parketnummer: 23-000279-09
datum uitspraak: 26 januari 2010
TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsvrouw)
VERKORT ARREST VAN HET GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 9 januari 2009 in de strafzaak onder parketnummer 13-437483-08 van het openbaar ministerie
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] 1987,
[woonplaats].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 9 januari 2009 en op de terechtzitting in hoger beroep van 12 januari 2010.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouwe naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat: "hij op of omstreeks 05 november 2008 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk (een) betaalpas(sen) en/of (een) waardekaart(en) en/of enige andere voor het publiek beschikbare kaart(en) en/of voor het publiek beschikbare drager(s) van identiteitsgegevens, bestemd voor het verrichten en/of verkrijgen van betalingen en/of andere prestaties langs geautomatiseerde weg, valselijk op te maken of te vervalsen door valselijk de oorspronkelijke (magneetstrip)gegevens van (een) originele betaalpas(sen) en/of waardekaart(en) en/of enige andere voor het publiek beschikbare kaart(en) en/of voor het publiek beschikbare drager(s) van identiteitsgegevens te kopiëren/laden naar/op (een) betaalpas(sen) en/of waardekaart(en) en/of enige andere voor het publiek beschikbare kaart(en) en/of voor het publiek beschikbare drager(s) van identiteitsgegevens, welke zijn/is voorzien van een magneetstrip (tengevolge waarvan met die laatstgenoemde (valse of vervalste) betaalpas(sen) en/of waardekaart(en) en/of enige andere voor het publiek beschikbare kaart(en) en/of voor het publiek beschikbare drager(s) van identiteitsgegevens elektronische betalingen ten laste van de rechtmatige eigena(a)r(en) van die originele betaalpas(sen) en/of waardekaart(en) en/of enige andere voor het publiek beschikbare kaart(en) en/of voor het publiek beschikbare drager(s) van identiteitsgegevens mogelijk worden/ wordt, zulks met het oogmerk om zichzelf of een ander of anderen te bevoordelen
en/of zijn mededader(s) van/bij een geldautoma(a)t(en) van de [bank] aan de [adres] te Amsterdam een (vooraf op die geldautomaat geplaatste pasmond en een strip met daarin (vermoedelijk) een camera van die geldautomaat heeft afgetrokken en/of verbroken en/of gemanipuleerd en/of heeft verwijderd);
hij op of omstreeks 05 november 2008 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een strip, grijs van kleur (met daarin een gaatje) en een voorzetgleuf of pasmond (welke zijn bestemd voor het plaatsen op/aan een geldautomaat) althans enig voorwerp (bestemd voor het zogenaamde 'skimmen' en/of het valselijk kopiëren/opmaken van een of meer betaalpas(sen)) voorhanden heeft/hebben gehad en/of heeft/hebben overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist/wisten dat voornoemd(e) voorwerp(en) bestemd was/waren tot het plegen van een misdrijf zoals genoemd in artikel 232 lid 1 Wetboek van Strafrecht."
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest het hof deze verbeterd. Het hof heeft in het eerste gedeelte van de tenlastelegging, in de vijfde regel van onderen toegevoegd "of anderen"en in de vierde regel van onderen "en/of zijn mededader(s)", nu dit door een kennelijke verschrijving niet was vermeld. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
De raadsvrouw heeft ten aanzien van het eerste tenlastegelegde deel gesteld dat haar cliënt dient te worden vrijgesproken. Zij heeft daartoe, kort en zakelijk weergegeven aangevoerd dat er geen sprake is van een poging tot het valselijk opmaken van betaalpassen. Volgens de raadsvrouw is er pas sprake van een begin van uitvoering als de dader begonnen is met de in de delictsomschrijving neergelegde handeling van in casu het feitelijk opmaken of vervalsen van -kortweg- betaalpassen zelf. Daarvan is hier geen sprake.
Eveneens dient naar het oordeel van de raadsvrouw haar cliënt te worden vrijgesproken van het tweede tenlastegelegde deel, kort samengevat: het medeplegen van het voorhanden hebben van voorwerpen die zijn bedoeld om betaalpassen valselijk op te maken. Nu haar cliënt niet wist waarvoor de door hem van de betaalautomaat verwijderde apparatuur diende, kan het opzet op het voorhanden hebben van zogeheten skimapparatuur niet worden bewezen.
Tenslotte heeft de raadsvrouw aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld of de strip wel deugdelijk was nu niet is komen vast te staan of deze wel een camera heeft bevat.
Het hof oordeelt als volgt.
Skimmen is het op onrechtmatige wijze bemachtigen en kopiëren van pinpas- en creditcardgegevens waarbij de magneetstripgegevens worden gekopieerd en de pincode wordt bemachtigd op het moment dat een rechtmatige betaaltransactie bij een betaalautomaat wordt verricht. Daartoe wordt een tweede pasmond op de geldautomaat geplaatst waarmee de magneetstrip kan worden gekopieerd en wordt- als een van de mogelijkheden daartoe- het intoetsen van de pincode met een in een opplakstrip verborgen camera vastgelegd. De aldus verkregen gegevens worden vervolgens aangebracht op van een magneetstrip voorziene kaarten. Nadat daarbij de juiste pincode is achterhaald kan de aldus valselijk opgemaakte kaart worden gebruikt. Gelet hierop vormen de aan de verdachte en zijn medeverdachte(n) verweten gedragingen een begin van uitvoering van het door hen voorgenomen misdrijf - het valselijk opmaken van betaalpassen - omdat die gedragingen zijn gericht op en naar hun uiterlijke verschijningsvorm ook niet anders kunnen worden uitgelegd dan gericht op de voltooiing van dat misdrijf. Dit is niet anders indien de opplakstrip achteraf bezien geen of een ondeugdelijke camera zou hebben bevat, waardoor het voornemen om met die valselijk opgemaakte passen betalingen te verrichten of te verkrijgen zou zijn bemoeilijkt (zie ook LJN: AI1588, Hoge Raad, 07-10-2003). Het hof is daarom van oordeel dat, anders dan de raadsvrouw heeft betoogd, geen sprake is van een ondeugdelijke poging.
