ECLI:NL:GHAMS:2009:BH3912

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
23-006605-07
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatig verkregen bewijs en vrijspraak in drugszaken

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 23 februari 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor druggerelateerde feiten, maar heeft in hoger beroep aangevoerd dat het bewijs onrechtmatig was verkregen. De zaak begon met een verkeerscontrole op 25 januari 2007, waarbij de verdachte en twee medeverdachten in een auto met Bulgaars kenteken werden gecontroleerd. Tijdens deze controle vroeg een opsporingsambtenaar toestemming om de auto te doorzoeken, waarop de bestuurder instemde. Tijdens het onderzoek werd een geur van softdrugs waargenomen, wat leidde tot een kledingonderzoek van de inzittenden. Het hof oordeelde dat de omstandigheden van de controle onvoldoende waren om een redelijk vermoeden van schuld aan te nemen, en dat het onderzoek aan de kleding van de verdachte onrechtmatig was. Hierdoor kon het bewijs dat uit dit onderzoek voortkwam niet worden gebruikt in de rechtszaak. Het hof concludeerde dat de verdachte vrijgesproken moest worden van de tenlastelegging, omdat er geen wettig en overtuigend bewijs was voor de beschuldigingen. Het vonnis van de rechtbank werd vernietigd, en het hof sprak de verdachte vrij van alle tenlastegelegde feiten.

Uitspraak

arrestnummer:
parketnummer: 23-006605-07
datum uitspraak: 23 februari 2009
tegenspraak
ARREST VAN HET GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 6 november 2007 in de strafzaak onder parketnummer 13-420137-07 van het openbaar ministerie
tegen
[verdachte],
geboren te […] op […],
adres: […]
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 23 oktober 2007 en op de terechtzittingen in hoger beroep van 9 juli 2008, 19 september 2008, 12 november 2008 en 9 februari 2009.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, overeenkomstig de op de terechtzitting in eerste aanleg 23 oktober 2007 op vordering van de officier van justitie toegestane wijziging tenlastelegging.
Van die dagvaarding en vordering wijziging tenlastelegging zijn kopieën in dit arrest gevoegd. De daarin vermelde tenlastelegging wordt hier overgenomen.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest het hof deze verbeterd. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vordering van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Gevoerd verweer
Door de raadsman van verdachte is het verweer gevoerd dat het onderzoek aan de kleding van verdachte op onrechtmatige wijze heeft plaatsgevonden. De raadsman heeft hieraan de conclusie verbonden dat dit moet leiden tot uitsluiting van bewijs dat door dit onrechtmatig onderzoek is verkregen en dat dit tot gevolg moet hebben dat de verdachte wordt vrijgesproken van het hem tenlastegelegde.
De raadsman heeft hiertoe aangevoerd als weergegeven in zijn pleitnota, waarvan de inhoud als hier ingevoegd geldt. In de kern komt het verweer neer op het ontbreken van ernstige bezwaren die gelet op artikel 9, tweede lid, van de Opiumwet zijn vereist.
Het hof stelt de volgende feiten vast. Tijdens een verkeerscontrole aan de Droogbak te Amsterdam op 25 januari 2007 wordt een auto - een Audi A8 met Bulgaars kenteken met drie inzittenden – gecontroleerd. Een van de daarbij aanwezige opsporingsambtenaren vraagt de bestuurder toestemming een onderzoek in de auto te mogen instellen. De bestuurder verleent toestemming en stapt uit de auto. Op dat moment ruikt de opsporingsambtenaar -een vleugje- softdrugs, althans -naar achteraf is komen vast te staan- de geur van een zojuist gerookte joint. Hierop en zonder nadere vragen worden de drie inzittenden aan de kleding onderzocht.
Zo deze feiten en omstandigheden op zichzelf genomen al voldoende zouden zijn voor het aannemen van een redelijk vermoeden van schuld aan enig strafbaar feit ingevolge de Opiumwet – naar het oordeel van het hof is daarvan geen sprake -, zijn zij in elk geval onvoldoende voor het aannemen van ernstige bezwaren als bedoeld in artikel 9, tweede lid, van de Opiumwet. Het hof is daarom van oordeel dat het onderzoek aan de kleding van de verdachte onrechtmatig is geweest.
Als gevolge van het –onrechtmatige- onderzoek aan de kleding van verdachte worden, in een sigarettenpakje, een tiental pasjes aangetroffen die zijn voorzien van een magneetstrip en waarop met viltstift een vier- of vijf-cijferige code staat geschreven, aangetroffen. Nu de verkrijging van deze (plastic) kaartjes het directe gevolg is geweest van het geschonden vormvoorschrift,is het hof van oordeel dat deze verkrijging in zoverre niet kan bijdragen aan het bewijs van hetgeen de verdachte is tenlastegelegd. Het hof is van oordeel dat dit gevolg passend is, gelet op de aard en ernst van het verzuim, het belang dat door het voorschrift van artikel 9, tweede lid, van de Opiumwet wordt gediend en het nadeel dat door het handelen van de opsporingambtenaren wordt veroorzaakt. De verdachte moet in zoverre worden vrijgesproken van het tenlastegelegde.
Het hof stelt voorts vast dat uit het dossier naar voren komt dat de verdachte op 9 januari 2007 tezamen met zijn medeverdachte [medeverdachte 1] in voormelde Audi Bulgarije heeft verlaten, op 15 januari 2007 ter gelegenheid van een verkeerscontrole te Amsterdam is aangetroffen in die Audi met medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en op 25 januari 2007 samen met medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] in de auto van [medeverdachte 1] door Amsterdam heeft gereden (bij welke gelegenheid hij is aangehouden aan de Droogbak). Daarnaast is de enige aanwijzing voor een begin van betrokkenheid van de verdachte bij de hem verweten strafbare feiten hierin gelegen dat bij de doorzoeking van het perceel […] te Amsterdam –waar in algemene zin belastend materiaal is aangetroffen- een notitieblokje is aangetroffen, waarin de naam van de verdachte voorkomt (dossierpagina 50446).
Bij deze stand van zaken is het hof van oordeel dat de verdachte van de gehele tenlastelegging moet worden vrijgesproken.
Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1, 2, 3 primair, 3 subsidiair en 4 is tenlastegelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Beslissing
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 primair, 3 subsidiair en 4 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de vierde meervoudige strafkamer van het gerechtshof te Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M. Gonggrijp-van Mourik, mr. R.C.P. Haentjens en mr. N.F. van Manen, in tegenwoordigheid van mr. P.M. Groenenberg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 23 februari 2009.