Uitspraak
mr. M.J.M. Postmate Utrecht,
mr. A. van Heeste Amsterdam.
1.Het geding in hoger beroep
2.Grieven
3.Feiten
4.Beoordeling
5.Slotsom
6.Beslissing
24 augustus 2010voor akte aan de zijde van [appellante] tot het hiervoor omschreven doel;
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om de aansprakelijkheid van de maatschap Accenture voor de schade die [appellante] heeft geleden als gevolg van RSI-klachten die zij stelt te hebben opgelopen tijdens haar werkzaamheden. [appellante] is in hoger beroep gekomen van eerdere vonnissen van de rechtbank Amsterdam, waarin haar vorderingen zijn afgewezen. De zaak betreft een arbeidsconflict dat zijn oorsprong vindt in een ziekmelding van [appellante] in 1998, waarna zij een WAO-uitkering ontving. Accenture heeft de uitkering aanvankelijk aangevuld, maar de arbeidsovereenkomst is in 2000 ontbonden. [appellante] stelt dat haar klachten het gevolg zijn van de werkzaamheden bij Accenture en dat de werkgever op grond van artikel 7:658 BW aansprakelijk is voor de schade die zij heeft geleden. Het hof heeft in deze tussenuitspraak geoordeeld dat [appellante] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar hoger beroep tegen een eerder vonnis van 4 oktober 2001, omdat zij reeds eerder hoger beroep had ingesteld. Het hof heeft voorts de noodzaak van deskundigenonderzoek vastgesteld om de aard van de klachten van [appellante] en het causaal verband met haar werkzaamheden bij Accenture vast te stellen. De zaak is verwezen naar de rol voor verdere uitlatingen van partijen.