Ten aanzien van het met betrekking tot het opzet door de raadsvrouwe gevoerde verweer acht het hof voldoende aannemelijk geworden dat de verdachte opzet had op het voorhanden hebben van de skimapparatuur. Het is een feit van algemene bekendheid dat bij skimmen gegevens worden bemachtigd bij een pinapparaat zoals door het hof hierboven weergegeven. Hiervoor wordt ook uitdrukkelijk gewaarschuwd. Ook de verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij niet onbekend was met het verschijnsel skimmen. Nu de verdachte tevens verklaart van een hem onbekend persoon in een park instructie te hebben gekregen, terwijl hij voor zijn handelen ook zou worden betaald, is het hof van oordeel dat het opzet op het voorhanden hebben van skimapparatuur kan worden bewezen.
De verweren van de raadsvrouw worden elk voor zich en in onderling verband bezien verworpen en het hof komt tot een bewezenverklaring zoals hierna aangegeven.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 5 november 2008 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen opzettelijk betaalpassen, bestemd voor het verrichten en/of verkrijgen van betalingen langs geautomatiseerde weg, valselijk op te maken door valselijk de oorspronkelijke magneetstripgegevens van originele betaalpassen te kopiëren naar betaalpas(sen) en/of waardekaart(en) en/of enige andere voor het publiek beschikbare kaart(en) en/of voor het publiek beschikbare drager(s) van identiteitsgegevens, welke zijn/is voorzien van een magneetstrip, tengevolge waarvan met die laatstgenoemde (valse) betaalpas(sen) en/of waardekaart(en) en/of enige andere voor het publiek beschikbare kaart(en) en/of voor het publiek beschikbare drager(s) van identiteitsgegevens elektronische betalingen ten laste van de rechtmatige eigenaren van die originele betaalpassen mogelijk worden/ wordt, zulks met het oogmerk om zichzelf of een ander of anderen te bevoordelen,
en zijn mededader(s) van een geldautomaat van de [bank] aan de [adres] te Amsterdam een vooraf op die geldautomaat geplaatste pasmond en een strip met daarin (vermoedelijk) een camera van die geldautomaat hebben afgetrokken;
hij op 5 november 2008 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk een strip, grijs van kleur met daarin een gaatje en een voorzetgleuf of pasmond welke zijn bestemd voor het plaatsen op een geldautomaat (bestemd voor het zogenaamde 'skimmen' en/of het valselijk kopiëren van betaalpassen) voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat voornoemde voorwerpen bestemd waren tot het plegen van een misdrijf zoals genoemd in artikel 232 lid 1 Wetboek van Strafrecht.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
Poging tot opzettelijk een betaalpas, bestemd voor het verrichten of verkrijgen van betalingen langs geautomatiseerde weg, valselijk opmaken, met het oogmerk zichzelf of een ander of anderen te bevoordelen,
voorwerpen voorhanden hebben waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van enig in artikel 232, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht omschreven misdrijf.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden met aftrek van de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Skimmen is een ernstig en hoogst hinderlijk misdrijf dat in het algemeen in georganiseerd verband plaatsvindt. In de huidige maatschappij moet een ieder er op kunnen vertrouwen dat hij op een veilige manier gebruik kan maken van pinautomaten om geld op te nemen. Dit vertrouwen wordt ernstig beschaamd als blijkt dat bij zo'n eenvoudige handeling de gegevens van een creditcard en de pincode door derden onrechtmatig worden verkregen, waarna veelal op grove wijze de bijbehorende rekeningen worden geplunderd. Naast die financi?le schade gaat dit gepaard met veel hinder en overlast om die schade te herstellen en een nieuwe credit-/pincard te verkrijgen. Het hof merkt op dat uit dossier blijkt dat ook in dit geval uit voorzorg na de aanhouding van de verdachte tientallen betaalpassen van personen zijn geblokkeerd.
De ernst van deze feiten rechtvaardigt een vrijheidsbenemende straf van aanzienlijke duur.
In het feit dat de verdachte blijkens het hem betreffende Uittreksel uit het Documentatieregister van 6 januari 2010 niet eerder is veroordeeld, ziet het hof aanleiding dezelfde straf op te leggen als door de advocaat-generaal gevorderd en door de politierechter opgelegd.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 45, 47, 57, 232 en 234 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hierboven in de rubriek bewezenverklaarde omschreven.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en ook de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) maanden.
Beveelt dat de tijd, die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in deze zaak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
Gelast de teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- een muts (kleur grijs)
- een zaktelefoon (merk Nokia, kleur zwart)
- een zaktelefoon (merk Nokia, kleur zilver)
- een OV chipkaart van het GVB
- geld (2x 0,10 eurocent).
Gelast de bewaring van het inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerp ten behoeve van de rechthebbende, te weten:
- een creditcard t.n.v. [naam].
Dit arrest is gewezen door de negende meervoudige strafkamer van het gerechtshof te Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.C. Kortenhorst, mr. M. Gonggrijp-van Mourik en mr. C.N. Dalebout, in tegenwoordigheid van mr. R. van Leusden, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 26 januari 2010.