ECLI:NL:GHAMS:2009:BJ2347
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verbod tot executie van dwangsommen en matiging door executierechter
In deze zaak heeft de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [appellant] hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Utrecht van 31 oktober 2008. Dit vonnis betrof een vordering van [geintimeerden] tot herstel van schade die hij had geleden als gevolg van bouwwerkzaamheden door [appellant]. De rechtbank had [appellant] veroordeeld tot het herstel van scheuren in zijn percelen, met een dwangsom per overtreding bij niet tijdige uitvoering.
[Appellant] heeft in hoger beroep drie grieven geformuleerd en verzocht om het vonnis te vernietigen. Tijdens de zitting op 19 januari 2009 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. [Appellant] voerde aan dat zij door omstandigheden niet in staat was om tijdig aan de veroordeling te voldoen, terwijl [geintimeerden] het vonnis wilde laten bekrachtigen.
Het hof oordeelde dat [appellant] zich voldoende inspanningen had moeten getroosten om aan de veroordeling te voldoen. Het hof stelde vast dat de termijn van twee maanden na betekening van het verstekvonnis voldoende was om de werkzaamheden uit te voeren. Het hof concludeerde dat de eisen van redelijkheid en billijkheid niet meebrachten dat de verbeurde dwangsommen gematigd moesten worden.
Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank en veroordeelde [appellant] in de proceskosten van het hoger beroep. De beslissing werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.