ECLI:NL:GHAMS:2009:BL4253

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
29 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.004.208/01 GDW
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen beslissing kamer voor gerechtsdeurwaarders inzake klacht over gerechtsdeurwaarder

In deze zaak heeft klager hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam van 26 februari 2008, waarbij zijn klacht tegen de gerechtsdeurwaarder ongegrond is verklaard. Klager ontving de beslissing op 28 februari 2008 en had op basis van artikel 45 van de Gerechtsdeurwaarderswet dertig dagen de tijd om in hoger beroep te komen. De beroepstermijn eindigde op 31 maart 2008. Klager heeft zijn beroepschrift gedateerd op 17 maart 2008, maar dit is pas op 4 april 2008 door het hof ontvangen, wat te laat is volgens de geldende termijnen. Hierdoor kan klager niet in zijn beroep worden ontvangen.

De zaak is behandeld op 2 december 2009, maar zowel klager als de gerechtsdeurwaarder zijn niet verschenen. Het hof heeft de stukken van het geding bestudeerd en vastgesteld dat klager niet tijdig in hoger beroep is gekomen. De beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders is derhalve bevestigd, en het hof verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep. De uitspraak van het hof is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op 29 december 2009.

De klacht van klager betrof het niet reageren van de gerechtsdeurwaarder op verzoeken om een betalingsregeling. Klager vond het misleidend dat er geen afwijzing of toezegging volgde na zijn verzoeken. De gerechtsdeurwaarder heeft echter aangevoerd dat klager geen verweer heeft gevoerd tegen de eerdere dagvaarding en dat hij na het vonnis meerdere keren in de gelegenheid is gesteld om te betalen. De kamer voor gerechtsdeurwaarders heeft de klacht ongegrond verklaard, en het hof heeft deze beslissing bevestigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
Beslissing van 29 december 2009 in de zaak met zaaknummer 200.004.208/01 GDW van:
[naam],
wonend te [plaats],
APPELLANT,
t e g e n
[naam],
gerechtsdeurwaarder te [plaats],
GEÏNTIMEERDE.
1. Het geding in hoger beroep
1.1 Door appellant, verder te noemen klager, is bij een op 4 april 2008 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam, verder te noemen de kamer, van 26 februari 2008, waarbij de klacht tegen geïntimeerde, verder te noemen de gerechtsdeurwaarder, ongegrond is verklaard.
1.2 Op 23 september 2008 is van de zijde van de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingekomen.
1.3 De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 2 december 2009, alwaar de gerechtsdeurwaarder met bericht van verhindering niet is verschenen. Klager is evenmin verschenen.
2. De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.
3. De ontvankelijkheid van het hoger beroep
3.1 Klager heeft de beslissing van de kamer van 26 februari 2008 ontvangen als bijlage bij een brief van de kamer van 28 februari 2008.
3.2 Nu klager ingevolge artikel 45 van de Gerechtsdeurwaarderswet binnen dertig dagen na dagtekening van de schriftelijke kennisgeving in hoger beroep kon komen van de beslissing van de kamer eindigde de beroepstermijn, met inachtneming van artikel 1 van de Algemene termijnenwet, op maandag 31 maart 2008.
3.3 Het beroepschrift van klager is gedateerd 17 maart 2008, maar blijkens de poststempel op de enveloppe en de ontvangststempel ingekomen bij het hof op vrijdag 4 april 2008. Gelet op het voorgaande is dit te laat. Dit leidt er toe dat klager niet in zijn beroep kan worden ontvangen.
4. De beslissing
Het hof:
- verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep tegen de beslissing van de kamer van 26 februari 2008.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.D.R.M. Boumans, L.J. Saarloos en C.P. Boodt en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 december 2009 door de rolraadsheer.
Kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam
1,4
Beschikking van 26 februari 2008 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met het nummer 423.2007 van:
[ ],
wonende te [ ],
klager,
tegen:
[ ],
gerechtsdeurwaarder te [ ],
beklaagde.
Verloop van de procedure
Bij brief van 24 juli 2007 heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna de gerechtsdeurwaarder.
Bij aangehechte brief van 5 september 2007 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend.
