In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam, gaat het om een hoger beroep in een civiele procedure tussen een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, aangeduid als [appellante], en Novus Consulting B.V. De zaak betreft de advisering door Novus aan [appellante] over de financiering van het nabestaandenpensioen, waarbij [appellante] in 1999 werd aangeraden om te kiezen voor een stelsel van gelijkblijvende risicopremies. Het hof heeft in een eerder tussenarrest van 13 oktober 2009 overwogen dat deskundige voorlichting noodzakelijk is om te beoordelen of dit advies de toets van een redelijk handelend en vakbekwaam adviseur kan doorstaan. Het hof heeft vragen geformuleerd die aan de deskundigen moeten worden voorgelegd, waaronder de vraag of het in 1999 voorzienbaar was dat de gekozen financieringswijze op termijn niet meer beschikbaar zou zijn.
Na het tussenarrest hebben beide partijen hun opmerkingen over de geformuleerde vragen kenbaar gemaakt en gezamenlijk deskundigen voorgesteld. Het hof heeft de deskundigen benoemd en hen belast met het onderzoek naar de advisering en de mogelijke schade die [appellante] heeft geleden in de periode van 1 juni 2004 tot 1 januari 2005. Het hof heeft ook de kosten van het deskundigenonderzoek vastgesteld en de procedure verder geregeld, waarbij het hof de deskundigen de vrijheid heeft gegeven om hun onderzoek zelfstandig uit te voeren.
De beslissing van het hof omvat ook de verplichting voor de deskundigen om hun bevindingen schriftelijk te rapporteren en de partijen in de gelegenheid te stellen opmerkingen te maken. De zaak is vervolgens verwezen naar de rol voor verdere behandeling na het deskundigenbericht. Het hof houdt iedere verdere beslissing aan, wat betekent dat de uiteindelijke uitkomst van de zaak afhankelijk is van de bevindingen van de deskundigen.