“Ik was in 2001 bedrijfsleider bij het grandcafé [F]. Dat was een zaak van mijn vader, die is in 2001 verkocht en ik wilde een eigen restaurant beginnen. [A] stond te koop en ik vond het een mooie zaak en locatie. Ik heb het restaurant samen met mijn vader gevonden.
Dit was mijn eerste eigen zaak, ik deed alles zelf, inkoop, administratie, bedrijfsvoering en er was personeel in dienst. Ik had een boekhouder, [D]. [D] was een oude klant van mijn vader.
Ik besprak de zaken regelmatig met mijn vader, bijvoorbeeld over de inkoop en de financiën, dat was bij hem thuis of in het restaurant, waar hij iedere vrijdag kwam. Mijn vader werkte niet mee.
In het begin, ongeveer het eerste halfjaar, liep de zaak goed of redelijk. Daarna werd het minder. Gasten uit de kantoren van [Z] kwamen minder en gasten/vrienden van de vorige eigenaar bleven steeds meer weg.
Ik heb enkele maanden bedragen als pacht betaald aan [X], ongeveer € 500 per week. Dat was afgesproken om mijn vader extra inkomsten te geven.
In de loop van 2002 gingen de zaken slechter, medio 2002 stapelden de rekeningen zich op die ik niet kon betalen (personeel, leveranciers, belastingdienst, GAK). Met name de belastingschulden kon ik niet voldoen, dat waren duizenden euro’s.
Omstreeks die tijd, medio 2002, heb ik ook mijn vader ingelicht over mijn financiële problemen.
Omstreeks dezelfde tijd heb ik met mijn vader over de problemen gesproken. Hij kreeg toen al een tijdje geen pacht meer. We zijn toen in het restaurant om de tafel gaan zitten, hij zal ook de boeken van het restaurant hebben gezien.
Ik had met name veel schulden bij de belastingdienst die op een gegeven moment, ik denk ergens in het najaar van 2002, bodembeslag kwam leggen. Er stond zo’n € 10.000 à € 11.000 open. Mijn vader heeft die toen betaald, hij zei: ‘hoe je het ook wendt of keert, het zijn toch mijn spullen’.
Ook in het najaar van 2002 kwamen wij beiden, mijn vader en ik, tot de conclusie dat we moesten stoppen. Wij besloten te stoppen en de zaak te verkopen, maar ondertussen gewoon het restaurant door te blijven draaien. Dat was ook ergens in het najaar van 2002.
Er is in feitelijke situatie toen weinig veranderd, alleen onderling, de pacht is vervallen. Mijn vader heeft naar een koper voor het restaurant gezocht, ik had daar geen tijd voor. Omstreeks maart 2003 diende zich een koper aan, dat was [E], die de zaak ook later gekocht heeft. Ik heb geen andere gegadigden gezien.
[E] is diverse malen bij mij in het restaurant geweest om over de koop te spreken. Dat zal zijn geweest nadat hij mijn vader daarover heeft gesproken. Ik heb hem geen cijfers/omzet van het restaurant gegeven en heb ook niet met hem over de prijs onderhandeld. Dat deed mijn vader.
In de eerste helft van 2003 stapelden de schulden zich eveneens op. Schuldeisers waren met name de belastingdienst, UWV en GAK. Er is niet weer beslag gelegd door de belastingdienst. Ik weet dat mijn boekhouder met de belastingdienst heeft gesproken. Ikzelf heb ook wel eens gebeld. Volgens mij heeft mijn vader geen contact gehad met de belastingdienst hierover. De schulden waren toen enkele tientallen duizenden euro’s.
(…)
Vanaf juni 2003 ben ik weer in loondienst van een B.V. van mijn vader getreden, als bedrijfsleider van café [K]. Dat is een café dat mijn vader enige tijd na juni 2003 heeft gekocht.
In april 2008 ben ik in dienst getreden als bedrijfsleider bij het nieuwe café van mijn vader [H] in [Z]. [K] was toen verkocht.
Moeilijke gesprekken met personeelsleden voerde ik in mijn periode als bedrijfsleider in het café zoveel mogelijk zelf. Daar drong mijn vader ook op aan.
Ook wanneer er in [B] lastige gesprekken met het personeel moesten worden gevoerd, voerde ik die zelf. Ontslag is overigens nooit aan de orde geweest.
U houdt mij voor dat ik eerder in deze verklaring heb gezegd dat toen er bodembeslag was gelegd mijn vader zei de belastingschuld te betalen en dat ik in dat verband opmerkte dat hij toen zei dat al de spullen van hem waren en dat in de C.V.-akte staat dat alle activa van [A] in de vennootschap zijn ingebracht en vraagt mij hoe dit met elkaar is te rijmen. Antwoord: Wij hebben eigenlijk nooit als C.V. gewerkt, het ging erom dat ik die onderneming zou drijven en dat ik ook aan het onderhoud van mijn vader zou bijdragen. Daarop had de pachtvergoeding betrekking.
Vraag: Nu u verklaart nooit als C.V. te hebben gewerkt wat is dan op 22 november 2002 voor u aanleiding geweest om met uw vader mondeling overeen te komen als vermeld in de vaststellingsovereenkomst die u op 1 mei 2008 heeft ondertekend die C.V. als beëindigd te beschouwen. Antwoord: Omdat die wel opgericht is.
De C.V. is opgericht op advies van [Q] (kantoor van [M]).
Dat aangifte loon- en omzetbelasting is gedaan door de C.V., is een fout geweest van mijn boekhouder. Dat had op mijn naam gemoeten.”