ECLI:NL:GHAMS:2009:BK7654

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
15 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
23-002544-07
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep op noodtoestand in strafzaak met betrekking tot vuurwapenbezit

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 15 december 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak grondig onderzocht, waarbij het de verklaringen van de verdachte en getuigen heeft gewogen. De verdachte stelde zich op het standpunt dat hij zich in een noodtoestand bevond, wat hem zou ontslaan van strafbaarheid. Hij verklaarde dat hij een pistool had opgepakt tijdens een chaotische situatie in een koffiehuis, waar hij was geraakt door een schot. Het hof oordeelde dat de verdachte in een actuele noodsituatie verkeerde en dat zijn handelen voortvloeide uit deze nood. Het hof vond geen reden om de verklaring van de verdachte in twijfel te trekken, ondanks tegenstrijdige verklaringen van andere getuigen. Het hof concludeerde dat de verdachte niet strafbaar was voor het oppakken van het pistool, omdat hij in een benarde situatie verkeerde. Het vonnis van de rechtbank werd vernietigd, en de verdachte werd ontslagen van alle rechtsvervolging. Tevens werd besloten dat de inbeslaggenomen voorwerpen, waaronder het pistool en de munitie, aan het verkeer moesten worden onttrokken. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 36b en 36c van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

arrestnummer:
parketnummer: 23-002544-07
datum uitspraak: 15 december 2009
TEGENSPRAAK
VERKORT ARREST VAN HET GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 10 april 2007 in de strafzaak onder parketnummer 13-447333-06 van het openbaar ministerie
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats en –datum],
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 27 maart 2007 en op de terechtzittingen in hoger beroep van 15 januari 2009 en 1 december 2009.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding. Van die dagvaarding is een kopie in dit arrest gevoegd. De daarin vermelde tenlastelegging wordt hier overgenomen.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest het hof deze verbeterd. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof zich niet verenigt met de opgelegde straf.
Bewezenverklaarde
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 19 april 2006 te Amsterdam een vuurwapen van categorie III, te weten een pistool (merk CZ,model 75 9mm para) en munitie van categorie III, te weten 8 patronen (merken: CBC, Geco en G.F.L., 9mm Luger), voorhanden heeft gehad.
Hetgeen hem meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
De verdachte heeft zich beroepen op noodtoestand in de zin van psychische overmacht, stellend dat hij in de omstandigheden van dit geval, als door hem geschetst en hierna weer te geven geen weerstand kon bieden aan de aandrang om een geladen pistool voorhanden te hebben.
Voor een geslaagd beroep op noodtoestand is vereist dat er sprake is van een gedraging die voortvloeit uit een actuele concrete nood.
De verdachte zelf heeft verklaard dat er, nadat er op hem en anderen was geschoten en hij daarbij gewond was geraakt, een chaotische situatie in het koffiehuis ontstond. De verdachte probeerde naar buiten te vluchten, hetgeen hem ook is gelukt. Onderweg naar buiten zou hij het pistool op de grond hebben gevonden. Hij heeft dat pistool opgepakt en is daarmee naar buiten gelopen, met de gedachte zichzelf aldus in veiligheid te brengen.
Het hof is van oordeel dat bij een dergelijke gang van zaken het oppakken van het pistool en het daarmee naar buiten lopen is aan te merken als een gedraging die voortvloeit uit een actuele concrete nood. Het hof acht aannemelijk dat iemand op wie zojuist al dan niet gericht is geschoten in de beslotenheid van een koffiehuis waar verschillende bezoekers aanwezig zijn, en die daarbij ook daadwerkelijk is geraakt, zal trachten weg en naar buiten te komen, ook al is het zo dat hij weet dat de schutter(s) dit koffiehuis al heeft/hebben verlaten en hij zich dus in feite naar de schutter(s) toe begeeft. Evenzo acht het hof het aannemelijk dat iemand in een dergelijke situatie, indien hij bij het in paniek naar buiten vluchten een wapen vindt, dit zal oppakken en bij zich houden, omdat hij bang is voor een hernieuwde aanval. Het hof is van oordeel dat in een dergelijke situatie de verdachte geen verwijt kan worden gemaakt van het normaal gesproken strafbare oppakken en bij zich steken van een geladen pistool.
Het hof overweegt voorts dat de gang van zaken,zoals die door de verdachte is beschreven, in zoverre door de overige inhoud van het dossier wordt ondersteund, dat andere aanwezigen (de getuige [getuige 1] in zijn verklaring bij de politie van 19 april 2006 te 18.58 en de getuige [getuige 2] in zijn verklaring bij de politie van 20 april 2006 te 19.23 uur) verklaren dat na het vallen van de schoten iedereen het koffiehuis verliet respectievelijk daaruit wegrende. Voorts is aannemelijk dat de verdachte voor zijn leven vreesde en daardoor hevig emotioneel bewogen was, aangezien hij veel bloed verloor door de wond aan zijn been en op enig moment als gevolg daarvan ook is flauwgevallen.
Het hof ziet geen aanleiding in de overige inhoud van het dossier om de verklaring van de verdachte in twijfel te trekken. Juist is dat het dossier twee verklaringen bevat waarin wordt gesteld dat de verdachte op een andere wijze aan het pistool is gekomen, dan wel dat reeds bij zich had toen de latere schutter in het koffiehuis verscheen. Deze laatste verklaring is afkomstig van de schutter zelf (doorgenummerde pagina’s 149 en 154 van het dossier), die daarbij een rechtstreeks belang heeft, om welke reden het hof geen aanleiding ziet meer geloof aan deze verder door niets ondersteunde verklaring te hechten dan aan de verklaring van de verdachte. Daarnaast is er de verklaring van de getuige [getuige3] (doorgenummerde pagina 184 van het dossier) die stelt dat de verdachte het wapen aangereikt heeft gekregen nadat hij was geraakt. Ook deze verklaring wordt door niets in de overige inhoud van het dossier ondersteund, terwijl er voorts vraagtekens gesteld kunnen worden bij de geloofwaardigheid van deze getuige. De schutter zelf verklaart immers dat hij zijn wapen van [getuige 3] heeft gekregen (doorgenummerde pagina 154 en verder van het dossier) hetgeen door deze laatste weer wordt ontkend (doorgenummerde pagina 185 van het dossier).
Het hof acht ten slotte, anders dan de rechtbank, niet aannemelijk geworden dat de verdachte heeft getracht achter de dader(s) aan te gaan, noch om de enkele reden dat hij uit het koffiehuis naar buiten is gelopen met het pistool in zijn hand, zoals de rechtbank heeft overwogen, noch op enige andere grond.
Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat het hof geen aanleiding heeft gevonden om geen geloof te hechten aan de verklaring van de verdachte. Verdachte is derhalve niet strafbaar voor het door hem begane strafbare feit nu dit onder dusdanig benarde omstandigheden is begaan dat van hem niet in redelijkheid kon worden gevergd dat hij dit handelen na zou laten. De verdachte dient daarom ontslagen te worden van alle rechtsvervolging.
Oplegging van een maatregel
De hierna als zodanig te melden inbeslaggenomen voorwerpen, dienen te worden onttrokken aan het verkeer en zijn daarvoor vatbaar aangezien het bewezenverklaarde met betrekking tot deze voorwerpen is begaan, terwijl zij van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit ervan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 36b, 36c van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.
Beslissing
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het hem tenlastegelegde heeft begaan zoals hierboven in de rubriek bewezenverklaarde omschreven.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte hem meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezenverklaarde geen strafbare feiten oplevert en ontslaat de verdachte ter zake van alle rechtsvervolging.
Onttrekt aan het verkeer de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- een pistool, CZ 75 (2803121),
- 5 patronen, merk Geco, 2 patronen, merk CBC, en 1 patroon, merk GFL (2803136),
- 1 patroon (2803144),
Gelast de teruggave aan verdachte van het inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven geldbedrag, te weten: EUR 20,00 (2831422).
Dit arrest is gewezen door de derde meervoudige strafkamer van het gerechtshof te Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.L. Bruinsma, mr. E. Mijnsberge, en F.M.D. Aardema in tegenwoordigheid van A.M.M. van Gorp, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 15 december 2009.