ECLI:NL:GHAMS:2010:3630

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 november 2010
Publicatiedatum
27 april 2013
Zaaknummer
106.007.200-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake redelijke opslagkosten bij aanneming van werk en deskundigenbericht

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam diende, gaat het om een hoger beroep van LATER MANAGEMENT EN PENSIOEN B.V. tegen de curator in het faillissement van een andere vennootschap. De zaak betreft de aanneming van werk en de vraag naar de redelijke opslag voor algemene bouwplaatskosten, winst en risico van de CAR-verzekering. Het hof heeft eerder op 22 december 2009 een tussenarrest gewezen, waarin het de partijen heeft verwezen naar de rol van 9 februari 2010. In het vervolg van de procedure heeft de curator een akte ingediend over de algemene kosten, waarna LMP een akte heeft ingediend over de opslagkosten. Uiteindelijk hebben beide partijen arrest gevraagd op de stukken van het geding.

Het hof heeft in het tussenarrest geoordeeld dat LMP niet heeft aangetoond dat er een overeenkomst was met de andere partij over het niet in rekening brengen van opslagkosten. De curator heeft betoogd dat de door de andere partij in rekening gebrachte opslagkosten redelijk zijn, omdat er geen vaste afspraken zijn gemaakt over de percentages. De curator heeft verschillende percentages genoemd voor de opslagkosten, die volgens hem in lijn zijn met het gebruik in de branche. LMP daarentegen vindt de percentages te hoog en komt zelf uit op lagere percentages.

Het hof heeft besloten dat er behoefte is aan deskundigenbericht om te bepalen of de gehanteerde percentages gebruikelijk zijn in de branche. De zaak is verwezen naar de rol van 18 januari 2011 voor verdere behandeling. Het hof heeft iedere verdere beslissing aangehouden.

Uitspraak

23 november 2010
GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
ARREST
in de zaak van:
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LATER MANAGEMENT EN PENSIOEN B.V.,
gevestigd te Bergen (NH), en
2. de vennootschap naar buitenlands recht OLCAS LTD.,
gevestigd te Road Town, Maagdeneilanden, tevens kantoorhoudende te Rotterdam,
APPELLANTEN,
advocaat:
mr. H.M. de Mol van Otterloo te Amsterdam,
t e g e n
[GEÏNTIMEERDE] in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van [Z], h.o.d.n. [A],
kantoorhoudende te Alkmaar,
GEÏNTIMEERDE,
advocaat:
mr. P. Habermehl te Amsterdam.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1.
Het hof heeft in deze zaak op 22 december 2009 een tussenarrest (hierna ook: het tussenarrest) gewezen waarnaar wordt verwezen voor de loop van het geding tot aan dat arrest en waarbij wordt volhard.
1.2.
Appellanten zullen hierna wederom LMP worden genoemd en geïntimeerde zal als de curator worden aangeduid.
1.3.
Het hof heeft in het tussenarrest de zaak verwezen naar de rol van 9 februari 2010 ter fine van het onder 2.12 en 2.13 overwogene.
1.4.
De curator heeft vervolgens een akte genomen houdende uitlating omtrent algemene kosten, waarna LMP een akte heeft genomen houdende uitlating omtrent opslagkosten.
1.5.
Ten slotte hebben partijen arrest gevraagd op de stukken van het geding.

2.De verdere beoordeling van het hoger beroep

2.1.
Het hof heeft in het tussenarrest geoordeeld dat LMP niet is geslaagd in het door haar te leveren bewijs van feiten en omstandigheden waaruit kan blijken dat LMP en [Z] zijn overeengekomen dat: 1. [Z] in het kader van de regieovereenkomst LMP geen opslagkosten in rekening mag brengen; 2. [Z] ter zake van zijn eigen werkzaamheden maximaal veertig uren per week tegen een tarief van € 30,- in rekening mag brengen.
2.2.
Het hof heeft vervolgens, verwijzende naar het tussenarrest van 2 december 2008, de zaak naar de rol verwezen teneinde partijen in de gelegenheid te stellen zich over de hoogte van het percentage van de ten processe bedoelde opslagkosten uit te laten.
2.3.
De volgende opslagkosten zijn door [Z] in rekening gebracht: algemene bouwplaatskosten: 2% van de hoofdaanneming en onderaanneming; algemene bedrijfskosten: 5% van de hoofdaanneming; algemene kosten over de onderaanneming: 2% van de onderaanneming; risico: 1% van de totale kostprijs; winst: 5% van de totale kostprijs en het risico; C.A.R.-verzekering: 0,5% van de totale kostprijs, het risico en de winst (zie de eindfactuur van 15 december 2005; productie 1 bij conclusie van antwoord/productie 63 bij akte uitlating algemene kosten). In totaal is door [Z] aan bouw- en bedrijfskosten een bedrag van € 58.718,06 (overeenkomende met 5,75%) en voor risico en winst een bedrag van € 70.933,33 (overeenkomende met 6,5%) in rekening gebracht, aldus de curator.
2.4.
Volgens de curator mogen door [Z] de redelijke opslagkosten in rekening worden gebracht, nu geen vaste afspraak omtrent de hoogte van de in rekening te brengen percentages opslagkosten is gemaakt. Er is geen vaste manier tot het berekenen van de opslagkosten, wel zijn er richtlijnen te destilleren uit een aantal onderzoeken c.q. opinies c.q. adviezen, aldus de curator. De curator is van mening dat daaruit blijkt dat de door [Z] in rekening gebrachte percentages in lijn zijn met het bestendig gebruik. Dat het door [Z] gehanteerde winst- en risicopercentage aan de bovenkant ligt hangt samen met het feit dat de opdrachten door Den [Z] ad hoc en per dag verschillend werden gegeven, betoogt de curator voorts. Nu [Z] wat betreft de overige opslagkosten aan de voorzichtige kant is geweest komen de opslagkosten inclusief winst en risico niet uit boven de 12%, hetgeen de curator binnen de norm en binnen hetgeen gebruikelijk is acht.
2.5.
LMP acht de door [Z] gehanteerde percentages te hoog. LMP komt wat betreft het winst- en risicopercentage uit op 3% en wat betreft algemene kosten eveneens op 3% (zijnde in totaal 6% van de nog vast te stellen aanneemsom).
2.6.
Het hof heeft, gelet op de uiteenlopende opvattingen van partijen, behoefte aan voorlichting door een door het hof te benoemen deskundige omtrent de vraag of de door [Z] gehanteerde percentages ter zake van de opslagkosten in de onderhavige branche gebruikelijk zijn en zo neen, welk percentage wel gebruikelijk is.
2.7.
Partijen zullen ieder in de gelegenheid worden gesteld om bij akte aan te geven of kan worden volstaan met de benoeming van één deskundige en om zich uit te laten omtrent de persoon (personen) van de door het hof te benoemen deskundige(n) alsmede omtrent de aan deze(n) te stellen vragen.

3.Beslissing

Het hof:
verwijst de zaak naar de rol van 18 januari 2011 ter fine van het in 2.7 overwogene;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.D.R.M. Boumans, M.W.E. Koopmann en M.J.J. de Bontridder, en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van het hof van 23 november 2010.