ECLI:NL:GHAMS:2009:BJ7455
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheidskwestie bij faillissement van Westminster Rental B.V. en de gevolgen van verplaatsing naar Panama
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam diende, ging het om een hoger beroep van Westminster Rental B.V. tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam, waarin deze zich bevoegd verklaarde om kennis te nemen van de faillissementsprocedure. Westminster, een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, had haar hoofdkantoor van Amsterdam naar Panama verplaatst. De rechtbank had op 25 november 2008 Westminster in staat van faillissement verklaard op verzoek van de geïntimeerde, waarbij H.M. Patijn als rechter-commissaris was benoemd en mr. D.V. Meijers als curator was aangesteld.
Westminster stelde in hoger beroep dat de rechtbank ten onrechte bevoegd was, omdat zij een nevenvestiging had in Londen, wat volgens haar betekende dat de rechtbank Amsterdam niet bevoegd kon zijn. Het hof oordeelde echter dat Westminster niet voldoende bewijs had geleverd om haar stelling te onderbouwen. De rechtbank had zich terecht bevoegd verklaard op basis van de Faillissementswet, aangezien Westminster haar hoofdkantoor had verplaatst buiten Europa, maar de bevoegdheid van de rechtbank Amsterdam bleef bestaan.
Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank en oordeelde dat Westminster niet had aangetoond dat er een nevenvestiging in Europa was. De beslissing van het hof werd op 24 februari 2009 uitgesproken in aanwezigheid van de griffier. Westminster had de mogelijkheid om binnen acht dagen na de uitspraak beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad.