arrestnummer:
parketnummer: 23-001512-08
datum uitspraak: 23 januari 2009
ARREST (eindnoot 1) VAN HET GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 4 maart 2008 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 13-437492-07 (zaak A) en 13-441748-07 (zaak B), van het openbaar ministerie tegen
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep van de verdachte is, blijkens de appelschriftuur van 31 maart 2008 en de mededeling van de raadsman op de terechtzitting, niet gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep opgenomen beslissing ten aanzien van het in zaak A onder feit 1a, 1b, 1c, 1d, 1e, 1f, 1g, 1i, 1k, 1l, 1m, 1n, 1o, 1p, 1r, 1s, 2b, 2c, 2d en 4c en het in zaak B tenlastegelegde en de verdachte refereert zich aan het oordeel van het hof ten aanzien van het in zaak A onder 3a, 3b, 3c, 3d, 3e, 4a, 4b, 4d, 4e en 5 tenlastegelegde, aldus de raadsman.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 19 februari 2008 en op de terechtzitting in hoger beroep van 9 januari 2009.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaardingen, in zaak A overeenkomstig de op de terechtzitting in eerste aanleg van 19 februari 2008 op vordering van de officier van justitie toegestane wijziging tenlastelegging. Van die dagvaardingen en vordering wijziging tenlastelegging zijn kopieën in dit arrest gevoegd. De daarin vermelde tenlasteleggingen, voorzover in hoger beroep nog aan de orde, worden hier overgenomen.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest het hof deze verbeterd. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Het vonnis waarvan beroep -voorzover aan het oordeel van het hof onderworpen- kan niet in stand blijven, omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Naar het oordeel van het hof is de Ford Escort, voorzien van het kenteken [kenteken], met behulp waarvan het slachtoffer [S] van haar tas zou zijn beroofd, op 18 september 2007 door de verdachte gestolen, terwijl de beroving van die [S] op 17 september 2007 heeft plaatsgevonden. Nu de diefstal van de auto een dag na de beroving van het slachtoffer [S] heeft plaatsgevonden, is naar het oordeel van het hof niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte in zaak A onder feit 1q is tenlastegelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Bespreking van de verweren
De raadsman van de verdachte heeft -zakelijk weergegeven- aangevoerd dat hij de herkenning van de verdachte door de aangeefster [Q] (feit 1j), op de zitting in eerste aanleg van 13 september 2007, betwist. Hij heeft hiertoe gesteld dat de herkenning van de verdachte niet onbevooroordeeld was nu de aangeefster wist dat hij verdachte was in deze zaak en dat de van haar gestolen goederen bij hem waren aangetroffen. Daardoor is deze herkenning onbetrouwbaar en dient van het bewijs te worden uitgesloten.
Het hof verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt.
Bij de politie heeft de aangeefster verklaard dat de dader de bestuurder van de auto was. Zij heeft een signalement van de dader gegeven dat naar het oordeel van het hof past bij de uiterlijke kenmerken van de verdachte. Zij heeft ook te kennen gegeven dat ze de dader zou herkennen als ze hem weer zou zien. Na de zitting van 13 december 2007 heeft zij verklaard dat zij de verdachte op de zitting heeft herkend aan de blik in zijn ogen, zijn kaaklijn en de kleur van zijn haar en dat zij hem tijdens de overval destijds recht in zijn gezicht heeft gekeken. Het hof is derhalve met de rechtbank van oordeel dat er op grond van het voorgaande geen reden is om deze herkenning in twijfel te trekken gelet op de door de aangeefster specifieke kenmerken van de verdachte waaraan ze hem heeft herkend, alsmede de wijze en de omstandigheid waaronder zij deze toen heeft waargenomen.
Met inachtneming van het voorgaande grondt het hof zijn beslissing dat de verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, waarbij het hof steeds de verdachte belastende factoren in onderling verband en samenhang beschouwt en deze vervolgens redengevend heeft geacht voor de bewezenverklaring. Hieronder volgt zakelijk weergegeven opsomming van de inhoud en van de vindplaats van deze bewijsmiddelen, waarbij verwezen wordt naar de paginanummering in het originele dossier.
