ECLI:NL:GHAMS:2009:BJ6701

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 augustus 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
23-005945-06
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van mishandeling met dodelijke afloop in Amsterdam

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 28 augustus 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft een geweldsdelict dat plaatsvond op 15 juli 2006, waarbij het slachtoffer, [slachtoffer], na een vechtpartij overleed. De verdachten, [verdachte] en [medeverdachte], werden beschuldigd van medeplegen van mishandeling, terwijl het feit de dood ten gevolge had. Het hof concludeerde dat er sprake was van bewuste, nauwe en volledige samenwerking tussen de verdachten, ondanks dat niet kon worden vastgesteld wie van hen de fatale klap had gegeven. De rechtbank had eerder de verdachten vrijgesproken van doodslag, maar het hof oordeelde dat de verdachten gezamenlijk verantwoordelijk waren voor de gevolgen van hun handelen. De verdediging voerde aan dat er geen opzet was op de dood van het slachtoffer, maar het hof oordeelde dat de verdachten opzettelijk geweld hadden gepleegd. De straf werd bepaald op 27 maanden gevangenisstraf, waarbij rekening werd gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. Het hof benadrukte de ernst van het feit en de impact op de samenleving, en dat een vrijheidsbenemende straf van aanmerkelijke duur gerechtvaardigd was.

Uitspraak

arrestnummer:
parketnummer: 23-005945-06
datum uitspraak: 28 augustus 2009 (promis)
TEGENSPRAAK
ARREST VAN HET GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 7 december 2006 in de strafzaak onder parketnummer 13-527168-06 van het openbaar ministerie
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1978],
adres: [adres], [woonplaats].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 23 november 2006 en op de terechtzitting in hoger beroep van 14 augustus 2009.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, overeenkomstig de op de terechtzitting in eerste aanleg van 23 november 2006 op vordering van de officier van justitie toegestane wijziging tenlastelegging. Van die dagvaarding en vordering wijziging tenlastelegging zijn kopieën in dit arrest gevoegd. De daarin vermelde tenlastelegging wordt hier overgenomen.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest het hof deze verbeterd. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring en straf komt dan de eerste rechter.
Inleiding
De weergegeven bewijsmiddelen bevinden zich, tenzij anders vermeld, in het dossier van de regiopolitie Amsterdam-Amstelland met registratienummer 2006183579-1. De in de voetnoten als processen-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en voldoen aan de daaraan bij de wet gestelde eisen. Verwezen wordt naar de desbetreffende pagina’s in het dossier.
De feiten waarvan het hof uitgaat
Op 15 juli 2006 omstreeks 02:30 uur kreeg de politie opdracht te gaan naar café “anno 1890”, gelegen aan de [adres], te Amsterdam. Daar aangekomen zag een verbalisant op het wegdek, tegen de stoeprand aan, een persoon op zijn linkerzijde liggen die door verscheidene mensen werd verzorgd. Hij constateerde dat er bloed drupte uit een hoofdwond aan de achterzijde van zijn schedel.1 Het slachtoffer is per ambulance vervoerd naar VU medisch centrum, waar zijn dood is geconstateerd.2
Het slachtoffer bleek te zijn genaamd [slachtoffer], geboren op [1970] te [geboorteplaats]. Op 16 juli 2006 heeft de arts-patholoog dr. H.A. Tromp de uit- en inwendige schouwing verricht op het lijk van [slachtoffer]. Uit onderzoek is gebleken dat het overlijden van [slachtoffer] is veroorzaakt door de gevolgen van een scheur in de wervelslagader. Ten gevolge hiervan is een bloeduitstorting ontstaan in de hersenen, waardoor deze zijn gaan zwellen. Als gevolg daarvan is het slachtoffer overleden.3
Op 16 juli 2006, omstreeks 11:45 uur is de verdachte [medeverdachte] aangehouden op het politiebureau Meer en Vaart te Amsterdam.4 Op 17 juli 2006, omstreeks 16:05 uur is de verdachte [verdachte] aangehouden te IJmuiden.
Video-opnamen
Van de gebeurtenissen voor café “anno 1890” op 15 juli 2006 zijn video-opnamen gemaakt door bewakingscamera’s. Op 15 juli 2006 is het beeldmateriaal, afkomstig van deze camera’s, door de politie in beslag genomen en onderzocht.5 De politie constateert op de beelden die zijn opgenomen met de camera aangeduid met 14 dat er een groepje mannen op de [adres] staat. Een man met een witte pet, welke naar later bleek te zijn genaamd [verdachte], geeft met kennelijke kracht met zijn rechtervuist een stoot tegen de rechterzijde van het hoofd van het slachtoffer [slachtoffer]. Op de beelden is voorts te zien dat op het moment dat [verdachte] slaat het slachtoffer met zijn rug naar [verdachte] is gekeerd en naar links kijkt en na de stoot uit balans raakt. Tevens is te zien dat het slachtoffer [slachtoffer] kennelijk in de richting kijkt van de man, die hem een seconde later kennelijk met kracht met de rechtervuist in het gelaat slaat. Deze man bleek later te zijn genaamd [medeverdachte]. Direct nadat [medeverdachte] heeft geslagen valt het slachtoffer op straat.
Op de beelden opgenomen met de camera, aangeduid met 1 is voorts te zien dat de verdachte [medeverdachte] met zijn rechterarm gestrekt naar achteren en kennelijk met grote kracht in de richting van het gelaat van het slachtoffer slaat en dat het slachtoffer op de grond valt.
Ten slotte is op beide camera’s te zien dat nadat het slachtoffer op de grond is gevallen enkelen uit het groepje mannen verder de openbare weg oplopen en dat anderen blijven staan en kennelijk met elkaar in discussie zijn. Na enkele seconden is te zien dat de verdachten weglopen en uit beeld verdwijnen.
Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft zich, kort samengevat, op het standpunt gesteld dat het subsidiair en cumulatief tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden. Hij is van oordeel dat er sprake is van medeplegen aan het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel dat de dood ten gevolge heeft gehad. Hij stelt hiertoe dat er sprake is geweest van een bewuste, nauwe en volledige samenwerking. Verdachten hebben volgens de advocaat-generaal gezamenlijk uitvoeringshandelingen verricht door samen naar buiten te gaan toen het conflict zich daarheen verplaatste, vervolgens naar voren te stappen toen de portiers de fietsketting van het slachtoffer afpakten en ten slotte binnen een tijdsbestek van een seconde allebei aan het slachtoffer een vuistslag te geven. Voorts hebben beide verdachten zich niet gedistantieerd, terwijl hier wel de mogelijkheid toe was. De advocaat-generaal heeft betoogd dat aan de situatie die tot het gevecht en het geven van de vuistslagen heeft geleid, alsmede aan de handelingen achteraf groot gewicht moet worden toegekend bij de beoordeling van het medeplegen. Voorts heeft de advocaat-generaal gesteld dat het overlijden van het slachtoffer op basis van het criterium van de redelijke toerekening ook individueel aan verdachten kan worden verweten, nu de vuistslagen naar hun aard geschikt waren om de dood van het slachtoffer teweeg te brengen of het risico op de dood in relevante mate hebben verhoogd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte voert het woord ter verdediging en merkt daartoe het volgende op. Aan de hand van de stukken in het strafdossier valt niet vast te stellen wie de fatale klap heeft gegeven. De verdachte heeft voorts geen opzet op de dood of op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel gehad. De raadsman stelt zich derhalve primair op het standpunt dat er geen aanmerkelijke kans bestond op het intreden van het dodelijke gevolg.
De oorzaak van het overlijden van het slachtoffer is een scheur in de wervelslagader. Dit is volgens de raadsman een gevolg geweest van een eenvoudige vuistslag, zodat niet kan worden gesproken van een aanmerkelijke kans op het intreden van het dodelijke gevolg.
Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de verdachte geen wetenschap heeft gehad van de aanmerkelijke kans op het intreden van het dodelijke gevolg en dat hij derhalve deze kans ook niet bewust heeft aanvaard. De verdachte heeft slechts één vuistslag aan het slachtoffer heeft gegeven. Het is volgens de raadsman daarom niet aannemelijk dat de gedraging van de verdachte gericht was op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, dan wel de dood van het slachtoffer.
Ten slotte betwist de raadsman dat er sprake is van medeplegen. Hij voert hiertoe aan dat niet blijkt dat er sprake is geweest van bewuste en nauwe samenwerking, noch van een gezamenlijk plan en uitvoering daarvan.
De raadsman bepleit een veroordeling voor eenvoudige mishandeling en eenvoudige openlijke geweldpleging en verzoekt het hof bij de strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de schending van de redelijke termijn.
Verklaring van de verdachte
Vrijdagavond ben ik samen met [medeverdachte] naar café 1890 gegaan. We kwamen daar omstreeks 00:30 uur aan. We hebben daar wat biertjes gedronken. Er was een drietal jongens dat vervelend deed. Een van hen was het latere slachtoffer. Ze waren erg wild om zich heen aan het dansen. Eigenlijk had iedereen last van ze. Op een gegeven moment stapte het latere slachtoffer op mijn voet. Ik had teenslippers aan, dus ik voelde dit wel. Ik zei wat tegen hem en duwde hem van mij weg. Kort daarna werden het latere slachtoffer en zijn twee vrienden door de portiers er uit gezet. Toen zei een van hen tegen ons: “wacht maar, ik steek je straks neer”. We zijn toen achter hen aangelopen om te kijken wat ze zouden gaan doen. Kort nadat het slachtoffer naar buiten was gelopen kwam hij terug met een kettingslot in zijn hand en zijn arm opgeheven om zo te kunnen slaan. De portier is er toen tussen gesprongen en heeft kunnen voorkomen dat het slachtoffer ons kon slaan. [medeverdachte] gaf hem daarbij ook nog een schop in zijn buik. Even later stonden het slachtoffer en zijn vrienden ongeveer twee meter van ons af. Inmiddels waren vrienden van ons, waar die drie eerder ruzie mee hadden gehad, ook bij ons komen staan. De portier stond ook nog bij ons. Een van onze vrienden wilde het slot uit de handen van het slachtoffer trekken. Dit was[vriend verdachte]. Hij liep naar het slachtoffer toe en wij liepen mee. Er ontstond een trekpartij tussen [vriend verdachte] en het slachtoffer. Ik stond op dat moment half schuin rechts naast het slachtoffer. Ik wilde niet dat slot op mijn hoofd krijgen en heb die jongen toen een vuistslag op zijn kaak gegeven. Ik denk dat ik hem op zijn kaak en anders vlak daaronder geraakt heb.6 Ik heb het niet zo meegemaakt zoals uit de camerabeelden blijkt. Volgens mij heb ik hem niet vanachter benaderd en hem schuin van achteren op zijn hoofd geslagen, terwijl hij geen ketting meer in zijn handen had en zijn armen naar beneden hield. Ik heb hem op zijn wang geraakt. Ik weet wel dat ik er heen ben gelopen toen ze aan het duwen en trekken waren. Ik dacht op dat moment dat die jongen nog dat slot in zijn hand had en ik dacht “nu ophouden”en daarom gaf ik hem die klap.7 Ik zag dat die jongen hiervan schrok en hierop wilde reageren. Voordat hij kon reageren, kreeg hij een vuistslag van [medeverdachte] op zijn hoofd. [medeverdachte] kwam op dat moment van schuin links vanuit het slachtoffer gezien. Ik weet niet waar [medeverdachte] hem heeft geraakt. Als gevolg van deze vuistslag zag ik dat die jongen recht achterover met zijn hoofd op de grond viel. Ik hoorde een klap op het moment dat die jongen met zijn hoofd op de grond terecht kwam. Ik heb hem slechts eenmaal geslagen. [medeverdachte] en ik zijn vervolgens naar de auto gelopen en zijn weggereden. We zijn toen naar IJmuiden gereden. Onderweg hebben [medeverdachte] en ik het nog wel over die jongen gehad, dat hij er zo naar bijlag. Toen we thuis aankwamen merkte ik dat ik mijn slippers naast de auto had laten staan bij café 1890. We zijn toen teruggereden. We zijn daarna richting het Rembrandtplein gegaan. Daar ben ik naar de Cooldown gegaan. [medeverdachte] mocht daar niet in vanwege een eerder voorval. Daarna ben ik naar huis gegaan. [medeverdachte] kwam die ochtend ook bij ons. Mijn vriendin had hem binnengelaten. De volgende dag las ik op teletekst dat een jongen bij café 1890 na een ruzie en een klap was overleden. [medeverdachte] las dit toen ook. We hebben het er toen over gehad dat we ons moesten gaan melden bij de politie. We zijn toen naar Dance Valley gegaan en hebben het er daar nogmaals over gehad. [medeverdachte] wilde zich eigenlijk niet melden en stelde dat steeds maar uit. Totdat[medeverdachte]s vader hem belde dat hij naar huis moest komen en dat ze naar de politie zouden gaan om zich te melden. Op 17 juli 2006 ben ik vervolgens door de politie aangehouden.8 Ik heb eerder vastgezeten, voor mishandelingen.9
Verklaring van de medeverdachte [medeverdachte]
Op 14 juli 2006 ben ik samen met [verdachte] naar café ‘anno 1890’ gegaan. Ik werd opgehaald door [verdachte].10 Ik ken[verdachte] al 3 jaar en daarvoor al van gezicht. [verdachte] en ik zijn redelijk close. We gaan wel stappen samen en hebben dagelijks contact. [verdachte] is volgens mij weleens met de politie in aanraking geweest. Waarvoor weet ik niet precies. Vorig jaar is hij wel eens gearresteerd, maar daar deed hij vaag over.11
Binnen in het café ‘anno 1890’ ontstond ruzie. Die jongen, het latere slachtoffer, liep tegen iemand op. Volgens mij tegen [vriend verdachte], of tegen [verdachte]. Die jongen had volgens mij niet alleen een biertje op. Hij deed heel raar. Op een gegeven moment gingen het latere slachtoffer en zijn vrienden naar buiten. Ook de jongens waar ik mee was gingen naar buiten. Ik ging zelf ook naar buiten. Die jongen die binnen ruzie had gehad met [verdachte] of [vriend verdachte] stond buiten te schreeuwen en te tieren naar ons. Hij daagde uit om te komen vechten. Ook de portiers waren buiten en hielden de beide partijen bij elkaar weg.12 We stonden allemaal buiten, ik, [verdachte] en die andere jongens onder wie [vriend verdachte]. Ik ben mee naar buiten gegaan omdat [verdachte] naar buiten toe ging.13 Er werd op een gegeven moment wat geduwd en getrokken. Ik heb het slachtoffer toen een wegduwtrap gegeven.14 De portiers buiten stonden er bij en hielden beide partijen steeds bij elkaar weg.15 Ik heb de hele tijd bij die groep gestaan en bij het latere slachtoffer. Ik heb de hele tijd zicht gehad op de groep van het slachtoffer.16
Op een gegeven moment stond het latere slachtoffer met een bromfietsslot te zwaaien en zijn Marokkaanse vriend ook. Ik werd door een portier aangesproken die mij zei iets van “[medeverdachte] weg hier”. Het kan zijn dat op de camerabeelden is te zien dat ik word meegenomen door een portier en dat deze met mij staat te praten en mij een waarschuwende vinger geeft. Daarna loop ik richting [verdachte]. Ik weet niet meer of ik een tijdje met de portier heb staan praten.
Toen ik sloeg was er daarvoor een schermutseling. Ik dacht dat er gevochten werd. Toen draaide er een knop om. Het slachtoffer had toen niet meer dat slot in zijn handen. Een portier had dat al van hem afgepakt. Hij was niet echt bedreigend voor mij en ik kon nog weglopen. Toch heb ik dat niet gedaan. Zo zit ik in elkaar misschien. Ik loop niet weg. Er is mogelijk bij mij een knop omgegaan en daarom heb ik hem een klap gegeven.17 De drank zal ook geholpen hebben, bij het omzetten van die knop. Als ik nuchter was geweest, dan was ik misschien weggelopen. Ik had die avond een stuk of vijftien biertjes op, mogelijk iets minder. Waar ik de jongen geraakt heb weet ik niet precies. Het was in ieder geval op zijn hoofd. Of ik hem aan zijn linker- of rechterkant van zijn hoofd raakte, weet ik niet meer. Ik had nogal wat biertjes op, dus dat kan ik mij niet meer herinneren. Ik sloeg in ieder geval met mijn gebalde rechtervuist.18 Ik doe niet aan vechtsporten, maar ik heb wel grote handen. Ik werk in de haven en dat is zwaar werk. Ik ben redelijk sterk. Ik weet dat als je iemand een klap geeft, je altijd letsel kunt toebrengen.19 Ik zag dat het slachtoffer door mijn klap in elkaar zakte.
Nadat het slachtoffer neer was gegaan zei [verdachte] dat het beter was dat we weg zouden gaan. Ik wilde eigenlijk nog wel blijven. We zijn toen naar de auto van [verdachte] gelopen, zijn ingestapt en zijn naar IJmuiden gereden. Daar ontdekte [verdachte] dat hij zijn slipper kwijt was geraakt en besloot om terug naar café 1890 te rijden. Toen we daar aankwamen zagen we politie-auto’s staan voor dat café. Op dat moment dacht ik wel dat er wel iets meer aan de hand was dan alleen een jongen die neergeslagen was.20 Daarna ben ik naar het Rembrandtplein gegaan, naar de ‘Cooldown’. [verdachte] was daar naar een andere tent gegaan waar een neef van hem achter de bar staat. [verdachte] is op een gegeven moment naar huis gegaan. Later ben ik nog naar het Leidseplein geweest en heb vanaf daar een taxi genomen naar IJmuiden. We zouden de dag erna naar Dance Valley gaan, daarom sliep ik bij [verdachte].21 De volgende ochtend zag ik op teletekst dat het slachtoffer was overleden. Op Dance Valley hebben [verdachte] en ik gesproken over ons aangeven bij de politie. Maar daar kwam niet uit dat we ons zouden gaan melden. We hadden wel het idee dat we snel opgepakt zouden worden. Toen mijn vader mij belde en vroeg of ik bij de vechtpartij bij café anno 1890 betrokken was, antwoordde ik bevestigend hierop. Mijn vader zei toen dat ik naar huis moest komen. Vervolgens ben ik met mijn vader naar de politie bij Meer en Vaart gegaan en heb mij daar gemeld. 22
Verklaringen van getuigen
Getuige[getuige 1], geboren [geboortedatum] te Amsterdam
Ik heb de vechtpartij gezien. Ik stond vlak bij de deuropening van het café. Ik zag dat een aantal jongens ruzie had. Ik zag dat er geduwd en getrokken werd. Plotseling zag ik dat een man het slachtoffer een vuistslag gaf, op het gezicht van het slachtoffer. Het slachtoffer viel hierdoor achterover op de grond.
Getuige[getuige 2], geboren [geboortedatum] te Amsterdam
Ik zat op het terras van het café “anno 1890”. Ik zag dat de man in het bloemetjesshirt, die later het slachtoffer werd, een ketting in zijn hand had, waarmee hij dreigde. Ik zag dat een portier van het café de ketting afpakte van de man. Toen de portier bij de man stond, kwam er een jongen aan, die de man in het bloemetjesshirt een vuistslag op zijn hoofd gaf.23
Getuige[getuige 3], geboren [geboortedatum] te Amstelveen
Ik hoorde dat er buiten tumult was. Ik zag twee portiers 3 à 4 personen uit elkaar houden. Ik zag dat het slachtoffer met een zwaar hangslot twee jongens wilde slaan. Een paar seconden later zag ik een man rechts om de boom heen lopen, achter het slachtoffer langs. Ik zag dat deze het slachtoffer van achteren benaderde en hem een klap gaf. Ik weet niet meer precies aan welke kant. Vervolgens zag ik dat het slachtoffer door de klap zichtbaar wankelde. Hierna zag ik dat het slachtoffer van een ander persoon een keiharde vuistslag tegen de linkerkant van zijn hoofd kreeg. Ik zag dat het slachtoffer als een boom omviel, alsof hij in zijn val al bewusteloos was. Ik zag dat hij met zijn schouders op de straat viel en vervolgens met zijn hoofd tegen het asfalt klapte. Nadat het slachtoffer op de grond was gevallen hoorde ik de twee mannen tegen elkaar zeggen: “kom, kom, we gaan”.24
Getuige[getuige 4], geboren [geboortedatum] te Amsterdam
Ik ben sinds anderhalf jaar werkzaam als portier in een café genaamd [medeverdachte] 1890, gevestigd [adres] te Amsterdam. Het is vannacht begonnen met een opstootje. Ik denk dat het slachtoffer samen was met 4 andere mannen. Ik noem de andere groep de dadergroep. Deze bestond uit twee mannen van Nederlandse afkomst. Dit waren brede, sportieve mannen. 1 van deze mannen kreeg woorden met het latere slachtoffer. Ik zag dat er plotseling een andere, Marokkaanse of Turkse man aankwam. Hij was breed van postuur en ongeveer 1.85 meter lang. Hij pakte het slachtoffer beet en zei: “ben je nou alweer bezig?”. Ik zag dat deze man het slachtoffer mee naar buiten nam. Ik vond het duidelijk dat deze man het slachtoffer kende. Ik zag dat de dadergroep achter deze twee mannen aanging. Hierop zijn mijn collega[naam] en ik tussen beide groepen in gaan lopen. Buiten werd veel geschreeuwd, vooral door het slachtoffer. Ik zag dat een Marokkaanse man een kettingslot aan het slachtoffer gaf. De dadergroep is op een gegeven moment weer naar binnen gegaan. Wij dachten toen dat we alles onder controle hadden. Later is de dadergroep toch weer naar buiten gekomen omdat het slachtoffer bleef schelden en bedreigen met de dood. Ik heb gezien dat het slachtoffer met een ketting om zich heen aan het slaan was. Ik probeerde [naam] te helpen om de ketting bij het slachtoffer af te pakken want dit lukte hen niet. Het slachtoffer had de ketting met twee handen vast. Ik zag dat het kort daarna begon te escaleren, ik zag dat de dadergroep ook weer buiten stond. [naam] en ik hebben geprobeerd de dadergroep weg te sturen. Ik zag dat het slachtoffer een klap kreeg van de dader. Ik zag dat deze dader uithaalde met zijn arm en met de vuist van zijn rechterarm een klap op het gezicht gaf van het slachtoffer. Ik zag dat de dader het slachtoffer ter hoogte van zijn slaap raakte. Ik zag dat het slachtoffer gelijk gestrekt achterover viel. Hij zakte niet door zijn benen, maar viel gestrekt achterover met zijn hoofd op straat.25
Overwegingen naar aanleiding van het bewijs
Het hof gaat bij de beoordeling van de bewijsmiddelen uit van de volgende feiten en omstandigheden, zoals die naar voren zijn gekomen uit het dossier en ter terechtzitting.
