ECLI:NL:GHAMS:2009:BJ5188
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- J.P.A. Boersma
- W.G. Visser
- I.J.F.A. van Vijfeijken
- Rechtspraak.nl
Vernietiging naheffingsaanslag overdrachtsbelasting en beoordeling opschortende voorwaarde bij akte van levering
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 6 augustus 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep over een naheffingsaanslag overdrachtsbelasting die was opgelegd aan belanghebbende door de inspecteur van de Belastingdienst. De zaak betreft de vraag op welk tijdstip het recht van opstal door belanghebbende is verkregen en of de verkrijging binnen zes maanden na een eerdere verkrijging heeft plaatsgevonden, waardoor slechts een deel van de verkrijging belast zou zijn met overdrachtsbelasting. Belanghebbende had een koopakte ondertekend op 9 februari 2005, waarin de voorwaarden voor de eigendomsoverdracht waren vastgelegd. De inspecteur betwistte dat de verkrijging binnen de termijn van zes maanden had plaatsgevonden, wat leidde tot de naheffingsaanslag.
Het Hof oordeelde dat de akte van levering, die op 7 maart 2005 was opgemaakt, onder een ontbindende voorwaarde was gesloten. Dit betekent dat de verkrijging pas plaatsvond op het moment dat aan de voorwaarden was voldaan, in dit geval op 6 april 2005, de datum waarop de akte van kwijting werd opgemaakt. Het Hof concludeerde dat de verkrijging inderdaad binnen zes maanden na de eerdere verkrijging op 10 september 2004 had plaatsgevonden, waardoor het beroep van belanghebbende op artikel 13, lid 1, van de Wet op belastingen van rechtsverkeer terecht was. De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd en het beroep inzake de naheffingsaanslag werd ongegrond verklaard.
De beslissing van het Hof houdt in dat de inspecteur de naheffingsaanslag niet terecht had opgelegd, en dat de voorwaarden voor de eigendomsoverdracht correct waren geïnterpreteerd. De uitspraak benadrukt het belang van de juiste uitleg van ontbindende en opschortende voorwaarden in overeenkomsten en de gevolgen daarvan voor belastingheffing. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden.