GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
Beslissing van 29 september 2009 in de zaak onder zaaknummer 200.017.170/01 NOT van:
[Appellante],
wonende te [plaats],
APPELLANTE,
MR. [notaris],
notaris te [plaats],
GEÏNTIMEERDE.
1. Het geding in hoger beroep
1.1 Partijen worden hierna klaagster respectievelijk de notaris genoemd.
1.2 Op 26 mei 2009 heeft het hof in deze zaak een beslissing gegeven, waarnaar hier wordt verwezen voor het verloop van het geding tot die dag. Het hof heeft in die beslissing het onderzoek ter zitting heropend en vervolgens geschorst, de verschijning van de notaris bevolen en de oproeping van de notaris en klaagster tegen de zitting van 25 juni 2006 verzocht.
1.3 De behandeling van het hoger beroep is voortgezet ter openbare terechtzitting van donderdag 25 juni 2009 alwaar verschenen zijn: klaagster, vergezeld van [echtgenoot], haar echtgenoot en de notaris.
2. De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de stukken in hoger beroep.
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat het hof ook van die feiten uitgaat.
4. Het standpunt van klaagster
4.1 Klaagster verwijt de notaris dat:
a. hij, ondanks het feit dat hij ervan op de hoogte was dat klaagsters moeder, hierna de moeder, Alzheimerpatiënt is, aan heeft meegewerkt dat de moeder de taak van executeur op zich heeft genomen, terwijl zij deze taak door haar ziekte niet kan uitvoeren;
b. hij tekortgeschoten is in zijn zorgplicht ten opzichte van de moeder, door de bij deze inwonende en dominant optredende zoon (de broer van klaagster) aan wie de moeder geen tegenwicht kan bieden, in feite tot executeur te benoemen;
c. hij tekortgeschoten is in zijn zorgplicht ten opzichte van klaagsters demente en niet weerbare moeder, door een akte van volmacht te passeren waardoor de beslissingen over haar geld, goederen en het gebruik van haar woning, zonder controle door derden en voor onbepaalde tijd, in handen worden gelegd van de onder b. genoemde zoon;
d. hij tekortgeschoten is in zijn zorgplicht ten opzichte van klaagster door de onder c. genoemde akte van volmacht te passeren zonder klaagster daarvan op de hoogte te stellen;
e. hij onwaarheden heeft verkondigd door mee te delen dat de moeder ook zonder verklaring van executele bevoegd was te beschikken over haar banktegoeden en door te beweren dat de verklaring slechts bedoeld was voor een belastingteruggave;
f. hij niet inhoudelijk is ingegaan op de brief van klaagster van 10 mei 2007, waarin klaagster heeft aangegeven dat zij wordt benadeeld als de door haar verschuldigde successierechten niet ten laste komen van de totale nalatenschap, zoals in het testament van haar vader wordt vermeld;
g. hij onjuist heeft gehandeld door niet te controleren dat de conceptstukken van de akte van schenking, die op 21 december 2007 door de notaris zijn verzonden, tijdig door klaagster zijn ontvangen;
h. hij de belangen van klaagster heeft genegeerd en slechts die van haar broer heeft behartigd.
4.2 In hoger beroep heeft klaagster hier nog aan toegevoegd dat de notaris ten onrechte het “Stappenplan Beoordeling Wilsbekwaamheid ten behoeve van notariële dienstverlening” (hierna: het Stappenplan) niet heeft toegepast bij het passeren van de aktes.
5. Het standpunt van de notaris
Voor de weergave van het standpunt van de notaris verwijst het hof naar de beslissing van de kamer. De desbetreffende verweren komen zo nodig hierna bij de beoordeling aan de orde.
In hoger beroep heeft de notaris zich nog op het standpunt gesteld dat het verwijt dat hij bij het passeren van de tweede schenkingsakte in december 2007 het Stappenplan niet heeft toegepast, niet ziet op een klacht uit de eerste instantie en dat klaagster derhalve in dit onderdeel van de klacht niet kan worden ontvangen.
6.1 Het verst strekkende verwijt dat klaagster de notaris maakt is, kort gezegd, dat hij op 21 december 2006 een akte heeft gepasseerd waarbij aan de broer van klaagster een volmacht werd verleend om de moeder in alle opzichten te vertegenwoordigen en al haar rechten en belangen zonder enige uitzondering waar te nemen en uit te oefenen, terwijl de moeder op dat moment reeds aan de ziekte van Alzheimer leed en daardoor volgens klaagster niet helder van geest was. Klaagster heeft een verklaring van een klinisch geriater overgelegd, gedateerd 17 juli 2008, waarin onder meer staat vermeld dat de moeder sinds januari 2006 wordt behandeld en begeleid vanwege progressieve lichamelijke en geestelijke achteruitgang als gevolg van de ziekte van Alzheimer. Nu er verschillende indicatoren uit het Stappenplan van toepassing waren had de notaris volgens klaagster dit Stappenplan moeten toepassen.
6.2 De notaris stelt zich op het standpunt dat de moeder ten tijde van het passeren van de akte op 21 december 2006 helder van geest was, dat er op dat moment geen indicatie bestond dat zij niet wilsbekwaam was en dat zij in zijn ogen voldoende de gevolgen overzag van de volmachtverlening. Klaagster heeft tegenover dit verweer van de notaris niet aannemelijk gemaakt dat er omstandigheden waren op grond waarvan de notaris nader onderzoek had moeten verrichten. De enkele omstandigheid dat een aantal indicatoren uit het Stappenplan van toepassing waren is, gelet op de verklaring van de notaris, daartoe onvoldoende. Weliswaar blijkt uit de door klaagster overgelegde medische verklaring dat de moeder ten tijde van het passeren van de akte al bijna een jaar werd behandeld voor Alzheimer (één van de indicatoren), maar daaruit kan niet worden afgeleid dat op het moment van het passeren van de akte verschijnselen van die ziekte reeds zichtbaar waren, althans moeten zijn geweest. Vast staat verder dat klaagster tijdens het eerste contact met de notaris in november 2006 geen mededeling heeft gedaan van haar moeders toestand. Dat betekent dat de notaris bij de beoordeling van de wilsbekwaamheid van de moeder voorafgaand aan en ten tijde van het passeren van de akte heeft moeten en mogen afgaan op zijn eigen waarneming. Ook bij het passeren van de eerste schenkingsakte op 29 december 2006 heeft klaagster, die daarbij aanwezig was, de geestestoestand van haar moeder niet ter sprake gebracht en kennelijk ook niet als een belemmering gezien om die akte te laten passeren. Een en ander voert tot de conclusie dat het klachtonderdeel ongegrond is.
6.3 Ten aanzien van het verwijt dat de notaris eind december 2007, derhalve nadat klaagster hem bij brieven van 10 mei 2007 en 27 juli 2007 had gewezen op de ziekte van haar moeder, de akte van schenking aan klaagsters broer heeft gepasseerd zonder toepassing van het Stappenplan, stelt de notaris zich op het standpunt dat klaagster in dit onderdeel niet kan worden ontvangen, omdat de kamer heeft vastgesteld dat op dat punt geen sprake was van een klacht in eerste aanleg. Dit betoog treft doel. Naar het oordeel van het hof is dit klachtonderdeel door klaagster niet in eerste aanleg aangevoerd. Dat betekent dat klaagster in dit klachtonderdeel thans in hoger beroep niet kan worden ontvangen.
6.4 Ten aanzien van het verwijt dat de notaris onzorgvuldig heeft gehandeld door niet, alvorens de tweede schenkingsakte te passeren, na te gaan of het concept van die akte klaagster had bereikt, overweegt het hof het volgende.