Op vrijdag 14 juli 2006 wordt de medeverdachte [medeverdachte] opgehaald door de verdachte [verdachte]. Beide verdachten kennen elkaar al geruime tijd. Zij rijden gezamenlijk naar café “anno 1890”, gelegen aan de [adres] te [woonplaats]. Zij arriveren hier op zaterdag 15 juli 2006, rond 00:30 uur. In het café komen de verdachte en de medeverdachte enkele vrienden tegen. Voorts bevinden zich in het café: [slachtoffer], hier na te noemen het slachtoffer, diens broer en een vriend van beiden, die door getuigen wordt aangeduid als een Marokkaanse jongen. Deze groep gedraagt zich vervelend en danst wild om zich heen. Het latere slachtoffer botst hierbij tegen een lid van de groep van de verdachte aan. Hierop ontstaat een woordenwisseling tussen een lid van de groep van de verdachte en het slachtoffer. De Marokkaanse jongen komt tussenbeide en neemt het slachtoffer mee naar buiten. Kort hierna vertrekt ook de groep waartoe de verdachte behoort naar buiten. Buiten komen zij in het gezichtsveld van de bewakingscamera’s. Daar gaan de verdachte en de medeverdachte bij elkaar staan en praten met een van de portiers. Het slachtoffer steekt vervolgens vanaf het fietspad de rijbaan over en komt terug met een ketting in zijn hand. Het slachtoffer wijst met de ketting in zijn hand richting de groep waarin de verdachte en de medeverdachte zich bevinden. Zij staan op dat moment nog steeds bij elkaar te praten met een portier. Een van de portiers gaat in gesprek met het slachtoffer. De medeverdachte loopt vervolgens richting het slachtoffer en wordt daarbij door een omstander aan de arm gepakt om hem hiervan te weerhouden. De medeverdachte loopt alsnog richting het slachtoffer. Op datzelfde moment loopt de verdachte ook richting het slachtoffer. Hij loopt rechts om het groepje de rijbaan op en benadert uiteindelijk het slachtoffer van rechts. De ketting waarmee het slachtoffer loopt wordt vervolgens door een portier van hem afgepakt en aan iemand op de stoep gegeven. De verdachte en het slachtoffer kijken elkaar even aan. Het slachtoffer draait zich vervolgens om richting de medeverdachte. Op dat moment haalt de verdachte zijn rechterarm naar achter, doet een stap achterwaarts en haalt met zijn rechterarm uit richting de rechterwang van het slachtoffer. Het slachtoffer begint hierop te wankelen richting de medeverdachte. De medeverdachte neemt vervolgens een pose aan om te gaan slaan en haalt met zijn rechterarm uit, waarbij hij met zijn vuist het slachtoffer vol en met kracht aan de linkerkant van het hoofd ter hoogte van zijn slaap raakt. Het slachtoffer gaat hierop naar de grond. De verdachte loopt vervolgens naar het midden van de rijbaan en de medeverdachte loopt daar enkele seconden later achteraan. De verdachte wordt vervolgens aangesproken door een man, waarop de verdachte wegloopt in de richting van Amstelveen. Enkele seconden later loopt de medeverdachte diezelfde richting uit. De medeverdachte en de verdachte vertrekken vervolgens gezamenlijk per auto richting IJmuiden. In de auto bespreken zij de gebeurtenissen van zojuist. In IJmuiden komt de verdachte erachter dat hij zijn slippers is vergeten, waarop de verdachte en de medeverdachte weer richting café anno 1890 rijden. Nadat zij de slippers hebben opgehaald vertrekken zij gezamenlijk richting het Rembrandtplein in Amsterdam. Hier gaan de verdachte en de medeverdachte elk afzonderlijk naar een horecagelegenheid. De verdachte rijdt vervolgens met de auto naar het huis van zijn vriendin in IJmuiden. De medeverdachte neemt enige tijd later een taxi naar het huis van de vriendin van de verdachte. Beide verdachten slapen vervolgens in het huis van de vriendin van de verdachte. De volgende ochtend vernemen ze via teletekst dat de jongen die zij de nacht daarvoor hebben geslagen is overleden. De verdachte en medeverdachte besluiten ondanks de gebeurtenissen gezamenlijk naar Dance Valley te gaan. Hier bespreken zij nogmaals de mogelijkheid om zich aan te geven bij de politie, maar besluiten dit niet te doen. De verdachte is vervolgens op 17 juli 2006 in IJmuiden aangehouden.
Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte primair, subsidiar en meer subsidiar is tenlastegelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Gelet op de aard en de mate van het toegepaste geweld kan niet worden aangenomen dat er bij verdachte sprake is geweest van opzet op de dood van het slachtoffer, derhalve acht het hof de primair tenlastegelegde doodslag niet bewezen.
Het hof acht voorts niet bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde, zware mishandeling, de dood ten gevolge hebbend, heeft begaan. Het hof overweegt daartoe dat uit de rapportage van de patholoog anatoom26 en de aansluitende verklaring van deze deskundige ten overstaan van de rechter-commissaris27 blijkt dat het door de verdachte en zijn mededader aan het slachtoffer toegebrachte letsel in de vorm van een scheuring van de wervelslagader als een dodelijke verwonding moet worden aangemerkt, waarbij, naar het hof begrijpt, het overlijden van het slachtoffer als een praktisch onmiddellijk intredend gevolg van de mishandeling moet worden aangemerkt. Dergelijk letsel is, gelet op de wettelijke systematiek, niet aan te merken als zwaar lichamelijk letsel in de zin van de wet. Het hof overweegt voorts nog dat de scheurwond aan het achterhoofd die het slachtoffer heeft bekomen op zichzelf niet als zwaar lichamelijk letsel is aan te merken. Ook de bij het slachtoffer geconstateerde verscheuring van het tussenschot van de hersenkamers kan niet tot een ander oordeel leiden, nu niet vaststaat dat deze verscheuring het gevolg is geweest van de mishandeling door de verdachte en zijn mededader. Het hof acht evenmin bewezen dat de verdachte het meer subsidiair tenlastegelegde, poging tot zware mishandeling, de dood ten gevolge hebbende, heeft begaan.
Het hof overweegt daartoe dat de dood van het slachtoffer niet kan worden aangemerkt als het gevolg van een onvoltooide zware mishandeling, omdat poging en dodelijk gevolg elkaar in deze juridische constructie uitsluiten
Nadere beoordeling van het ten laste gelegde
Het hof acht het meest subsidiar en het cumulatief ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
De verklaringen van de beide verdachten vertonen een grote mate van overeenkomst met betrekking tot de gebeurtenissen in de nacht van 15 juli 2006. Voorts komt uit het beschikbare beeldmateriaal, afkomstig van de bewakingscamera’s een aantal feiten naar voren. Uit de verklaringen en het beeldmateriaal blijkt naar het oordeel van het hof dat bij de verdachten sprake is geweest van een bewuste samenwerking en gezamenlijke uitvoering bij de mishandeling van het slachtoffer, [slachtoffer], met de dood van het slachtoffer tot gevolg.
De verdachten hebben met opzet samengewerkt tot het verrichten van deze delictueuze gedraging. Beide verdachten waren aanwezig bij de uitvoering van het delict en hebben zich daar niet van gedistantieerd, ofschoon hier wel mogelijkheid toe was. Voorts hebben beide verdachten blijkens hun handelen opzet gehad op de mishandeling van het slachtoffer.
Nu de beide verdachten aan het slachtoffer een vuistslag hebben gegeven kan worden gesteld dat er sprake is van een gezamenlijke uitvoering. Dat de samenwerking tussen beide verdachten hierbij voldoende bewust is geweest om van een nauwe en volledige samenwerking te kunnen spreken blijkt uit de volgende feiten en omstandigheden. De medeverdachte is opgehaald door de verdachte en zij zijn gezamenlijk naar het café gereden. Nadat binnen een ruzie was ontstaan zijn zij gezamenlijk naar buiten gegaan. Buiten heeft de medeverdachte aan het slachtoffer een duwtrap gegeven, verdachte heeft dit waargenomen. Op het moment dat het slachtoffer met een ketting staat te zwaaien zijn de beide verdachten in de richting van het slachtoffer gelopen. Vervolgens hebben zij beiden het slachtoffer, van wie inmiddels de ketting was afgepakt en derhalve geen direct gevaar meer vormde, binnen het zeer korte tijdsbestek geslagen. Na deze slagen komen beide verdachten weer samen op de rijbaan, waar de medeverdachte de verdachte te hulp schiet. Vervolgens zijn de beide verdachten weggelopen richting de auto van de verdachte, waarin zij gezamenlijk richting IJmuiden zijn vertrokken. Tijdens deze rit hebben zij het incident besproken. Na de constatering van de verdachte dat hij zijn slippers is vergeten zijn zij samen teruggekeerd naar café anno 1890 en daarna zijn zij eveneens gezamenlijk naar het Rembrandtplein in Amsterdam gegaan. De verdachten hebben vervolgens in het huis van de vriendin van de verdachte[verdachte] samen overnacht. De volgende dag hebben zij via teletekst vernomen dat het slachtoffer was overleden. Zij hebben hier toen met elkaar over gepraat. Ondanks de constatering dat de vechtpartij van de avond daarvoor een dodelijke afloop heeft gekend zijn de verdachten die dag gezamenlijk naar het festival Dance Valley gegaan. Deze gedragingen, die hebben plaatsgevonden na de strafrechtelijk te duiden confrontatie met het slachtoffer acht het hof mede redengevend voor de hierna te trekken conclusie. Alles wel beschouwd komt het hof tot de conclusie dat er sprake is van een bewuste, nauwe en volledige samenwerking. Hetgeen oplevert: medeplegen.
