ECLI:NL:GHAMS:2009:BJ6243

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
3 april 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.024.991-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging tussentijdse beëindiging van de schuldsanering wegens niet verwijtbare tekortkomingen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 3 april 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep over de schuldsanering van een alleenstaande vrouw, appellante, die in 2006 was toegelaten tot de schuldsaneringsregeling. Appellante, geboren in 1967 en wonende te Heemskerk, had drie zonen, waarvan de jongste twee onder toezicht stonden. Tijdens de procedure werd vastgesteld dat appellante, onder invloed van een persoonlijkheidsstoornis, niet in staat was om haar financiële verplichtingen na te komen. Het hof oordeelde dat haar tekortkomingen niet verwijtbaar waren, gezien de stressvolle omstandigheden waarin zij verkeerde en haar bereidheid om hulp te zoeken. Het hof heeft de tussentijdse beëindiging van de schuldsanering door de rechtbank vernietigd en de termijn van de schuldsanering verlengd tot 25 juni 2011.

De zaak kwam in hoger beroep na een beslissing van de rechtbank te Haarlem op 10 februari 2009, waarin de schuldsanering van appellante was beëindigd vanwege het ontstaan van nieuwe schulden en een boedelachterstand. Tijdens de zitting op 20 maart 2009 werd appellante bijgestaan door haar advocaat, mr. M.B. Meindersma, en de bewindvoerder J.E.J. Jansen was ook aanwezig. De bewindvoerder had aangevoerd dat appellante haar verplichtingen niet nakwam en dat er nieuwe schulden waren ontstaan. Appellante betwistte dit, en voerde aan dat haar tekortkomingen niet verwijtbaar waren door haar psychische toestand.