Het concept van de akte, waarvan de beoogde passeerdatum 27 of 28 december 2007 was, is aan klaagster verzonden op 21 december 2007. De notaris heeft blijkens de stukken en het verhandelde ter zitting in hoger beroep, in het uitblijven van een reactie van klaagster op de toezending geen aanleiding gezien bij haar te informeren of het concept haar had bereikt. Ook toen klaagster niet verscheen op de dag waarop de akte zou worden gepasseerd, heeft de notaris geen (telefonisch) contact met haar opgenomen. De notaris heeft op dat moment de akte, waarin de schenking aan zowel klaagster als haar broer was opgenomen, gewijzigd in een akte met alleen een schenking aan klaagsters broer en deze akte gepasseerd.
Het hof is van oordeel dat de notaris hiermee tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. De van een notaris te verwachten zorgvuldigheid gebood hem niet alleen om voor of op het moment dat de akte zou worden gepasseerd contact op te nemen met klaagster, maar ook om het concept niet aan te passen en gewijzigd te passeren zonder klaagster daarin te kennen. Comparanten moeten er op kunnen vertrouwen dat een akte conform het concept wordt gepasseerd en niet – anders dan op zeer ondergeschikte punten – zonder nader overleg wordt gewijzigd.
Het feit dat de schenkingen niet noodzakelijkerwijs in één akte hoefde te worden neergelegd en dat de notaris in de uiteindelijk gepasseerde akte waarin de schenking aan klaagsters broer is neergelegd een bepaling heeft opgenomen dat deze schenking verplicht moet worden ingebracht in de nalatenschap van moeder, maakt dit niet anders.
6.5 Het klachtonderdeel betreffende de reactie van de notaris op de brief van klaagster van 10 mei 2007 (klachtonderdeel f) ziet, naar in hoger beroep is gebleken, met name op het verwijt dat de notaris naar de mening van klaagster het testament van haar vader verkeerd heeft uitgelegd. Klaagster is van mening dat in artikel II.1.a van het testament is bepaald dat de baten uit de nalatenschap worden toebedeeld aan de moeder, onder de verplichting alle kosten, waaronder de successierechten, te voldoen en dat daarna de erfdelen van klaagster en haar broer zullen worden berekend uit het overgebleven bedrag. Volgens klaagster is het daarbij de bedoeling dat zij niet minder erft dan haar broer, die een vrijstelling voor het successierecht heeft gekregen. Volgens de notaris komen de successierechten voor eigen rekening van iedere erfgenaam en volgt uit het testament slechts dat de moeder de verschuldigde successierechten voor klaagster en haar broer dient te betalen (“voor te schieten”) aan de belastingdienst, waarna het erfdeel zal worden verminderd met de betaalde bedragen voor het successierecht. Dat dit de juiste uitleg van het testament is blijkt, volgens de notaris, uit de subsidiaire regeling van artikel II.2 van het testament, waarin is bepaald dat indien de daarvoor beschreven boedelverdeling niet mogelijk zou zijn, de moeder tot enige erfgename zal worden benoemd onder de verplichting om aan ieder van de afstammelingen een bedrag uit te keren overeenkomende met hetgeen hem of haar volgens de wet zuiver zou toekomen, derhalve na aftrek van successierechten en kosten. Gelet op deze subsidiaire bepaling heeft de notaris de bepaling onder II.1.a van het testament kunnen uitleggen zoals hij heeft gedaan. De regeling die is neergelegd in de subsidiaire bepaling komt immers materieel overeen met de interpretatie van de notaris van de regeling in de primaire bepaling en het ligt voor de hand dat bedoeld is dat beide bepalingen materieel tot hetzelfde resultaat leiden. Het klachtonderdeel is ongegrond.
6.6 Ten aanzien van de overige klachtonderdelen overweegt het hof dat het onderzoek in hoger beroep niet heeft geleid tot de vaststelling van andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de kamer, waarmee het hof zich verenigt.
6.7 Nu het hof, anders dan de kamer, het klachtonderdeel zoals weergegeven onder 6.4 gegrond verklaart, kan de beslissing van de kamer niet in stand blijven.