Uit de sectie op het lichaam van het slachtoffer is niet duidelijk geworden welk van de beide klappen dodelijk is geweest. Uit het rapport van de arts-patholoog blijkt dat het slachtoffer is overleden aan hersenschade, veroorzaakt door de gevolgen van een scheur in de wervelslagader. In haar verklaring van 05 oktober 2006 stelt de arts-patholoog H.A. Tromp dat een dergelijke scheuring in zijn algemeenheid ontstaat als er sprake is van een dusdanige beweging van het hoofd ten opzichte van de romp waardoor het vat uitgerekt wordt, zijn rekvermogen wordt overstegen en daardoor kapot gaat. In zijn algemeenheid ontstaat spanning op het vat als sprake is van overstrekking en rotatie van het geheel. Bij voorbeeld doordat iemand schuin op het achterzijhoofd een klap krijgt waardoor het hoofd ten opzichte van de romp overstrekt en draait.28 Nu er sprake is van medeplegen is het antwoord op de vraag wie de vuistslag heeft uitgedeeld, waardoor de wervelslagader is gescheurd niet van belang voor de bewezenverklaring. Bij medeplegen zijn de afzonderlijke daders immers gezamenlijk verantwoordelijk voor de gedraging en de gevolgen daarvan.
Het bewijs en het bewezenverklaarde
Het hof baseert het bewijs op de processen-verbaal en schriftelijke bescheiden genoemd in de voetnoten 1 tot en met 28, en acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het meest subsidiair en cumulatief tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Ten aanzien van het meest subsidiair ten laste gelegde:
hij op 15 juli 2006 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk mishandelend [slachtoffer] met kracht tegen zijn hoofd of gezicht heeft gestompt, tengevolge waarvan [slachtoffer] is overleden;
Ten aanzien van het cumulatief ten laste gelegde:
hij op 15 juli 2006 te Amsterdam met anderen op de openbare weg, de Amstelveenseweg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer], welk geweld bestond uit het met kracht tegen het hoofd stompen, waarbij hij, verdachte, die [slachtoffer] met kracht een vuistslag tegen het hoofd heeft gegeven.
Hetgeen meest subsidiar en cumulatief meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het meest subsidiair bewezenverklaarde
medeplegen van mishandeling, terwijl het feit de dood ten gevolge heeft.
Ten aanzien van het cumulatief bewezenverklaarde
Het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straf
De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het hem tenlastegelegde veroordeeld tot gevangenisstraf voor de duur van 366 dagen, met aftrek van de tijd doorgebracht in voorarrest, waarvan 223 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en een taakstraf voor de duur van 240 uren, bij niet naar behoren verrichten hiervan een vervangende hechtenis voor de duur van 120 dagen en ten slotte beveelt de rechtbank aan de verdachte de aanwijzingen en opdrachten op te volgen die hem in het kader van de tenuitvoerlegging van de taakstraf door of namens de reclassering worden gegeven.
Tegen voormeld vonnis is door het openbaar ministerie hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het subsidiair en het cumulatief tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, met aftrek van de tijd doorgebracht in voorarrest, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte is, na een avond stappen, geconfronteerd met een ruzie in een café te Amsterdam, waarbij het latere slachtoffer [slachtoffer] was betrokken. Nadat die [slachtoffer] het café had verlaten, zijn verdachte en zijn mededader achter hem aangegaan. Op de openbare weg hebben verdachte en zijn mededader [slachtoffer] ieder een vuistslag tegen het hoofd gegeven. [slachtoffer] is tengevolge daaraan overleden. Voor het benemen van het leven van een mens komt - gelet op het belang van de bescherming van het leven - slechts een vrijheidsbenemende straf van aanmerkelijke duur in aanmerking. Verdachte heeft door zijn handelen onherstelbaar leed toegebracht aan de nabestaanden van het slachtoffer. Op dat moment bevonden zich veel mensen in en rond het café, die ongewild met deze mishandeling werden geconfronteerd. Voor de samenleving in het algemeen geldt dat deze misdrijven, zeker als deze worden begaan op een openbare plaats, als zeer bedreigend worden ervaren en gevoelens van onrust en onveiligheid veroorzaken. Het gewelddadige optreden wordt verdachte dan ook zwaar aangerekend. Naar het oordeel van het hof kan niet worden volstaan met een strafoplegging als door de advocaat-generaal gevorderd, nu deze geen recht doet aan de ernst van het bewezenverklaarde. Naar het oordeel van het hof is een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden in beginsel passend en geboden.
De raadsman van de verdachte heeft – kort en zakelijk weergegeven - aangevoerd dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en Fundamentele Vrijheden is overschreden, nu de vervolging in hoger beroep ongeveer 33 maanden heeft geduurd, terwijl de feiten dateren uit 2006. De verdediging heeft gesteld dat de overschrijding van de redelijke termijn moet leiden tot strafvermindering.
Het hof is met de verdediging van oordeel dat de bedoelde redelijke termijn in dit geval inderdaad is overschreden, nu op 7 december 2006 vonnis is gewezen, het dossier op 25 januari 2008 ter griffie van het hof is ingekomen, het hof op 14 augustus 2009 onderzoek ter terechtzitting heeft gedaan en ter terechtzitting van heden arrest heeft gewezen. Deze overschrijding dient te leiden tot vermindering van de op te leggen straf.
Alles overwegende, en mede in aanmerking genomen dat, blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 06 augustus 2009 de verdachte eerder bij herhaling voor mishandeling is veroordeeld, en voor delicten waarbij alcohol in het spel was, vindt het hof geen aanleiding een gedeelte van die gevangenisstraf in voorwaardelijke vorm op te leggen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 47, 57, 63, 141 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.
