Uitspraak
mr. H.M. de Mol van Otterloo te Amsterdam,
mr. P. Habermehl te Amsterdam.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam diende, gaat het om een hoger beroep van LATER MANAGEMENT EN PENSIOEN B.V. tegen de curator in het faillissement van een andere vennootschap. De zaak betreft de aanneming van werk en de vraag naar de redelijke opslag voor algemene bouwplaatskosten, winst en risico van de CAR-verzekering. Het hof heeft eerder op 22 december 2009 een tussenarrest gewezen, waarin het de partijen heeft verwezen naar de rol van 9 februari 2010. In het vervolg van de procedure heeft de curator een akte ingediend over de algemene kosten, waarna LMP een akte heeft ingediend over de opslagkosten. Uiteindelijk hebben beide partijen arrest gevraagd op de stukken van het geding.
Het hof heeft in het tussenarrest geoordeeld dat LMP niet heeft aangetoond dat er een overeenkomst was met de andere partij over het niet in rekening brengen van opslagkosten. De curator heeft betoogd dat de door de andere partij in rekening gebrachte opslagkosten redelijk zijn, omdat er geen vaste afspraken zijn gemaakt over de percentages. De curator heeft verschillende percentages genoemd voor de opslagkosten, die volgens hem in lijn zijn met het gebruik in de branche. LMP daarentegen vindt de percentages te hoog en komt zelf uit op lagere percentages.
Het hof heeft besloten dat er behoefte is aan deskundigenbericht om te bepalen of de gehanteerde percentages gebruikelijk zijn in de branche. De zaak is verwezen naar de rol van 18 januari 2011 voor verdere behandeling. Het hof heeft iedere verdere beslissing aangehouden.