ECLI:NL:GHAMS:2009:BL1971

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.046.237-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schuldsanering en omzetting faillissement met gelijktijdig uitspreken van schuldsaneringsregeling

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam op 20 november 2009, gaat het om een hoger beroep van appellant X tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 13 oktober 2009. De rechtbank had het verzoek van X tot opheffing van zijn faillissement, dat op 26 mei 2009 was uitgesproken, afgewezen. X had verzocht om gelijktijdig de schuldsaneringsregeling toe te passen. Het hof behandelt de vraag of de rechtbank het verzoek van X kon ontvangen, gezien de termijn genoemd in artikel 3 lid 1 van de Faillissementswet (Fw). Deze bepaling stelt dat een gefailleerde binnen veertien dagen na kennisgeving van het faillissement een verzoek tot schuldsanering kan indienen. X had dit verzoek echter niet binnen de gestelde termijn ingediend, wat in beginsel leidt tot niet-ontvankelijkheid.

Tijdens de zitting op 10 november 2009 bevestigde X dat hij de kennisgeving had ontvangen, maar hij had geen gebruik willen maken van de mogelijkheid tot aanvraag van de schuldsaneringsregeling omdat hij het belang daarvan niet inzag. Het hof oordeelt dat deze verkeerde inschatting en de daaropvolgende strategie van X voor zijn eigen rekening en risico komen. Het hof concludeert dat er geen grond is voor de uitzondering op de termijn zoals bedoeld in artikel 15b lid Fw, en dat de rechtbank X terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard in zijn verzoek.

Het hof vernietigt het vonnis van de rechtbank en bevestigt de niet-ontvankelijkheid van X in zijn verzoek tot opheffing van het faillissement en de toepassing van de schuldsaneringsregeling. Dit arrest is uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier en kan binnen acht dagen na de uitspraak in cassatie worden aangevochten.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
ARREST van 20 november 2009 in de zaak met zaaknummer 200.046.237/01 van:
X,
APPELLANT,
advocaat: mr. J.C. Duvekot te Amsterdam.
1. Het geding in hoger beroep
1.1 Appellant – hierna X – is bij per fax op 21 oktober 2009 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift in hoger beroep gekomen van het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 13 oktober 2009 met faillissementsnummer 09/407 F, waarbij het verzoek van X tot opheffing van het op 26 mei 2009 uitgesproken faillissement onder het gelijktijdig uitspreken van de toepassing van de schuldsaneringsregeling is afgewezen.
1.2 Per fax van 9 november 2009 heeft de advocaat van X nadere producties aan het hof doen toekomen.
Eveneens op 9 november 2009 heeft de curator, mr. M. van Bommel, advocaat te Amsterdam, een verslag aan het hof toegezonden.
1.3 Het hoger beroep is behandeld ter terechtzitting van 10 november 2009. Bij die behandeling is X verschenen, bijgestaan door zijn advocaat. Voorts is de curator verschenen.
2. De gronden van de beslissing
2.1 Op grond van de inhoud van de schriftelijke stukken en hetgeen ter terechtzitting naar voren is gekomen, wordt het volgende overwogen.
2.2 Het faillissement van X is, op verzoek van een schuldeiser, op 26 mei 2009 door de rechtbank Amsterdam uitgesproken. Het onderhavige verzoek tot opheffing van het faillissement onder gelijktijdig uitspreken van de toepassing van de schuldsaneringsregeling is op 20 augustus 2009 bij de rechtbank ingediend.
2.3 De eerste vraag die beantwoord moet worden, is of de rechtbank X in zijn verzoek tot opheffing van het op 26 mei 2009 uitgesproken faillissement onder het gelijktijdig uitspreken van de toepassing van de schuldsaneringsregeling heeft kunnen ontvangen, nu X dit verzoek niet heeft gedaan binnen de in artikel 3 lid 1 (Fw) genoemde termijn.
2.4 Artikel 3 lid 1 Fw bepaalt – kort gezegd - dat indien een faillissement van een natuurlijk persoon door een schuldeiser wordt verzocht, de griffier deze persoon terstond bij brief kennis geeft dat hij binnen veertien dagen na de dag van de verzending van die brief een verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling kan indienen. Een verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling na de termijn genoemd in artikel 3 lid 1 Fw leidt in beginsel tot niet-ontvankelijkheid van het verzoek. Een uitzondering op deze regel is opgenomen in artikel 15b, eerste lid Fw. Indien redelijkerwijs niet geoordeeld kan worden dat de gefailleerde wegens hem toe te rekenen omstandigheden nagelaten heeft binnen de termijn genoemd in artikel 3 lid 1 Fw een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling in te dienen, kan de gefailleerde toch in zijn verzoek worden ontvangen.
2.5 Van een grond voor het maken van de uitzondering als hiervoor bedoeld is, gelet op het navolgende, in het onderhavige geval niet gebleken. X heeft ter terechtzitting in hoger beroep bevestigd de brief genoemd in artikel 3, eerste lid Fw te hebben ontvangen, tegelijkertijd met een kopie van het verzoekschrift tot zijn faillietverklaring. Hij heeft gesteld toen geen gebruik te willen hebben maken van een mogelijkheid tot aanvraag van de schuldsaneringsregeling omdat hij het belang er niet van inzag en dacht dat hij het faillissement kon afwenden.
Het hof is van oordeel dat deze verkeerde inschatting van X en de daarop door hem gevolgde strategie voor zijn rekening en risico dient te komen, te meer nu gebleken is dat hij, nadat zijn faillissement was aangevraagd, juridische bijstand heeft ingeschakeld.
Het vorengaande leidt er toe dat de rechtbank X in zijn verzoek tot opheffing van zijn faillissement onder het gelijktijdig uitspreken van de toepassing van de schuldsaneringsregeling niet ontvankelijk had moeten verklaren.
2.6 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.
3. De beslissing
Het hof:
- vernietigt het vonnis waarvan beroep;
- verklaart X alsnog niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot opheffing van het op 26 mei 2009 uitgesproken faillissement onder het gelijktijdig uitspreken van de toepassing van de schuldsaneringsregeling.
Dit arrest is gewezen door mrs. A. Bockwinkel, R.H. de Bock en P.J. Duinkerken en uitgesproken ter openbare terechtzitting van het hof van 20 november 2009 in tegenwoordigheid van de griffier.
Van dit arrest kan gedurende acht dagen na die van de uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld door middel van een verzoekschrift in te dienen ter griffie van de Hoge Raad.