Beslissing
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het meest subsidiair en het cumulatief tenlastegelegde heeft begaan zoals hierboven in de rubriek bewezenverklaarde omschreven.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte meest subsidiair en cumulatief meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en ook de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 27 (dertig) maanden.
Beveelt dat de tijd, die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in deze zaak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
Dit arrest is gewezen door de tweede meervoudige strafkamer van het gerechtshof te Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.D.L. Nuis, mr. D.J.M.W. Paridaens-van der Stoel en mr. P.A.M. Hoek, in tegenwoordigheid van mr. R. Cozijnsen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 28 augustus 2009.
De jongste raadsheer, mr. P.A.M. Hoek is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
1 Proces-verbaal met nummer 2006183579-1 van 15 juli 2006, opgemaakt door [verbalisant(en)] (doorgenummerde bladzijde 0029).
2 Een geschrift, te weten een verslag betreffende een niet natuurlijke dood, opgemaakt op 15 juli 2006 door J.T. de Jong, arts (doorgenummerde pagina 0041 en 0042).
3 Een geschrift, te weten een deskundigenrapport, op 18 september 2006 opgemaakt door H.A. Tromp, arts-patholoog, inhoudende een lijkschouwing van [slachtoffer].
4 Proces-verbaal met nummer 2006183579-31 van 16 juli 2006, opgemaakt door[verbalisant(en)], (doorgenummerde bladzijde 0126).
5 Proces-verbaal met nummer 2006183579-1 van 21 juli 2006, opgemaakt door [verbalisant(en)], betreffende de inbeslagneming en onderzoek van de videobeelden)
6 Proces-verbaal met nummer2006183579-47 van 17 juli 2006, opgemaakt door [verbalisant(en)] (doorgenummerde pagina 00155 en 0156)
7 Proces-verbaal met nummer 2006183579-52 van 18 juli 2006, opgemaakt door [verbalisant(en)] (doorgenummerde pagina 0160 en 0161)
8 Proces-verbaal met nummer 2006183579-47 van 17 juli 2006, opgemaakt door [verbalisant(en)] (doorgenummerde pagina 0156 en 0157)
9 Proces-verbaal met nummer 2006183579-52 van 18 juli 2006, opgemaakt door [verbalisant(en)] (doorgenummerde pagina 0160)
10 Proces-verbaal met nummer 2006183579-33 van 16 juli 2006, opgemaakt door [verbalisant(en)] (doorgenummerde bladzijde 0129).
11 Proces-verbaal met nummer 2006183579-37 van 16 juli 2006 opgemaakt door [verbalisant(en)], (doorgenummerde bladzijde 0148).
12 Proces-verbaal met nummer 2006183579-33 van 16 juli 2006, opgemaakt door [verbalisant(en)] (doorgenummerde bladzijde 0130).
13 Proces-verbaal met nummer 2006183579-51 van 18 juli 2006, opgemaakt door [verbalisant(en)], (doorgenummerde pagina 0139)
14 Proces-verbaal met nummer 2006183579-33 van 16 juli 2006, opgemaakt door [verbalisant(en)] (doorgenummerde bladzijde 0136).
15 Proces-verbaal met nummer 2006183579-33 van 16 juli 2006, opgemaakt door [verbalisant(en)] (doorgenummerde bladzijde 0130).
16 Proces-verbaal met nummer 2006183579-37 van 16 juli 2006, opgemaakt door [verbalisant(en)], (doorgenummerde bladzijde 0149).
17 Proces-verbaal met nummer 2006183579-33 van 16 juli 2006, opgemaakt door [verbalisant(en)] (doorgenummerde bladzijde 0031, 0032 en 0133).
18 Proces-verbaal met nummer 2006183579-51 van 18 juli 2006, opgemaakt door [verbalisant(en)] (doorgenummerde pagina 0138 en 0139)
19 Proces-verbaal met nummer 2006183579-33 van 16 juli 2006, opgemaakt door [verbalisant(en)] (doorgenummerde bladzijde 0135).
20 Proces-verbaal met nummer 2006183579-51 van 18 juli 2006, opgemaakt door [verbalisant(en)] (doorgenummerde pagina 0139)
21 Proces-verbaal met nummer 2006183579-33 van 16 juli 2006, opgemaakt door [verbalisant(en)] (doorgenummerde bladzijde 0133).
22 Proces-verbaal met nummer 2006183579-51 van 18 juli 2006, opgemaakt door [verbalisant(en)] (doorgenummerde pagina 0140)
23 Proces-verbaal met nummer 2006183579-1 van 15 juli 2006, opgemaakt door [verbalisant(en)] (doorgenummerde pagina 0023).
24 Proces-verbaal met nummer 2006183579-1 van 15 juli 2006, opgemaakt door[verbalisant(en)]s (doorgenummerde bladzijde 0027 en 0028).
25 Proces-verbaal met nummer 2006183579-8 van 15 juli 2006, opgemaakt door [verbalisant(en)] (doorgenummerde bladzijde 0049 en 0050).
26 Deskundigenrapport d.d. 18 september 2005, opgemaakt door H.A. Tromp, arts en patholoog.
27 Proces-verbaal van verhoor door de rechter-commissaris van getuige-deskundige H.A. Tromp d.d. 5 oktober 2006.
28 Verhoor getuige-deskundige H.A. Tromp bij de rechter-commissaris d.d. 05-10-2006