Het hof heeft in zijn overwegingen rekening gehouden met de geringe hoogte van de resterende nieuwe schulden en de bereidheid van appellante om haar situatie te verbeteren door middel van een behandelplan. Het hof heeft besloten de schuldsanering te verlengen, zodat appellante de kans krijgt om haar financiële situatie te stabiliseren en de schuldsanering succesvol af te ronden. De uitspraak biedt een belangrijke overweging voor de toepassing van de schuldsanering in situaties waarin psychische problemen een rol spelen.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
ARREST van 3 april 2009 in de zaak met zaaknummer 200.024.991/01 van:
Appellante,
wonende te Heemskerk,
advocaat: mr. M.B. Meindersma te Beverwijk.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Appellante is bij op 16 februari 2009 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift in hoger beroep gekomen van de beslissing van de rechtbank te Haarlem van 10 februari 2009 met insolventienummer 06/625 R, waarbij ten aanzien van appellante de toepassing van de schuldsaneringsregeling is beëindigd op de wijze zoals in het dictum is uiteengezet.
1.2. Het hoger beroep is behandeld ter terechtzitting van 20 maart 2009. Bij die behandeling is appellante verschenen, bijgestaan door mr. Meindersma voornoemd. Voorts is namens de bewindvoerder J.E.J. Jansen verschenen.
2. De gronden van de beslissing
2.1. Op verzoek van de bewindvoerder heeft de rechtbank de toepassing van de schuldsaneringsregeling ten aanzien van appellante overeenkomstig artikel 350 lid 3 sub c en d van de Faillissementswet (Fw.) beëindigd, daar zij – kort samengevat – bovenmatige nieuwe schulden en een boedelachterstand heeft laten ontstaan.
2.2. Ten behoeve van de behandeling van het hoger beroep heeft de bewindvoerder bij brief van 12 maart 2009 een verslag met bijlagen van diezelfde datum aan het hof doen toekomen. Appellante heeft van het verslag kennis genomen.
2.3. In hoger beroep is het volgende gebleken.
2.3.1. Appellante – geboren in 1967 – is een alleenstaande vrouw. Zij heeft drie zonen, die niet inwonend zijn. De jongste twee zonen, die minderjarig zijn, zijn onder toezicht gesteld. Appellante is bij Stichting Borgstaete (Borgstaete) in budgetbeheer.
Zij is op 25 juli 2006 tot de schuldsaneringsregeling toegelaten.
2.3.2. De bewindvoerder heeft het volgende aangevoerd. Appellante komt haar verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling onvoldoende na. Zij schiet tekort in haar informatieplicht. Zij verhuurde een kamer aan een kennis, waardoor haar uitkering in verband met de huuropbrengsten werd verlaagd. Volgens appellante is huurovereenkomst in februari 2008 geëindigd. Appellante heeft de bewindvoerder over een en ander niet ingelicht. Appellante is er vervolgens op gewezen dat zij na het einde van de huurovereenkomst een aanvullende uitkering diende aan te vragen, hetgeen zij heeft nagelaten. Vervolgens heeft appellante nieuwe schulden en een achterstand in betalingen aan de boedel laten ontstaan. Zowel tijdens de verificatievergadering in juni 2008 als tijdens de beëindigingzitting in augustus 2008 zijn met appellante afspraken gemaakt ten aanzien van het voldoen aan haar verplichtingen teneinde haar nog een kans te bieden de schuldsaneringsregeling positief af te sluiten. Tijdens de vervolgzitting in januari 2009 is gebleken dat appellante weliswaar een aanvullende uitkering had aangevraagd en verkregen, maar dat deze uitkering onvoldoende is om de nog openstaande nieuwe schulden en de boedelachterstand te voldoen. Thans staat volgens de bewindvoerder nog een bedrag van € 2.030,33 aan nieuwe schulden open, te weten aan het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO) € 1.019,45 (waarvan een bedrag van € 617,84 is voldaan door middel van inkomensbeslag), aan Dierencrematorium Westerhout € 291,75, aan xs4all € 387,51, aan Online € 268,93, aan KPN € 216,11, aan de Belastingdienst € 200,-- en aan Cannock Chase € 264,42. De boedelachterstand bedraagt volgens de bewindvoerder thans € 749,60. De bewindvoerder heeft ter zitting in hoger beroep nog betoogd dat het verzoek van appellante om de schuldsaneringsregeling te verlengen dient te worden afgewezen, nu de door haar aangekondigde maatregelen ter verbetering van haar financiële en persoonlijke positie in een te laat stadium worden getroffen.
2.3.3. Appellante heeft het volgende gesteld. Zij betwist niet dat zij haar verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling niet naar behoren is nagekomen, maar heeft gesteld dat het tekortschieten haar niet in die mate kan worden verweten, dat zulks tot de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling moet leiden. Zij is onlangs onderzocht door GGD Dijk en Duin, welke instelling heeft vastgesteld dat zij een borderline persoonlijkheidsstoornis heeft, waardoor zij onder invloed van stress en problemen minder goed functioneert. Zij heeft ter ondersteuning van haar stelling een behandelovereenkomst met Dijk en Duin overgelegd. Een en ander verklaart waarom zij haar informatieplicht niet voldoende kan nakomen. Zij is verstrikt geraakt in een woud van regels, die zij onvoldoende heeft begrepen. Zij heeft na het vertrek van de huurder wel direct een verhoging van haar uitkering aangevraagd, maar heeft deze aanvankelijk niet gekregen. Thans is haar uitkering wel verhoogd. Zij was er voorts niet van op de hoogte dat het LBIO haar een bijdrage had opgelegd, daar de desbetreffende stukken naar haar oude adres zijn gestuurd. Vervolgens heeft het LBIO op haar uitkering beslag gelegd waardoor appellante blijkens een overzicht van Borgstaete onvoldoende inkomsten overhield om haar vaste lasten te voldoen. Appellante heeft bestreden dat zij verwijtbaar nieuwe schulden heeft laten ontstaan althans dat deze bovenmatig zijn. Van de schuld aan het LBIO resteert nog een bedrag van € 401,61. De schuld aan Online staat nog niet vast. Appellante betwist met hen een overeenkomst te hebben afgesloten. De schulden aan de Belastingdienst en Cannock Chase zullen in augustus 2009 respectievelijk september 2009 door middel van een betalingsregeling zijn afbetaald. De schuld aan xs4all heeft Borgstaete als budgetbeheerder laten ontstaan. Appellante is van mening dat het mogelijk is hetgeen resteert aan haar schulden en de boedelachterstand in te lopen. Zij heeft met terugwerkende kracht kinderbijslag aangevraagd en voorts bijzondere bijstand voor de restantschuld aan het LBIO alsmede een langdurigheidstoeslag. Ook heeft zij een verzoek ingediend voor een civiel bewind en is zij met Dijk en Duin een behandelplan overeengekomen. Appellante verzoekt met haar persoonlijke omstandigheden rekening te houden en de schuldsaneringsregeling ten aanzien van haar te verlengen teneinde haar in de gelegenheid te stellen de regeling tot een goed einde te brengen.
2.4. Het hof is van oordeel dat appellante niet in die mate toerekenbaar tekort is geschoten in haar uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen dat er aanleiding is de schuldsaneringsregeling ten aanzien van haar tussentijds te beëindigen. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat zij – zoals blijkt uit het
rapport van Dijk en Duin - in stressvolle situatie vanwege haar persoonlijkheidsstoornis niet in voldoende mate bij machte is om efficiënt te handelen. Gebleken is dat zij bereid is hiervoor hulp te aanvaarden door middel van een behandelplan bij genoemde instelling en dat zij voorts hulp heeft gezocht om haar financiën volledig te laten beheren door middel van een beschermingsbewind. Onder deze omstandigheden ziet het hof aanleiding om de toepassing van de schuldsaneringsregeling te verlengen met de hierna te bepalen termijn teneinde haar nog een kans te geven de schuldsaneringsregeling tot een goed einde te brengen. Daarbij heeft het hof mede de geringe hoogte van de resterende nieuw ontstane schulden in aanmerking genomen. Het hof gaat er daarbij vanuit dat appellante haar verzoek voor een beschermingsbewind zal handhaven en doorzetten. Alle verplichtingen voortvloeiende uit de schuldsaneringsregeling zullen tijdens de verlenging onverkort van toepassing zullen zijn.
2.5. Gelet op het voorgaande zal worden beslist als volgt.
3. De beslissing
Het hof:
- vernietigt de uitspraak waarvan beroep;
- stelt de termijn gedurende welke de toepassing van de schuldsanering van kracht is, vast op 5 jaar, te rekenen vanaf de dag van de uitspraak tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, derhalve tot 25 juni 2011;
- verstaat dat de rechtbank te zijner tijd bij gelegenheid van de beëindiging van de schuldsaneringsregeling alsnog zal bepalen of aan appellante de zogenoemde schone lei wordt verleend.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.D.R.M. Boumans, M.W.E. Koopman en P.J. Duinkerken en uitgesproken ter openbare terechtzitting van het hof van 3 april 2009 in tegenwoordigheid van de griffier.
Van dit arrest kan gedurende acht dagen na die van de uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld door middel van een verzoekschrift in te dienen ter griffie van de Hoge Raad.