De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 15 januari 2008. Partijen zijn niet verschenen. De gerechtsdeurwaarder heeft bij brief van 11 december 2007 laten weten niet te zullen verschijnen. Deze brief is doorgestuurd aan klager. Deze heeft bij brief van 6 januari 2008 verzocht een nieuwe mondelinge behandeling te bepalen, omdat er op deze manier geen hoor en wederhoor kan plaatsvinden.
De voorzitter heeft daarop bepaald dat er geen reden is tot aanhouding van de zaak, omdat niet is gebleken dat klager niet in staat was te verschijnen.
Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 26 februari 2008.
1. De feiten
Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:
Klager is door de kantonrechter veroordeeld tot betaling van een geldsom.
Bij brief van 30 oktober 2006 heeft de gerechtsdeurwaarder klager onder toezending van het vonnis verzocht binnen vijf dagen na 30 oktober 2006 tot betaling van het verschuldigde over te gaan.
Bij brief van 4 november 2006 heeft klager de gerechtsdeurwaarder medegedeeld in beroep te gaan tegen het vonnis en heeft hij uitstel van betaling verzocht.
Het vonnis van de kantonrechter is op 13 november 2007 aan klager betekend.
Bij brieven van 21 en 28 november 2006 heeft klager de gerechtsdeurwaarder medegedeeld dat hij op 4 november een betalingsuitstel heeft aangevraagd waarop nog geen antwoord mocht worden ontvangen.
Bij brief van 28 november 2006 heeft de gerechtsdeurwaarder klager medegedeeld dat zijn brief van 4 november 2006 was doorgezonden naar de opdrachtgever, dat geen verder uitstel werd toegestaan en dat direct zou worden overgegaan tot verdere executie daar tot op heden geen betalingen waren gedaan.
Op 30 november 2007 heeft klager een bedrag ad. € 444,49 op de rekening van de gerechtsdeurwaarder overgemaakt.
Vervolgens is klager door de gerechtsdeurwaarder aangeschreven tot betaling van de betekeningskosten en is verder ten laste van klager geëxecuteerd.
2. De klacht
Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder niet te reageren op zijn verzoeken om een betalingsregeling. Klager acht het merkwaardig dat er conform de betalingsvoorwaarden een regeling kan worden getroffen maar dat na drie verzoeken daartoe geen afwijzing of toezegging volgt. Klager vindt dat misleidend is. Na de betaling van het toegewezen bedrag is er een bedrag ad € 44,00 bijgekomen. Naar aanleiding van die verhoging is weer bevel en betekening gedaan en is er een bedrag aan € 259,40 aan executiekosten bijgekomen.
3 Het verweer van de gerechtsdeurwaarders
De gerechtsdeurwaarder heeft aangevoerd dat klager is gedagvaard en geen verweer heeft gevoerd waarna hij is veroordeeld. Na ontvangst van het vonnis is dat aan klager toegezonden met het verzoek te betalen zonder daarbij de mogelijkheid te beiden een betalingsregeling te treffen. Vervolgens heeft klager medegedeeld niet te willen betalen en uitstel van betaling te wensen. Van een betalingsvoorstel is geen sprake. Vervolgens is het vonnis betekend en is klager diverse malen in de gelegenheid gesteld te betalen en gewezen op bijkomende kosten bij verdere betalingsweigering.
4. De beoordeling van de klacht
4.1 Ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn (kandidaat-) gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.
4.2 Dat is hier niet het geval. In de brief van 4 november 2006 wordt door klager geen regeling verzocht maar uitstel van betaling. Ingevolge het bepaalde in artikel 6:29 BW is een schuldenaar zonder toestemming van de schuldeiser niet bevoegd het verschuldigde in gedeelten te voldoen. Dit heeft tot gevolg dat de schuldeiser gedeeltelijke nakoming kan weigeren. Ingeval klager een betalingsregeling wenst dient hij een concreet voorstel dienaangaande te doen.
Een dergelijk voorstel dient de gerechtsdeurwaarder aan zijn opdrachtgever voor te leggen. In elk geval kon klager uit de brief van 28 november 2006 afleiden dat geen uitstel van betaling werd verleend en dat er verder zou worden geëxecuteerd. Enig tuchtrechtelijk laakbaar handelen is dan ook niet gebleken.
4.3 Op grond van het voorafgaande wordt beslist als volgt.
BESLISSING:
De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:
- verklaart de klacht ongegrond.
Aldus gegeven door mr. S.G. Ellerbroek, voorzitter en mrs. R.G. Kemmers en A.C.J.J.M. Seuren (plaatsvervangend) leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 februari 2008 in tegenwoordigheid van de secretaris.