6.8 Het hof is van oordeel dat de handelwijze van de notaris laakbaar is en wel dermate dat het hof de maatregel van waarschuwing passend en geboden acht.
6.9 Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als thans niet ter zake dienend buiten beschouwing blijven.
6.10 Het hiervoor overwogene leidt mitsdien tot de volgende beslissing.
- vernietigt de beslissing van de kamer van 30 september 2008, en opnieuw rechtdoende:
- verklaart het klachtonderdeel zoals genoemd in 6.4 gegrond;
- legt aan de notaris de maatregel van waarschuwing op;
- verklaart de klacht voor het overige ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.D.R.M. Boumans, A.H.A. Scholten en C.P. Boodt en in het openbaar uitgesproken op 29 september 2009 door de rolraadsheer.
KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTARISSEN EN KANDIDAAT-NOTARISSEN
TE ARNHEM
Beslissing van de Kamer van Toezicht te Arnhem in de zaak van
[Klaagster],
klaagster,
wonende te [plaats],
MR. [notaris],
notaris met als vestigingsplaats de gemeente [plaats].
1. Het verloop van de procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken
- de brief met bijlagen van klaagster van 20 april 2008, waarin de klacht is neergelegd
- de brief met bijlagen van de notaris van 2 juni 2008
- de brief met bijlagen van klaagster van 25 juni 2008
- de brief van de notaris van 4 juli 2008
- de brief met bijlagen van klaagster van 24 augustus 2008
- de mondelinge behandeling van de klacht op 26 augustus 2008.
2.1 Op 1 april 2005 is de vader van klaagster overleden. Als erfgenamen heeft hij nagelaten zijn echtgenote en zijn twee kinderen, te weten klaagster en haar broer. In zijn testament van 23 juni 1977 heeft de vader van klaagster onder meer het volgende bepaald:
"II. Indien ik vóór mijn echtgenote Mevrouw [naam] mocht komen te overlijden, beschik ik als volgt:
1. Gebruikmakend van de bevoegdheid mij verleend bij artikel 1167 van het Burgerlijk Wetboek deel ik toe:
a. aan mijn echtgenote alle tot mijn nalatenschap behorende baten, zulks onder de verplichting om alle schulden, begrafenis- of crematiekosten, successierechten, boedelkosten en andere kosten voor haar rekening te nemen en te voldoen en om aan de uit mijn huwelijk met haar geboren kinderen ….. hun erfdeel/erfdelen bij versterf, berekend in het saldo mijner nalatenschap - waaronder te begrijpen mijn nalatenschap nadat daaruit alle vorenbedoelde schulden, rechten en kosten zijn voldaan - in contanten uit te keren;
…..
IV. Ik benoem mijn voornoemde echtgenote tot uitvoerster mijner uiterste wilsbeschikkingen, bezorgster mijner begrafenis of crematie en beredderaarster mijner nalatenschap en ken haar als zodanig het recht toe mijn gehele nalatenschap in bezit te nemen gedurende de tijd voor de vereffening daarvan vereist."
2.2 Begin november 2006 hebben klaagsters moeder, klaagsters broer en klaagster contact opgenomen met de notaris in verband met de afwikkeling van de nalatenschap. In de daarop volgende bespreking met de notaris is aan de orde gekomen:
- de formele vaststelling van de grootte van de erfdelen van klaagster en haar broer bij akte van bekrachtiging;
- het maken van bezwaar tegen de aanslag successierecht die aan de broer van klaagster is opgelegd;
- het doen van schenkingen bij wijze van schuldigerkenning door de moeder van klaagster aan klaagster en haar broer.
2.3 Naar aanleiding van de bespreking heeft de notaris ambtshalve bezwaar aangetekend tegen de aanslag successierecht betreffende klaagsters broer. Begin januari 2007 is door de belastingdienst aan het bezwaar tegemoet gekomen.
2.4 De notaris heeft voorts een akte van schenking bij wijze van schuldig erkenning opgemaakt. Deze akte is op 29 december 2006 gepasseerd. Klaagsters moeder, klaagster en haar broer waren hierbij aanwezig.
