ECLI:NL:GHAMS:2009:BH5945
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- E.A.G. van der Ouderaa
- J. den Boer
- H.N. van der Kolk
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van fiscaal ondernemerschap en resultaat uit overige werkzaamheden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 25 februari 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep over de fiscale status van belanghebbende, die als buschauffeur in dienstbetrekking werkzaam is en daarnaast een eenmanszaak heeft als koeriersbedrijf. De inspecteur van de Belastingdienst had aan belanghebbende navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd voor de jaren 2001 en 2002, waarbij de inspecteur de opbrengsten van de activiteiten van belanghebbende als resultaat uit overige werkzaamheden kwalificeerde. Belanghebbende had in zijn aangiften deze opbrengsten aangegeven als winst uit onderneming en aanspraak gemaakt op diverse aftrekken, waaronder investerings- en scholingsaftrek.
De rechtbank Haarlem had in een eerdere uitspraak de navorderingsaanslag voor 2001 verminderd, maar de inspecteur had hiertegen hoger beroep ingesteld. Het Hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder het feit dat belanghebbende slechts één opdrachtgever had en zijn werkzaamheden niet als zelfstandig ondernemer kon worden gekwalificeerd. Het Hof concludeerde dat belanghebbende niet voldeed aan de criteria voor fiscaal ondernemerschap, zoals het lopen van ondernemersrisico en het hebben van voldoende zelfstandigheid ten opzichte van zijn opdrachtgever.
Het Hof volgde de rechtbank in haar oordeel dat de opbrengsten van de activiteiten van belanghebbende moesten worden aangemerkt als resultaat uit overige werkzaamheden. Het beroep van belanghebbende op het vertrouwensbeginsel werd afgewezen, omdat de inspecteur niet gebonden was aan eerdere behandelingen van aangiften. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en belanghebbende had geen recht op de gevraagde aftrekken. De beslissing van het Hof werd openbaar uitgesproken en belanghebbende werd gewezen op de mogelijkheid om beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.