arrestnummer:
parketnummer: 23-003385-09
datum uitspraak: 1 december 2009
VERKORT ARREST VAN HET GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 26 juni 2009 in de strafzaak onder parketnummer 13-851848-09 van het openbaar ministerie
tegen
[verdachte],
[geboorteplaats + geboortedatum] ,
[straatnaam + woonplaats].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 26 juni 2009 en op de terechtzitting in hoger beroep van 17 november 2009.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal.
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding. Van die dagvaarding is een kopie in dit arrest gevoegd. De daarin vermelde tenlastelegging wordt hier overgenomen.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest het hof deze verbeterd. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof komt tot een andere strafoplegging en motivering daarvan.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 14 maart 2009 te Amsterdam opzettelijk beledigend ambtenaren, te weten [politiebeambte 1] en [politiebeambte 2], gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, als hoofdagenten van politie en met insluitingsfouillering belast [beveiliger 1] en [beveiliger 2], zijnde beveiligers op het Centraal Station, in dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "motherfucker" en "fuck you" en "fascisten" en voornoemde [politiebeambte 1] en voornoemde [beveiliger 2] door feitelijkheden opzettelijk heeft beledigd, immers heeft hij opzettelijk tegen een arm van die [politiebeambte 1] gespuugd en heeft hij opzettelijk voor die [beveiliger 2] op de grond gespuugd en opzettelijk tegen zijn jas gespuugd.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd.
eenvoudige belediging, meermalen gepleegd
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straf en maatregel
De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het hem tenlastegelegde veroordeeld tot een geldboete van € 220,-, subsidiair 4 dagen hechtenis. Voorts heeft de politierechter de vordering van de benadeelde partij [politiebeambte 1] gedeeltelijk toegewezen ten bedrage van € 100,-, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De benadeelde partij is in het overige deel van de vordering is niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen voormeld vonnis is door het openbaar ministerie hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft een op schrift gesteld requisitoir voorgedragen, zoals gehecht aan dit proces-verbaal en gevorderd dat de verdachte voor het hem tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete van € 340,-, subsidiair 6 dagen hechtenis. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij ten bedrage van € 100,-, zoals in eerste aanleg is toegewezen, zal worden toegewezen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf en maatregel bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het beledigen van de politiebeambten [politiebeambte 1] en [politiebeambte 2], werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, en de beveiligingsbeambten [beveiliger 1] en [beveiliger 2], door deze functionarissen termen toe te voegen als “Motherfucker”en “Facisten”. Daarbij heeft hij ook nog [beveiliger 1] en [beveiliger 2] bespuugd, hetgeen eveneens zeer beledigend is.
Door op deze wijze voornoemde functionarissen te beledigen heeft hij hen niet alleen gekwetst, maar ook blijk gegeven van minachting voor hun functie, waardoor tevens het openbaar gezag werd aangetast.
Functionarissen als voornoemd, werkzaam in het publieke domein ten dienste van de burger, hoeven zich een dergelijke belediging niet te laten welgevallen en verdienen naar het oordeel van het hof extra bescherming tegen agressieve of gewelddadige bejegening.
Het openbaar ministerie heeft in deze zaak en zaken zoals deze zich op het standpunt gesteld dat verdubbeling van de strafeis in de rede ligt, gezien het belang van de maatschappij dat functionarissen als [politiebeambte 1], [politiebeambte 2], [beveiliger 1] en [beveiliger 2] in alle vrijheid hun werk moeten kunnen doen.
Het hof onderschrijft dit standpunt van het openbaar ministerie in zoverre, dat een aanzienlijke verhoging van de straf in de rede ligt, waarbij naast de ernst van de feiten de omstandigheden van het geval en de persoon van verdachte uiteindelijk de op te leggen straf bepalen.
Het hof heeft bij de bepaling van na te melden straf mede in aanmerking genomen dat verdachte
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 27 oktober 2009 reeds eerder ter zake van soortgelijke misdrijven is veroordeeld en acht geslagen op het bepaalde in art 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 23, 24c, 36f, 57, 63, 266 en 267 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.
Vordering van de benadeelde partij [politiebeambte 1]
De benadeelde partij als bedoeld in artikel 51a van het Wetboek van Strafvordering heeft zich overeenkomstig artikel 51b van dat Wetboek in het onderhavige strafproces gevoegd met een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade als gevolg van het aan verdachte tenlastegelegde.
Een gedeelte van de vordering is in eerste aanleg toegewezen. De benadeelde partij is voor het overige niet ontvankelijk verklaard in haar vordering.
Het hof is van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij van zo eenvoudige aard is, dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak. Vast is komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde strafbare feit rechtstreeks schade heeft geleden.
De vordering van de benadeelde partij zal dan ook tot na te melden bedrag worden toegewezen.
Het hof acht voorts termen aanwezig om, als extra waarborg voor betaling van (het toegewezen gedeelte van) de vordering van de benadeelde partij, de verdachte die naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht, de verplichting op te leggen tot betaling van na te melden bedrag aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hierboven in de rubriek bewezenverklaarde omschreven.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en ook de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een geldboete van € 340,- (driehonderdveertig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 6 (zes) dagen.
Ten aanzien van de benadeelde partij [politiebeambte 1]:
Wijst toe de vordering van de benadeelde partij en veroordeelt de verdachte om tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [politiebeambte 1], wonende te [woonplaats], rekeningnummer [rekeningnummer], een bedrag van € 100,- (honderd euro), te vermeerderen met de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Legt de verdachte voorts op de verplichting tot betaling aan de Staat van een som geld, groot € 100,- (honderd euro), zulks ten behoeve van [politiebeambte 1].
Beveelt voor het geval dat noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 2 (twee) dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor vermelde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat indien (en voorzover) verdachte heeft voldaan aan één van evenvermelde betalingsverplichtingen, de andere daarmee (in zoverre) komt te vervallen.
Dit arrest is gewezen door de eerste meervoudige strafkamer van het gerechtshof te Amsterdam, waarin zitting hadden mr. W.M.C. Tilleman, mr. J.P. Splint en mr. F.A. Hartsuiker, in tegenwoordigheid van mr. S.A.M. Borg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 1 december 2009.
Mr. W.M.C. Tilleman is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.