2.5 Daarnaast heeft de notaris een akte van bekrachtiging boedelverdeling en vaststelling erfdelen opgesteld. Het concept van deze akte, met daarbij gevoegd voor klaagster en haar broer een volmacht aan hun moeder voor het ondertekenen van de akte, is op 9 mei 2007 aan klaagsters moeder, klaagster en haar broer toegezonden.
2.6 Klaagster heeft bij brief van 10 mei 2007 de notaris laten weten dat zij de volmacht niet zal tekenen. Als reden daarvoor geeft klaagster aan dat bij haar moeder de ziekte van Alzheimer is geconstateerd en dat niet aannemelijk is dat haar moeder persoonlijk opdracht heeft gegeven tot het opstellen van de volmacht en de aanvaardingsverklaring en dat haar moeder evenmin in staat is geweest de akte van bekrachtiging boedelverdeling met de notaris door te spreken.
2.7 In die brief heeft klaagster verder bezwaar gemaakt tegen de in de conceptakte gemaakte verdeling, omdat daaruit niet zou blijken dat haar moeder de successierechten voor haar rekening neemt. Klaagster heeft ook vermeld dat de voorgestelde verdeling voor haar nadelig is.
2.8 De notaris heeft klaagster bij brief van 16 mei 2007 geantwoord. Hij schrijft onder meer dat hem niet bekend was dat bij klaagsters moeder de ziekte van Alzheimer is geconstateerd en dat haar moeder goed bij geest was toen zij begin november 2006 de opdracht gaf tot het vastleggen van de regeling in het testament van klaagsters vader.
2.9 Bij brief van 27 juli 2007 heeft klaagster de notaris nogmaals meegedeeld dat haar moeder zeer ernstige geheugenproblemen heeft en de gevolgen van beslissingen van financiële aard niet meer kan overzien. Om die reden zegt klaagster bij haar beslissing te blijven om geen volmacht te verlenen aan haar moeder.
2.10 Eind december 2007 heeft de notaris op verzoek van klaagsters moeder wederom een akte van schenking bij wijze van schuldigerkenning aan klaagster en haar broer opgemaakt. Het concept van die akte heeft de notaris op 21 december 2007 aan klaagster en haar broer toegezonden. Omdat de notaris geen reactie van klaagster ontving, heeft hij op 27 of 28 december 2007 alleen de akte van schenking aan de broer van klaagster gepasseerd, waarbij hij in de akte heeft opgenomen dat de schenking onderhevig is aan inbreng in de nalatenschap van de schenker. Klaagster heeft naar haar zeggen de conceptakte eerst op 29 december 2007 ontvangen.
2.11 Op verzoek van de broer van klaagster heeft de notaris op 3 maart 2008 een verklaring van executele aan de moeder van klaagster afgegeven.
2.12 Buiten medeweten van klaagster heeft haar moeder bij akte, gepasseerd ten overstaan van de notaris op 21 december 2006, aan de broer van klaagster een volmacht verleend om haar in alle opzichten te vertegenwoordigen en al haar rechten en belangen zonder enige uitzondering waar te nemen en uit te oefenen. Klaagster heeft van de akte van algemene volmacht pas na 20 april 2008 kennis genomen.
3.1 Klaagster is van mening dat de notaris ten opzichte van haar en haar moeder onzorgvuldig heeft gehandeld en voert in verband daarmee de volgende klachten aan.
a. De notaris heeft eraan meegewerkt dat, ondanks dat hij ervan op de hoogte was dat klaagsters moeder Alzheimerpatiënte is, zij de taak van executeur op zich heeft genomen, terwijl zij deze taak door haar ziekte niet kan uitvoeren.
b. De notaris is tekortgeschoten in zijn zorgplicht ten opzichte van klaagsters moeder, gegeven de omstandigheid dat zij door haar ziekte en leeftijd geen tegenwicht kan bieden aan de bij haar inwonende en dominant optredende broer van klaagster, die door de notaris in feite tot executeur is benoemd.
c. De notaris is tekortgeschoten in zijn zorgplicht ten opzichte van klaagsters moeder, die dement en niet weerbaar is, door een akte van volmacht te passeren waardoor de beslissingen over haar geld, goederen en het gebruik van haar woning, zonder controle door derden, voor onbepaalde tijd in handen wordt gelegd van de bij haar inwonende broer van klaagster.
d. De notaris is tekortgeschoten in zijn zorgplicht ten opzichte van klaagster door een akte van volmacht tussen haar moeder en haar broer te passeren zonder klaagster daarvan op de hoogte te stellen.
e. De notaris heeft onwaarheden verkondigd door mee te delen dat klaagsters moeder ook zonder verklaring van executele bevoegd was te beschikken over haar banktegoeden en door te beweren dat de verklaring slechts bedoeld was voor een belastingteruggave.
f. De notaris is niet inhoudelijk ingegaan op de brief van klaagster van 10 mei 2007, waarin klaagster heeft aangegeven dat zij wordt benadeeld als de door haar verschuldigde successierechten niet ten laste komen van de totale nalatenschap, zoals in het testament van haar vader wordt vermeld.
g. De notaris heeft onjuist gehandeld door niet te controleren of de conceptstukken van de akte van schenking, die op 21 december 2007 door de notaris zijn verzonden, tijdig door klaagster zijn ontvangen.
h. De notaris heeft de belangen van klaagster genegeerd en die van haar broer behartigd.
3.2 De notaris heeft tegen de klachten gemotiveerd verweer gevoerd.
4. De motivering van de beslissing
4.1 De Kamer overweegt dat volgens art. 98 lid 1 Wna notarissen aan tuchtrecht zijn onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling of een op deze wet berustende verordening, hetzij met de zorg die zij als notarissen behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris niet betaamt. De Kamer dient dus te onderzoeken of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.
4.2 De eerste klacht stelt de vraag aan de orde of de notaris een verklaring van executele mag afgeven, terwijl aan hem kenbaar is gemaakt dat de executeur, in dit geval klaagsters moeder, lijdt aan de ziekte van Alzheimer. De Kamer beantwoordt die vraag bevestigend. Anders dan klaagster blijkbaar veronderstelt, wordt door de afgifte van een verklaring van executele de executeur niet in die hoedanigheid benoemd, noch aanvaardt een executeur daarmee zijn executeurschap. In een verklaring van executele wordt (slechts) een bestaande bevoegdheid, namelijk het executeurschap, op schrift gesteld. De bevoegdheid zelf vloeit voort uit een uiterste wilsbeschikking. In het geval van de moeder van klaagster ontleent zij haar bevoegdheid als executeur aan het testament van klaagsters vader. Die bevoegdheid heeft de notaris in de verklaring van executele neergelegd. De omstandigheid dat klaagsters moeder aan de ziekte van Alzheimer zou lijden, kan aan die bevoegdheid niet afdoen. Voor de notaris bestond er om deze reden dan ook geen verplichting te handelen volgens het Alzheimerprotocol van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (KNB) of om medische informatie in te winnen, zoals klaagster heeft betoogd. De klacht is dus ongegrond.
4.3 In de tweede en derde klacht verwijt klaagster de notaris dat hij, met name door het opstellen van een algemene volmacht, heeft toegelaten dat haar broer zich kon meester maken van de rechten en bevoegdheden van haar demente moeder. De Kamer overweegt daarover het volgende.
