ECLI:NL:GHAMS:2009:BJ6470

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 mei 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.028.968-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling wegens tekortkomingen in sollicitatieverplichting

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 8 mei 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep over de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van appellante. Appellante, een alleenstaande moeder met vier kinderen, was in 2006 toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling. De bewindvoerder had aangevoerd dat appellante herhaaldelijk was gewezen op haar sollicitatieplicht, die zij niet was nagekomen. Sinds mei 2007, toen haar jongste kind één jaar oud werd, was zij verplicht om actief naar werk te zoeken. Ondanks deze verplichting had appellante zich pas medio 2008 ingeschreven voor kinderopvang en stelde zij ten onrechte dat zij niet kon werken omdat de opvang nog niet geregeld was. Het hof oordeelde dat appellante ernstig tekort was geschoten in haar inspanningsverplichting en dat haar betoog over vrijstelling van sollicitatieplicht door het DWI niet opging in het kader van de schuldsaneringsregeling. Het hof bekrachtigde de beslissing van de rechtbank om de schuldsaneringsregeling te beëindigen, omdat appellante niet had voldaan aan haar verplichtingen en er geen grond was voor verlenging van de regeling.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
ARREST van 8 mei 2009 in de zaak met zaaknummer 200.028.968/01 van:
Appellante,
wonende te Amsterdam,
advocaat: mr. H.J.J. Hendrikse te Amsterdam.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Appellante is bij per fax op 24 maart 2009 ter griffie ingekomen verzoekschrift in hoger beroep gekomen van het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 18 maart 2009 met insolventienummer 06/1174-R, waarbij ten aanzien van haar de toepassing van de schuldsaneringsregeling is beëindigd zoals in het dictum van deze beslissing is uiteengezet.
1.2. Het hoger beroep is behandeld ter terechtzitting van 24 april 2009. Bij die behandeling is appellante verschenen, bijgestaan door mr. Hendrikse voornoemd. Voorts is namens de bewindvoerder P. Wakker verschenen.
2. De gronden van de beslissing
2.1. Op voordracht van de rechter-commissaris heeft de rechtbank de toepassing van de schuldsaneringsregeling ten aanzien van appellante beëindigd, daar zij – kort samengevat - volgens de rechtbank niet heeft voldaan aan haar sollicitatieverplichting.
2.2. Ten behoeve van de behandeling van het hoger beroep heeft de plaatsvervangend-bewindvoerder een verslag met bijlagen d.d. 17 april 2009 aan het hof doen toekomen. Appellante heeft van dit verslag kennis genomen.
2.3. In hoger beroep is het volgende gebleken.
2.3.1. Appellante is een alleenstaande moeder met vier kinderen in de leeftijd van 17, 16, 12 en (net) 3 jaar. Zij heeft een bijstandsuitkering. Zij is bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van 20 november 2006 tot de wettelijke schuldsaneringsregeling toegelaten.
2.3.2. De bewindvoerder heeft aangevoerd dat appellante herhaaldelijk op haar sollicitatieplicht is gewezen.
Zij is er duidelijk van op de hoogte gesteld dat zij vanaf mei 2007 – toen haar jongste kind één jaar werd – actief naar betaalde arbeid diende te zoeken en dat zij daarvan bewijzen aan de bewindvoerder diende over te leggen. Desondanks heeft zij zich pas medio 2008 ingeschreven voor kinderopvang en beroept zij zich er ten onrechte op niet te kunnen werken, omdat de kinderopvang nog niet geregeld is. Van het tekortschieten in haar inspanningsverplichting kan haar dan ook een verwijt worden gemaakt. Voorts heeft appellante volgens de bewindvoerder niet naar behoren aan haar informatieverplichting voldaan. De bewindvoerder handhaaft zijn stelling dat de toepassing van de schuldsaneringsregeling ten aanzien van appellante dient te worden beëindigd.
2.3.3. Appellante heeft het volgende aangevoerd. Zij wil graag werken en uit de uitkeringssituatie komen, maar zolang zij voor haar jongste kind geen opvang heeft gevonden, kan zij geen baan aannemen. Haar zijn verschillende banen aangeboden, die zij echter door deze omstandigheden heeft moeten weigeren. Daarbij was de bewindvoerder er van op de hoogte dat zij door het DWI was vrijgesteld van actief solliciteren vanwege de leeftijd van haar jongste kind en aanvankelijk ook vanwege een medische indicatie. Zij heeft de bewindvoerder verwezen naar mevrouw Gom van het DWI, zodat hij bij haar nadere inlichtingen over haar situatie kon inwinnen. Zij heeft erkend dat zij te laat was met de inschrijving voor kinderopvang. Zij is van mening dat haar het tekortschieten in haar sollicitatieverplichting gelet op voormelde persoonlijke omstandigheden niet in die mate kan worden aangerekend dat een en ander de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling rechtvaardigt. Subsidiair verzoekt appellante om de schuldsaneringsregeling te verlengen teneinde haar in de gelegenheid te stellen alsnog aan haar sollicitatieverplichting te voldoen.
2.4. Gelet op de stukken en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep is het hof van oordeel dat appellante ernstig is tekort geschoten in haar inspanningsverplichting tot het zoeken naar betaalde arbeid. Zij is herhaaldelijk – in de verslagen van de bewindvoerder en de begeleidende brieven, in e-mails en door de rechter-commissaris in een brief van 21 augustus 2008 – er op gewezen dat zij diende te solliciteren. Aan deze verplichting heeft zij op geen enkele wijze voldaan. Zij had kunnen weten en moeten begrijpen dat zij in het kader van de schuldsaneringsregeling gehouden was vanaf het moment dat haar jongste kind 1 jaar werd – derhalve vanaf mei 2007 - zich tot het uiterste in te spannen om betaalde arbeid te vinden. Vanwege de - vanzelfsprekend vereiste - opvang voor haar kind had zij voor tijdige inschrijving ter zake dienen zorg te dragen dan wel anderszins opvang dienen te regelen. Hiervan is niet gebleken, hetgeen haar kan worden toegerekend. Haar betoog dat zij van het DWI niet actief hoeft te solliciteren wordt verworpen, nu in het kader van de schuldsaneringsregeling strengere maatstaven dienaangaande gelden. Zij dient zelf zich actief in te zetten om de bewindvoerder van alle door hem gewenste informatie te voorzien en om haar verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling na te komen. De enkele verwijzing van de bewindvoerder door haar naar een medewerker van de DWI voor inlichtingen over haar situatie, is daartoe volstrekt onvoldoende. Zij heeft daarmee de taak van de bewindvoerder, die slechts toezichthouder is op de naleving van haar verplichtingen, miskend. Het tekortschieten door appellante in haar sollicitatieverplichting is dermate ernstig dat ook het hof reeds op die grond de tussentijdse beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling gerechtvaardigd acht. Er is geen grond de schuldsaneringsregeling te verlengen.
2.5. De beslissing van de rechtbank zal worden bekrachtigd.
3. De beslissing
Het hof:
- bekrachtigt het vonnis waarvan beroep.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.D.R.M. Boumans, M.W.E. Koopmann en R.D. Vriesendorp en uitgesproken ter openbare terechtzitting van het hof van 8 mei 2009 in tegenwoordigheid van de griffier.
Van dit arrest kan gedurende acht dagen na die van de uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld door middel van een verzoekschrift in te dienen ter griffie van de Hoge Raad.