Het hof gaat, evenals de rechtbank, bij de beoordeling van de feiten in zaak A uit van de volgende vaststaande feiten.
De verdachte verbleef bij medeverdachte [L] op het adres [adres] (een ambtsedig proces-verbaal van verhoor van medeverdachte Lampers van 3 oktober 2007).
Medeverdachte [L] kwam regelmatig bij [R] op de [adres] en verdachte is daar de laatste maand enige malen geweest (een ambtsedig proces-verbaal van verhoor van [R] van 26 september 2007, p. 142 e.v.).
Verdachte en medeverdachte [L] zijn in perceel [adres] aangehouden, waar zij zich hadden schuilgehouden om hun aanhouding te ontlopen (een ambtsedig proces-verbaal van bevindingen van 20 september 2007, p. 8 e.v.).
Uit de aangifte van [H] en de bijbehorende goederenbijlage (feit 1h) blijkt dat de aangeefster, die op dat moment zwanger was, op 14 september 2007 om 18:15 uur in Amsterdam is beroofd van haar tas, terwijl zij op de fiets zat. Ze voelde dat een rode auto tegen haar aanduwde en haar krachtig opzij drukte. Zij voelde dat ze bij haar heup en bij haar fiets werd gepakt en zag dat een persoon met blond haar aan de passagierszijde haar tas onder de snelbinders vandaan pakte. In de tas zaten meerdere Deense en Nederlandse bankpassen en creditcards, waaronder een creditcard van de ABN-Amro bank, een telefoon van het merk Motorola Razor (zwart), een Gucci portemonnee, een witte I-pod Nano, een digitale fotocamera (Canon Ixus), een paraplu van het merk Knirps, een Tommy Hilfiger tas, een Hugo Boss zonnebril en een simkaart van een Deens telefoonnummer (een ambtsedig proces-verbaal van aangifte van 28 september 2007, p. 128 e.v. van het zakendossier). Getuige [M] heeft verklaard dat zij een rode Volkwagen (oud model) met een witte kentekenplaat, waarvan het kenteken begon met de letters [letters] of iets dergelijks, zeer hard voorbij heeft zien rijden. Toen zij achterom keek, zag ze de aangeefster staan die kennelijk uit balans was gebracht door de met hoge snelheid passerende auto (een ambtsedig proces-verbaal van verhoor van getuige op 25 september 2007, p. 145 e.v. van het zakendossier). Op 1 oktober 2007 neemt de politie contact op met de aangeefster. Deze geeft het rekeningnummer waarbij de creditcard hoort, te weten [nummer], door en beschrijft hoe de in de aangifte vermelde roze Gucci portemonnee eruit zag. De verbalisant herkent aan de beschrijving van de aangeefster de portemonnee die bij de doorzoeking van perceel [adres] is aangetroffen (een ambtsedig proces-verbaal van bevindingen van 1 oktober 2007 p. 131 e.v. van het zakendossier). Uit onderzoek blijkt dat de ABN Amro creditcard met het [nummer] vlak na de straatroof enkele keren is gebruikt, te weten om 18:43 uur, 18:56 uur en 19:04 uur, in de [adres]. In het laatste geval vertrouwde de eigenaar van de winkel het niet en heeft de man en de vrouw, junkachtige types, om een legitimatie gevraagd, waarna beiden de winkel hebben verlaten (een ambtsedig proces-verbaal van bevindingen van 19 oktober 2007, p 141 e.v. van het zakendossier). De verdachte heeft verklaard dat hij en medeverdachte [L] deze creditcard daar en toen drie keer hebben gebruikt, waarbij de laatste keer mislukte (een ambtsedig proces-verbaal van verhoor van 14 november 2007 p. 210 e.v.).
