 129MP659406 / route puj-ams-fco en
- één notitie en memo op servet: samuel 82977906000 8297790600.
Dit arrest is gewezen door de negende meervoudige strafkamer van het gerechtshof te Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M. Gonggrijp-van Mourik, mr. P.C. Kortenhorst en mr. H.A. Holthuis, in tegenwoordigheid van mr. W. van Vliet, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 9 februari 2010.