De notaris heeft op 21 december 2006 een akte gepasseerd waarin de moeder van klaagster een algemene volmacht heeft verleend aan klaagsters broer. De notaris heeft verklaard dat klaagsters moeder ten tijde van het passeren helder van geest was. Dat dit niet het geval zou zijn geweest of dat de notaris had moeten vaststellen dat klaagsters moeder haar wil niet of onvoldoende kon bepalen, is niet komen vast te staan. In dit verband wordt overwogen dat noch gesteld noch gebleken is, dat klaagster de notaris in november/december 2006 dan wel bij gelegenheid van de bespreking van de schenkingen destijds, heeft geïnformeerd over de in haar ogen, toen al, aanwezige achteruitgang in het geheugen van haar moeder, hetgeen, indien daarvan sprake was, toch voor de hand had gelegen. De Kamer zal daarom uitgaan van een rechtsgeldige volmachtverlening.
De inhoud van de volmacht is weliswaar ruim gesteld, maar niet ongebruikelijk. Met de volmacht heeft klaagsters moeder haar zoon de bevoegdheid gegeven die (rechts)handelingen voor haar te verrichten welke nodig zullen zijn, ook - en wellicht met name - op het moment dat zij zelf (geestelijk) niet meer tot het doen van die (rechts)handelingen in staat is. Klaagster heeft, nu met name dit laatste het geval is, ernstige bezwaren tegen het uitoefenen van de volmacht door haar broer, maar het verlenen daarvan is destijds een keuze geweest van haar moeder, welke klaagster thans zal moeten respecteren. Een en ander betekent overigens niet dat klaagsters broer geen verantwoording behoeft af te leggen aan zijn moeder of aan andere rechthebbenden over zijn handelen als gevolmachtigde.
Nu de moeder van klaagster ervoor heeft gekozen de genoemde volmacht aan klaagsters broer te verstrekken, kan de notaris niet worden tegengeworpen dat haar broer zijn bevoegdheden op grond van de volmacht uitoefent en kan de notaris evenmin worden verweten dat hij tekort is geschoten in zijn zorgplicht ten opzichte van klaagsters moeder. Ook deze klachten zijn dus ongegrond.
4.4 De vierde klacht kan reeds daarom niet slagen, nu het de notaris op grond van zijn geheimhoudingsplicht niet is toegestaan mededeling te doen aan klaagster van het verlenen van een volmacht door de moeder van klaagster aan klaagsters broer. De klacht is om die reden ongegrond.
4.5 Het verwijt in klaagsters vijfde klacht dat de notaris onwaarheden heeft verkondigd, treft evenmin doel. Uit hetgeen hiervoor onder 4.2 is overwogen, volgt dat de bevoegdheid van de executeur berust op een testamentaire beschikking. De stelling van de notaris dat de executeur ook zonder verklaring van executele bevoegd is over de banktegoeden te beschikken, is dan ook niet onjuist. De verklaring van executele legitimeert die bevoegdheid tegenover derden. Dat de notaris zou hebben gesteld dat de afgifte van de verklaring van executele 'slechts' bedoeld was voor het verkrijgen van een belastingteruggave, valt niet in zijn verweer te lezen. Ook deze klacht is daarom ongegrond.
4.6 In haar zesde klacht werpt klaagster de notaris tegen dat hij niet heeft gereageerd op haar brief, waarin zij opmerkt dat de door haar verschuldigde successierechten ten laste moeten worden gebracht van de totale nalatenschap.
De Kamer constateert dat de notaris in zijn brief aan klaagster van 16 mei 2007 onder punt 3. is ingegaan op de bedoelde opmerking van klaagster. In zoverre treft de klacht dus geen doel. Indien klaagster heeft willen betogen dat het antwoord van de notaris onjuist is, overweegt de Kamer dat zij van oordeel is dat de successierechten ten laste komen van klaagsters eigen erfdeel en niet ten laste van de nalatenschap en dat uit de onder II.1.a. vermelde bepaling in het testament van klaagsters vader slechts volgt dat klaagsters moeder verplicht is de successierechten van klaagster voor te schieten en voor haar te voldoen aan de belastingdienst. Dit betekent dat de klacht ongegrond is.