De verdachte heeft verklaard dat hij en medeverdachte [L] de portemonnee met creditcard en andere pasjes van ene [M] zouden hebben ontvangen op het Leidseplein en dus niets met de diefstal daaraan voorafgaand te maken heeft of hebben gehad. De verdachte zou om 17:00 uur een afspraak met deze [M] hebben gehad, terwijl [M] later, omstreeks 17:30 uur, zou zijn verschenen. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat hij zich in de tijd heeft vergist. De afspraak met [M] zou om 18:00 uur zijn geweest in plaats van om 17:00 uur.
Het hof acht deze verklaring ongeloofwaardig, mede gelet op het feit dat zowel voornoemde aangeefster [H] als voornoemde getuige [M] het voorval na 18:15 uur in de tijd plaatsen, terwijl uit de verklaring van de verdachte blijkt dat hij voor die tijd al de creditcard van de onbekend gebleven [M] zou hebben gekregen. Gelet op het korte tijdsbestek tussen de straatroof en de eerste creditcardtransactie (straatroof omstreeks 18:15 uur en transactie om 18:43 uur) kan het naar het oordeel van het hof niet anders zijn dan dat de verdachte en de medeverdachte [L]de straatroof hebben gepleegd.
Uit de aangifte van [T] (feit 2a) blijkt dat er een poging is gedaan om aangeefster op 14 september 2007 om 17:45 uur in Amsterdam te beroven van haar tas terwijl zij op de fiets zat. Ze merkte dat een rode auto, vermoedelijk een Volkswagen, met een witte kentekenplaat en een kenteken dat zou beginnen met de letters [letters], dichtbij haar kwam rijden en haar min of meer klemreed. Ze zag dat een blonde, vrouwelijke bijrijder door het raam de tas vastpakte die aangeefster voor op het kinderzitje had liggen. Het lukte de vrouw niet om de tas uit het kinderzitje te trekken. Daarna gaf de bestuurder gas en reed weg (een ambtsedig proces-verbaal van aangifte van 8 oktober 2007 p. 123 e.v. van het zakendossier).
Het hof overweegt dat het signalement van de bijrijdster, de rode Volkswagen en de witte kentekenplaat, die een kenteken bevatte dat in elk geval begon met drie letters, waarvan de middelste letter een [letter], en dus niet een Nederlands kenteken betrof, alsmede de modus operandi op dezelfde daders wijzen. Nu de poging tot straatroof maximaal een half uur vóór de voltooide straatroof (feit 1h) heeft plaatsgevonden, is het hof, mede gelet op de overweging ten aanzien van de voltooide straatroof en het gebruik van de creditcard, tot de overtuiging gekomen dat ook de poging tot straatroof door de verdachte en zijn medeverdachte is gepleegd.
Uit de aangifte van [Q] en de bijbehorende goederenbijlage blijkt dat de aangeefster op 15 september 2007 om 07:15 uur in Amsterdam is beroofd van haar tas terwijl zij op de fiets zat. De aangeefster wilde de auto links passeren. De auto stuurde naar links waardoor ze tegen de stoeprand van de tramrails werd aangedrukt en werd klemgereden. Vervolgens zag en voelde ze dat haar schoudertas werd vastgepakt en met kracht van haar schouder werd gerukt. Ze probeerde de tas vast te houden maar door de kracht van de naar voren rijdende auto werd de duim van haar rechter hand verdraaid. Ze zag dat de auto vervolgens plankgas wegreed. In de tas zaten een mobiele telefoon, Sony W700i, bankpassen (Postbank en Rabobank), diverse passen op naam van aangeefster, een rijbewijs, houder [Q], een agenda, sleutels en een portemonnee (een ambtsedig proces-verbaal van aangifte van 15 september 2007 p. 165 e.v. van het zakendossier). Later blijkt aangeefster ook nog een NS-kaart en een headset voor een Sony Ericsson-gsm te missen (een ambtsedig proces-verbaal van aanvullende aangifte van 24 september 2007 p. 169 e.v. van het zakendossier). De rechter duim blijkt gebroken te zijn (een geschrift, te weten een kopie van een letselverklaring van 17 september 2007 p. 173 van het zakendossier). Bij een doorzoeking op 20 september 2007 wordt in perceel [adres] te Amsterdam, waar de verdachte regelmatig komt, onder andere een bibliotheekpas op naam van [Q] aangetroffen (een ambtsedig proces-verbaal van inbeslagneming van 20 september 2007 p. 69 e.v.). Tot slot heeft de aangeefster verklaard dat zij verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg van 13 december 2007 heeft herkend als zijnde degene die haar op 15 september 2007 van haar tas heeft beroofd (een ambtsedig proces-verbaal van verhoor van 13 december 2007, ongenummerd).
