ECLI:NL:GHAMS:2009:BK1104

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.029.825-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling wegens gebrek aan goede trouw

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 28 juli 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de afwijzing van de toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling van appellant. Het hoger beroep was ingediend tegen de beslissingen van de rechtbank Alkmaar van 26 maart 2009, waarin het verzoek van appellant en zijn partner X tot toepassing van de schuldsaneringsregeling was afgewezen. De rechtbank oordeelde dat appellant niet aannemelijk had gemaakt dat hij te goeder trouw was ten aanzien van zijn schulden, waaronder een schuld aan de gemeente Anna Paulowna vanwege verbeurde dwangsommen. Appellant had zich bij fax van 8 juli 2009 als advocaat onttrokken, en het hof behandelde de zaak zonder zijn bijstand.

Tijdens de zittingen op 9 juni en 14 juli 2009 was alleen appellant aanwezig. De rechtbank had vastgesteld dat appellant en X op 6 juni 2008 in algehele gemeenschap van goederen waren gehuwd, maar inmiddels gescheiden leefden. X was de enige bestuurder van een bouwbedrijf dat op 6 januari 2009 failliet was verklaard. De totale schuldenlast van appellant en X bedroeg op 13 februari 2009 € 163.358,11. Appellant verklaarde dat hij had geprobeerd een andere advocaat te vinden, maar dat dit niet was gelukt vanwege financiële redenen. Hij verzocht het hof om de behandeling zonder advocaat voort te zetten.

Het hof oordeelde dat appellant niet had aangetoond dat hij te goeder trouw was geweest in de vijf jaar voorafgaand aan zijn verzoek. De schulden aan de gemeente waren ontstaan door het zonder vergunning bouwen van een hek, wat appellant had kunnen voorkomen. Het hof bekrachtigde de beslissing van de rechtbank en wees het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling af. Er waren geen omstandigheden die een andere conclusie rechtvaardigden.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
ARREST van 28 juli 2009 in de zaak met zaaknummer 200.029.825/01 van:
Appellant,
thans: zonder bekende woon- en/of verblijfplaats,
advocaat: mr. B.J. Mekkelholt te Den Helder, die zich bij fax van 8 juli 2009 als advocaat aan de zaak heeft onttrokken.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Appellant is bij op 3 april 2009 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift samen met X in hoger beroep gekomen van de beslissingen van de rechtbank Alkmaar van 26 maart 2009 met rekestnummers 108336/FT-EA 09.67 respectievelijk 108338/FT-EA 09.68, bij welke beslissingen het verzoek van appellant en X tot van toepassing verklaring van de wettelijke schuldsaneringsregeling is afgewezen.
Op het verzoek in hoger beroep van X zal bij separaat arrest worden beslist.
1.2. Het hoger beroep is behandeld ter terechtzittingen van 9 juni 2009 en 14 juli 2009. Bij die behandelingen is alleen appellant verschenen.
2. De gronden van de beslissing
2.1. De rechtbank heeft in de beslissing waarvan beroep het verzoek van appellant om toegelaten te worden tot de wettelijke schuldsaneringsregeling afgewezen, daar niet aannemelijk is geworden dat appellant onder meer ten aanzien van de schulden aan de gemeente Anna Paulowna ad € 5.070,-- en € 3.820,-- betreffende opgelegde dwangsommen te goeder trouw is geweest, terwijl de rechtbank ernstige twijfels heeft of twee schulden aan reisbureaus en een schuld aan een fitness center te goeder trouw zijn ontstaan. Van enige omstandigheid die tot een ander oordeel zou moeten leiden is volgens de rechtbank niet gebleken.
2.2. In hoger beroep is het volgende gebleken.
2.2.1. Appellant en X zijn op 6 juni 2008 in algehele gemeenschap van goederen gehuwd. Zij hebben geen kinderen. Appellant heeft twee kinderen uit een vorig huwelijk. Appellant en X leven inmiddels gescheiden en hebben echtscheiding aangevraagd. X was enig bestuurder en aandeelhouder van een bouwbedrijf, de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Y B.V. Deze vennootschap is op 6 januari 2009 in staat van faillissement verklaard. Appellant was bij de vennootschap in loondienst. Hij is thans werkzoekende. De echtelijke woning is onlangs openbaar verkocht. Appellant verblijft bij vrienden.
2.2.2. De totale schuldenlast van appellant (en X) bedroeg blijkens de verklaring ex artikel 285 Faillissementswet (Fw.) op 13 februari 2009 € 163.358,11.
2.2.3. Appellant heeft ter zitting in hoger beroep verklaard dat hij heeft getracht een andere advocaat te vinden teneinde te worden bijgestaan. Dat is hem niet gelukt, daar hij niet in staat is het door de advocaat verlangde voorschot te betalen. Hij komt niet in aanmerking voor een toevoeging. Hij heeft verzocht de behandeling zonder bijstand van een advocaat voort te zetten en hem alsnog tot de schuldsaneringsregeling toe te laten.
2.3. De beoordeling
2.3.1. Bij de beoordeling van het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling stelt het hof voorop dat de schuldenaar aannemelijk dient te maken dat hij/zij ten aanzien van het ontstaan of onbetaald laten van zijn/haar schulden in de vijf jaar voorafgaand aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend, te goeder trouw is geweest. Naar het oordeel van het hof heeft appellant een en ander niet aannemelijk gemaakt. Uit het proces-verbaal van de zitting in eerste aanleg is gebleken dat de schulden aan de gemeente Anna Paulowna op grond van verbeurde dwangsommen onder meer zijn ontstaan vanwege het zonder vergunning bouwen van een hek rond het erf van appellant en X. Zij hadden deze schulden kunnen voorkomen door aan de eisen van de gemeente te voldoen en worden dan ook geacht ten aanzien van het ontstaan daarvan niet te goeder trouw te zijn geweest. Reeds deze schulden aan de gemeente Anna Paulowna staan aan toelating van appellant tot de schuldsaneringsregeling in de weg.
2.3.2. De beslissing waarvan beroep zal worden bekrachtigd. Er zijn geen omstandigheden gesteld of gebleken die een andere conclusie rechtvaardigen.
3. De beslissing
Het hof:
- bekrachtigt de beslissing waarvan beroep.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.D.R.M. Boumans, A. Bockwinkel en C.Ch. Mout en uitgesproken ter openbare terechtzitting van het hof van 28 juli 2009 in tegenwoordigheid van de griffier.
Van dit arrest kan gedurende acht dagen na die van de uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld door middel van een verzoekschrift in te dienen ter griffie van de Hoge Raad.