4.7 Klaagster maakt in klacht zeven de notaris het verwijt dat hij onzorgvuldig heeft gehandeld door niet na te gaan of het concept van de schenkingsakte haar heeft bereikt. De Kamer stelt vast dat de notaris het concept op vrijdag 21 december 2007, derhalve kort voor de kerstdagen, heeft verzonden. Gegeven het feit van algemene bekendheid dat op de eerste en tweede kerstdag geen post wordt bezorgd en dat rond deze dagen de postbezorging sterk is vertraagd, had de notaris er wijzer aan gedaan om, vóór de beoogde passeerdatum van 27 of 28 december 2007, bij klaagster te informeren of het concept haar had bereikt.
Door dit niet te doen heeft de notaris naar het oordeel van de Kamer onverstandig, maar niet klachtwaardig gehandeld. Voor dit laatste standpunt is mede van belang dat de notaris in de - wel gepasseerde - akte van schenking ten behoeve van de broer van klaagster heeft opgenomen dat die schenking onderhevig is aan inbreng in de nalatenschap van klaagsters moeder, zodat klaagster niet financieel zal worden benadeeld in het geval aan haar geen schenking wordt gedaan. Voorts speelt voor het oordeel van de Kamer een rol dat klaagster na de late ontvangst van de conceptakte op 29 december 2007 de notaris daarover niet heeft benaderd en de zaak verder heeft laten rusten. Een en ander brengt mee dat ook deze klacht ongegrond is.
4.8 Het passeren door de notaris op 27 of 28 december 2007 van de akte van schenking aan klaagsters broer doet de Kamer nog wel het volgende opmerken. Klaagster heeft de notaris bij brieven van 10 mei 2007 en 27 juli 2007 meegedeeld dat haar moeder lijdt aan de ziekte van Alzheimer en zeer ernstige geheugenproblemen heeft. Deze brieven waren voor de notaris geen aanleiding, zoals hij bij gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft verklaard, om voor het passeren van de schenkingsakte in december 2007 het "Stappenplan Beoordeling Wilsbekwaamheid ten behoeve van notariële dienstverlening" van de KNB te volgen teneinde na te gaan of klaagsters moeder voldoende wilsbekwaam was. Waarom de notaris dit in de gegeven omstandigheden heeft nagelaten is onduidelijk. De notaris had bij toepassing van het "Stappenplan" meer zekerheid kunnen verkrijgen over de geestesgesteldheid van klaagsters moeder, dan door het stellen van enkele vragen aan haar als "wat voor dag is het vandaag", zoals de notaris naar zijn zeggen heeft gedaan.
Nu klaagster over deze handelwijze van de notaris geen klacht heeft ingediend, kan de Kamer daarop niet verder ingaan.
4.9 Ten slotte stelt klaagster in haar achtste klacht dat de notaris haar heeft tekortgedaan en haar broer heeft bevoordeeld. De Kamer overweegt dat uit de aan haar gepresenteerde feiten en omstandigheden onvoldoende is gebleken dat de notaris in het licht van de aan hem opgedragen werkzaamheden in gebreke is gebleven bij de behartiging van de belangen van klaagster. Voor zover klaagster met de stelling, dat de notaris haar broer heeft bevoordeeld, doelt op de omstandigheid dat de notaris namens klaagsters broer met succes bezwaar heeft gemaakt tegen de aanslag successierecht, overweegt de Kamer dat klaagster de notaris er geen verwijt van kan maken dat hij haar broer heeft bijgestaan in het verkrijgen van diens wettelijk recht. De laatste klacht slaagt dus evenmin.
4.10 Uit het voorgaande volgt dat de klachten die klaagster tegen de notaris heeft ingediend ongegrond moeten worden verklaard.
verklaart de klachten ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.L.J.C. van Emden-Geenen, voorzitter, mrs. R.P.K.J. van Gerven, J.G.T.M. Castrop, L.A. van Son en dhr. E. Bos (plv.), leden, en in tegenwoordigheid van mr. J.G.W. Oor, secretaris, uitgesproken in het openbaar op 30 september 2008.
De secretaris De voorzitter