Uit de aangifte van [B] blijkt dat de aangeefster op 18 september 2007 om 17:40 uur in Amsterdam is beroofd van haar tas terwijl zij op de fiets zat. Ze zag en voelde dat een auto haar tegen de stoeprand aan drukte en dat de zijkant van de auto haar lichaam raakte. Ze zag dat haar tas door het rechter portierraam naar binnen werd getrokken door een man met kort donker haar.
In de tas zaten een pinpas van de SNS bank, het rijbewijs van aangeefster, een digitale fotocamera merk Olympus, een ABN Amro pas, een portemonnee, diverse pasjes en een zilverkleurige Hema agenda (een ambtsedig proces-verbaal van aangifte van 18 september 2007 p. 273 e.v. van het zakendossier). Getuige [R] heeft gezien dat het kenteken van de auto
[kenteken] was en dat de auto er snel vandoor ging. Hij had de bestuurder kort gezien, hij dacht dat deze kort zwart-grijs haar had (een ambtsedig proces-verbaal van verhoor van 19 september 2007 p. 284 e.v. van het zakendossier). Tussen 17 september 2007 te 15:30 en 18 september 2007 te 10:00 uur is in Amsterdam een rode Ford Escort met het kenteken [kenteken], toebehorende aan [B], gestolen (ambtsedig proces-verbaal van aangifte van 18 september 2007 p 235 e.v. van het zakendossier). Op 19 september 2007 wordt de auto met draaiende motor aangetroffen terwijl er geen sleutel in het contactslot zit (een ambtsedig proces-verbaal van bevindingen van 19 september 2007 p 237 e.v. van het zakendossier). Verdachte heeft ter terechtzitting van 19 februari 2008 verklaard in de periode van 10 tot en met 19 september 2007 enkele Ford Escorts, waaronder ook deze auto, gestolen te hebben (een proces-verbaal van de terechtzitting in eerste aanleg van 19 september 2008, ongenummerd). Tevens heeft de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij zijn gestolen auto’s nooit aan iemand heeft uitgeleend. Bij de tweede doorzoeking van de woning aan de [adres] wordt onder andere een ziekenfondspas ten name van [B] aangetroffen (een ambtsedig proces-verbaal van bevindingen van 28 september 2007 p 287 e.v. van het zakendossier).
Naar het oordeel van het hof is er sprake van een beperkt tijdsverloop tussen de diefstal van de auto en de gepleegde straatroof. De getuige van de straatroof heeft een kenteken van een auto genoteerd waarvan later blijkt dat de verdachte deze auto heeft gestolen. Gelet hierop, in combinatie met de opgegeven signalementen, het feit dat de verdachte heeft gesteld dat hij zijn gestolen auto’s nooit uitleent aan anderen, het aantreffen van ontvreemd goed in het huis waar de verdachte regelmatig verblijft en het feit dat de verdachte geen redelijke verklaring kan geven voor het aantreffen van deze spullen in zijn huis, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft gepleegd.
