ECLI:NL:GHAMS:2009:BJ2028
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- A.M. van Amsterdam
- F.J.P.M. Haas
- M.J. Leijdekker
- Rechtspraak.nl
Schending van de hoorplicht in belastingzaken en de gevolgen voor de besluitvorming
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam, staat de schending van de hoorplicht centraal. Belanghebbende, vertegenwoordigd door zijn vader, had bezwaar gemaakt tegen navorderingsaanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor de jaren 2001 en 2002. De inspecteur van de Belastingdienst had deze aanslagen opgelegd, maar had nagelaten belanghebbende daadwerkelijk te horen in de zin van artikel 7:2 lid 1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank Haarlem had het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, maar het Hof oordeelt dat de inspecteur niet aan zijn hoorplicht heeft voldaan. Het Hof vernietigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het beroep gegrond. Het Hof draagt de inspecteur op om opnieuw uitspraak te doen op het bezwaarschrift van belanghebbende, nadat deze in de gelegenheid is gesteld te worden gehoord. Tevens wordt de inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende en moet hij het griffierecht vergoeden. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige besluitvorming in de bezwaarfase en de noodzaak om een hoorverslag op te maken van gesprekken met belanghebbenden. De beslissing is openbaar uitgesproken op 9 juli 2009, en tegen deze uitspraak kan binnen zes weken beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden.