GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
Bij vervroeging
Beslissing van 21 juli 2009 in de zaak met zaaknummer 200.012.036/01 GDW van:
[klager],
wonend te [plaats],
APPELLANT,
[deurwaarder],
gerechtsdeurwaarder te [plaats],
GEÏNTIMEERDE.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Door appellant, verder te noemen klager, is bij een op 18 juli 2008 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift - met bijlagen - tijdig hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam, verder te noemen de kamer, van 24 juni 2008, waarbij de klacht tegen geïntimeerde, verder te noemen de gerechtsdeurwaarder, gedeeltelijk gegrond is verklaard zonder oplegging van een maatregel. Voor het overige is de klacht ongegrond verklaard.
1.2. Van de zijde van de gerechtsdeurwaarder is op 2 september 2008 een verweerschrift ingekomen.
1.3. De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 25 juni 2009. Klager en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen en hebben het woord gevoerd.
2. De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat het hof ook van die feiten uitgaat.
4. Het standpunt van klager
Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder – kort en zakelijk weergegeven – dat:
- deze hem, zonder enige vooraankondiging, een exploot heeft betekend met bevel tot betaling van een ongespecificeerd bedrag;
- deze ten faveure van klagers voormalige partner met terugwerkende kracht tot 1 januari 2003 de maandelijkse bijdrage heeft verhoogd, zich beroepend op de wet doch voorbijgaand aan allerlei zaken die spelen.
5. Het standpunt van de gerechtsdeurwaarder
5.1. De gerechtsdeurwaarder betwist de stellingen van klager en verweert zich als volgt.
5.2. Aan klager is een standaardexploot betekend waarbij, zoals bij elke betekening, bevel wordt gedaan en aanzegging van verdere rechtsmaatregelen die bij gebreke aan voldoening zullen volgen. Van intimidatie is daarbij geen sprake geweest. De gerechtsdeurwaarder voegt hieraan toe dat de voormalige partner van klager hem diverse malen heeft verzocht om tot betaling over te gaan.
5.3. Wat betreft de hoogte van het bedrag stelt de gerechtsdeurwaarder dat hij afhankelijk is van de informatie die hij van zijn opdrachtgever krijgt. Klager heeft zich hierover beklaagd en de gerechtsdeurwaarder heeft hem vervolgens uitleg verschaft. Indien klager het hier niet mee eens is dient hij zich te wenden tot de civiele rechter. Het gevorderde bedrag is verhoogd met de indexering, waar de gerechtsdeurwaarder zijn opdrachtgever attent op heeft gemaakt. Indien hij dit niet zou hebben gedaan zou de gerechtsdeurwaarder klachtwaardig jegens haar gehandeld hebben.
6.1. Het hof maakt de overwegingen van de kamer tot de zijne, met dien verstande dat het van oordeel is dat de kamer heeft miskend dat het exploot, zoals dit aan klager was betekend, reeds een sommatie inhield. Een voorafgaande, afzonderlijke sommatie was daarom niet nodig. Het hof is echter van oordeel dat genoemd exploot onvoldoende duidelijk vermeldt dat in het bedrag begrepen was een indexering van de alimentatie, nu in dit onderhavige geval onbetwist is komen vast te staan dat klager en zijn ex-partner hier nimmer over hadden gesproken. In die zin is de klacht dan ook gegrond.
6.2. Het hof is van oordeel dat, nu de gerechtsdeurwaarder per ommegaande heeft gereageerd op de brief van klager van 22 december 2007 en uitvoerig heeft uitgelegd hoe het gevorderde bedrag tot stand is gekomen, er geen aanleiding is om de gerechtsdeurwaarder een maatregel op te leggen.
6.3. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als thans niet ter zake dienend buiten beschouwing blijven.
6.4. Het hiervoor overwogene leidt mitsdien tot de volgende beslissing.
- bevestigt de bestreden beslissing onder verbetering van gronden.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.D.R.M. Boumans, W.H.F.M. Cortenraad en L.J. Saarloos en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dinsdag 21 juli 2009 door de rolraadsheer.
Kamer voor Gerechtsdeurwaarders te Amsterdam
Beschikking van 24 juni 2008 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met het nummer 29.2008 van:
[ ],
wonende te [ ],
klager,
[ ],
gerechtsdeurwaarder te [ ],
beklaagde.
Bij brief van 15 januari 2008 heeft klager een klacht ingediend tegen (het kantoor van) beklaagde, hierna de gerechtdeurwaarder.
Bij brief van 19 februari 2008 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend.
De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 13 mei 2008, alwaar klager en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen.
Van de behandeling is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.
De uitspraak is bepaald op 24 juni 2008.
Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden.
a) Bij exploot van 20 december 2007 heeft de gerechtsdeurwaarder aan klager de grosse van een notariële akte d.d. 9 april 1998 betekend en bevel gedaan tot betaling van achterstallige alimentatie ad € 3977,05.
b) Bij brief van 22 december 2007 heeft klager bezwaar gemaakt tegen voormeld betekeningsexploot.
c) Bij brief van 2 januari 2008 heeft de gerechtsdeurwaarder de brief van klager beantwoord, uitleg gegeven en de vordering gespecificeerd.
d) Bij brief van 5 januari 2008 heeft klager wederom bezwaar gemaakt bij de gerechtsdeurwaarder welke brief door de gerechtsdeurwaarder bij brief van 10 januari 2008 is beantwoord.
Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder rauwelijks een exploot te hebben betekend met bevel tot betaling van een ongespecificeerd bedrag. Bij navraag op het kantoor van de gerechtsdeurwaarder is hem gebleken dat afgezien van de achterstallige bijdragen de gerechtsdeurwaarder zich geroepen heeft gevoeld om ten faveure van zijn voormalige partner met terugwerkende kracht tot 1 januari 2003 de maandelijkse bijdrage te verhogen. De gerechtsdeurwaarder beroept zich op de wet maar gaat voorbij aan tal van zaken die spelen.
Het kan niet zo zijn dat een gerechtsdeurwaarder zijn cliënt een nieuwe, in de ogen van klager onrechtmatige, vordering laat instellen en die met terugwerkende kracht over 5 jaar opeist.
3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder
De gerechtsdeurwaarder heeft aangevoerd dat hij een standaardexploot heeft betekend waarbij, zoals bij elke betekening bevel wordt gedaan en aanzegging van verdere rechtsmaatregelen die bij gebreke aan voldoening zullen volgen. Van intimidatie is geen sprake geweest. Zijn opdrachtgever heeft klager diverse malen in de gelegenheid gesteld vrijwillig tot betaling van de onderhoudsbijdragen over te gaan. Dat hij uiteindelijk is ingeschakeld kan voor klager dan ook geen verrassing zijn. Met betrekking tot de hoogte van het te vorderen bedrag is de gerechtsdeurwaarder afhankelijk van informatie van zijn opdrachtgever. Indien klager zich hierin niet kan vinden kan hij bezwaar maken, waarna het bezwaar weerlegd kan worden of daarmee rekening kan worden gehouden. Dat is in dit geval ook gebeurd. Klager dient zich te wenden tot de gewone rechter en niet tot de tuchtrechter nu hij het hier kennelijk niet mee eens is. Het gevorderde bedrag is inderdaad verhoogd met de indexering. Dat is een bedrag waar zijn opdrachtgever recht op heeft. De gerechtsdeurwaarder heeft zijn opdrachtgever inderdaad op de verschuldigdheid van de indexering attent gemaakt. Hij zou zich klachtwaardig gedragen indien hij dit niet zou doen, aldus de gerechtsdeurwaarder.
4. De beoordeling van de klacht
4.1 In zijn klachtbrief beklaagt klager zich over de handelwijze van het kantoor van de gerechtsdeurwaarder. Ter zitting is gebleken dat de klacht, geacht moet worden te zijn gericht tegen de gerechtsdeurwaarder. In de aanhef van deze beschikking is daarmee reeds rekening gehouden.
4.2 Klager heeft de op grond van de akte van verdeling aan zijn ex-partner verschuldigde maandelijkse onderhoudsbijdrage vanaf september 2007 rechtstreeks overgemaakt aan de tennisleraar van hun zoon, omdat hij van mening is dat ook zijn ex-partner aan de betaling van die lessen zou moeten bijdragen. Niet is gebleken dat de gerechtsdeurwaarder daarvan op de hoogte was ten tijde van de betekening van de akte, maar ook indien dat wel het geval zou zijn geweest, zou de gerechtsdeurwaarder niet tuchtrechtelijk kunnen worden verweten dat hij het standpunt volgde van zijn opdrachtgeefster dat klager door de betalingen aan een derde niet van zijn alimentatieverplichting was gekweten.
4.3 Op zich heeft de gerechtsdeurwaarder evenmin tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld door zijn opdrachtgeefster te wijzen op de wettelijke bepalingen inzake indexering van alimentaties. Evenwel had de gerechtsdeurwaarder zich moeten realiseren dat de akte al van 9 april 1998 dateerde en dat klagers ex partner al die tijd geen aanspraak op indexering had gemaakt. In die situatie zou een goede taakuitoefening hebben meegebracht dat de gerechtsdeurwaarder klager alvorens tot betekening over te gaan eerst zou hebben gesommeerd bij brief met een toelichting op en specificatie van de vordering, bijvoorbeeld zoals hij die in zijn brief van 2 januari 2008 wel heeft gegeven. De gerechtsdeurwaarder had er daarbij ook rekening mee moeten houden dat klager er mogelijk niet van op de hoogte was dat een notariële akte van verdeling voor directe tenuitvoerlegging vatbaar kan zijn.
4.4 De Kamer acht de klacht daarom deels gegrond, maar ziet geen aanleiding tot het opleggen van een maatregel.
De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:
?verklaart de klacht deels gegrond, deels ongegrond;
ziet van het opleggen van een maatregel af.
Aldus gegeven door mr. S.G. Ellerbroek, voorzitter, mr. N.C.H. Blankevoort en mr. A.C.J.J. M. Seuren (plaatsvervangend) leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 juni 2008 in tegenwoordigheid van de secretaris.
Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.