2. Beoordeling van het hoger beroep
2.1. Deze zaak betreft – zakelijk samengevat – het volgende:
a. appellanten zijn samen met Vivendi S.A. eisers in een arbitrageprocedure bij het International Court of Arbitration van de International Chamber of Commerce, hierna de arbitrage te noemen. De hiervoor genoemde curator in het faillissement van Electrim Finance B.V. is gedaagde in die arbitrageprocedure. Op 17 oktober 2007 hebben Vivendi S.A. en appellanten hun vorderingen waarover zij in de arbitrage procederen ter verificatie bij de curator ingediend, met afschrift aan de rechter-commissaris in het faillissement;
b. de verificatievergadering in het faillissement heeft plaatsgevonden op 1 november 2007. Blijkens het proces-verbaal van die verificatievergadering zijn mrs. Berger en Eikelboom voornoemd toen verschenen namens de schuldeiser Vivendi S.A. Op die verificatievergadering waren tevens – voorzover hier van belang – de hiervoor genoemde schuldeisers Debenture Trust Corporation en Concord Trust Corporation vertegenwoordigd;
c. op de lijst van voorlopig betwiste concurrente vorderingen, die voorafgaand aan de verificatievergadering voor belanghebbenden ter inzage heeft gelegen, staat als schuldeiser voor een bedrag van € 3.002.500.000,- opgenomen alleen Vivendi S.A. De vorderingen van appellanten staan niet op die lijst vermeld;
d. blijkens het proces-verbaal van de verificatievergadering heeft de curator de betwisting van de vordering van Vivendi S.A. gehandhaafd. Ook de beide hiervoor genoemde schuldeisers, Law Debenture Trust Corporation en Concord Trust Corporation, hebben de vordering van Vivendi S.A. betwist;
e. bij brief van 14 november 2007 heeft de griffier van de rechtbank te Amsterdam aan Vivendi S.A. bericht dat de betwisting door de curator van de door haar ingediende concurrente vordering belopende het hiervoor onder c. genoemde bedrag ter verificatievergadering is gehandhaafd en dat de rechter-commissaris partijen heeft verwezen naar de parkeerrol van de rechtbank van 1 april 2009;
f. appellanten hebben onder verwijzing naar het bepaalde bij artikel 137 lid 2 Fw. een verzoekschrift ingediend en daarbij een primair en een subsidiair verzoek gedaan, zoals in de beslissing waarvan beroep onder 2.1 is omschreven;
g. de curator alsmede de schuldeisers Elektrim S.A., Concord Trust Trust Corporation en Law Debenture Trust Corporation hebben tegen dat verzoek gemotiveerd verweer gevoerd;
h. in de beslissing waarvan beroep heeft de rechtbank op de daarin vermelde gronden het primaire verzoek deels toegewezen en voor het overige dit primaire verzoek alsmede het subsidiaire verzoek afgewezen, alles als nader in het dictum van de beslissing waarvan beroep is vermeld;
i. door middel van de grieven maken appellanten er bezwaar tegen dat hun primaire verzoek, althans hun subsidiaire verzoek niet integraal is toegewezen.
2.2. Het hof overweegt als volgt.
2.3. Door – onder anderen – de curator is opgeworpen dat appellanten niet in hun hoger beroep kunnen worden ontvangen, aangezien de beslissing waarvan beroep een beschikking met betrekking tot het beheer of de vereffening van de boedel betreft als bedoeld in artikel 85 Fw., hetgeen meebrengt dat – nu in de wet niet het tegendeel is bepaald – van een dergelijke beslissing geen hoger beroep is toegelaten.
Dat verweer moet worden verworpen. De beschikkingen waarop artikel 85 Fw. het oog heeft zijn immers (slechts)de beschikkingen die naar hun inhoud administratieve beslissingen betreffen die in het kader van de gerechtelijke vereffening van de boedel of van vernietiging of opheffing van het faillissement door de rechter worden genomen, bij welke beslissingen van “partijen” die gehoord moeten worden geen sprake is. De onderhavige beslissing van de rechtbank, genomen naar aanleiding van een verzoek op grond van het bepaalde in artikel 137 lid 2 Fw. (verbetering van een vergissing in het proces-verbaal van de verificatievergadering) betreft niet een administratieve beslissing als hiervoor bedoeld. Appellanten kunnen dan ook in hun hoger beroep worden ontvangen.
2.4. Appellanten hebben primair verlangd dat het proces-verbaal van de verificatie-vergadering aldus wordt gewijzigd dat:
- appellanten worden vermeld als verschenen partij;
- appellanten én Vivendi S.A. gezamenlijk worden aangeduid als Vivendi c.s.;
- daar waar in het proces-verbaal wordt vermeld “ Vivendi S.A.” komt te staan: “Vivendi c.s.“;
- wordt vermeld dat de curator en/of Law Debenture Trust Corporation en/of Concord Trust Corporation de vorderingen van appellanten niet betwisten (dus erkennen), voorzover mocht blijken dat zij de vorderingen van appellanten niet hebben betwist;
- te bepalen dat appellanten naast Vivendi S.A. de eisende partijen zijn bij de in de stukken bedoelde procedure met het nummer 423505/09.987.
Subsidiair hebben zij verzocht dat het proces-verbaal aldus wordt gewijzigd dat appellanten, de curator, Law Debenture Trust Corporation en Concord Trust Corporation terzake van de renvooiprocedure worden verwezen naar de handelsrol van de rechtbank Amsterdam, voorzover mocht blijken dat de curator en/of Law Debenture Trust Corporation en/of Concord Trust Corporation de vorderingen van verzoekers wel hebben betwist.