Uit de aangifte van [W] en de bijbehorende goederenbijlage blijkt dat aangeefster op 19 september 2007 om 00:15 uur in Amsterdam is beroofd van haar tas terwijl ze op de fiets zat. Een auto reed dicht naast haar en de bestuurder zette de auto voor haar, waarna zij remde. Een vrouw met donkerblond haar reikte uit het raam en greep haar tas die voor in de bak lag. De aangeefster hield haar tas en de auto vast maar moest loslaten toen de auto steeds sneller ging rijden. Ze is hierdoor ten val gekomen en heeft schaafwonden en blauwe plekken opgelopen. De volgende goederen werden weggenomen: een zilverkleurige Samsung telefoon met registratienummer [nummer], twee bankpassen van de ABN Amro bank, een identiteitskaart van aangeefster, een zwarte tas van Onitsuka Tiger, een donkerbruine portemonnee, een Agis zorgpas, een Airmiles pas, een bonuskaart van Albert Heijn,
een zwart t-shirt met logo Vogue, een roze sporttop, een roze fluwelen joggingbroek en een paar sokken (ambtsedig proces-verbaal van aangifte van 19 september 2007 p. 38 e.v.). De getuige [T] heeft gezien dat de aangeefster een stuk door de auto werd meegesleurd en dat er een man en een vrouw in de auto zaten (een ambtsedig proces-verbaal van verhoor van 19 september 2007 p. 45). Op 20 september 2007 vanaf 1.50 uur respectievelijk 1.00 uur hebben er doorzoekingen plaatsgevonden van de percelen [adres] en [adres] te Amsterdam.
In perceel [adres] zijn de volgende goederen aangetroffen: een identiteitskaart op naam van Wouda, een Agis zorgpas op naam van [W], een Arke reisdocument op naam van [W], een visitekaartje op naam van [W], een Airmilespas, twee Albert Heijn bonuspasjes en een Body Shop kaart op naam van [W] (een ambtsedig proces-verbaal van bevindingen doorzoeking woning van 20 september 2007 p. 32 e.v.). In perceel [adres] is onder andere een Samsung telefoon met imei-nummer [nummer] aangetroffen (een ambtsedig proces-verbaal van bevindingen doorzoeking woning van 20 september 2007 p. 28 e.v.). Verdachte heeft zelf als getuige bij de rechter-commissaris verklaard dat, toen hij vluchtte voor de politie, hij en zijn medeverdachte allebei een tas met eigen spullen en spullen die van diefstal afkomstig waren bij zich hadden. Daaronder was ook de telefoon van mevrouw [W] (proces-verbaal van verhoor van getuigen door de rechter-commissaris van 7 november 2007, ongenummerd).
De bij de straatroof toegepaste modus operandi is, op voor de toedracht relevante punten, dezelfde als de modus operandi die op 14, 15 en 18 september 2007 bij de gepleegde straatroven werd gebruikt. Dit gecombineerd met de bij de verdachte aangetroffen goederen die afkomstig waren van de aangeefster en het feit dat de verdachte geen aannemelijke verklaring heeft afgelegd over hoe deze spullen bij hem terecht zijn gekomen, concludeert het hof dat verdachte degene is geweest die bovengenoemde straatroof heeft gepleegd.
Uit de aangifte van [S] en de bijbehorende goederenbijlage blijkt dat aangeefster op 19 september 2007 tussen 07:15 uur en 07:30 uur in Amsterdam is beroofd van haar tas terwijl zij op de fiets zat. Ze fietste op de Ceintuurbaan. Toen een donkerrode auto langs haar reed, pakte de bijrijder, die uit het raam hing, haar tas vast en nam die met geweld weg, waardoor aangeefster is gevallen en schaafwondjes en pijnlijke ribben heeft opgelopen. Daarna gingen de daders er in de auto vandoor. Er zaten twee personen in de auto en de dader was een man. Weggenomen zijn een bruine lederen tas, een bankpas van de postbank, serienummer [nummer] een Sony Ericsson telefoon, een bruin lederen portemonnee en een bonuskaart van Albert Heijn (een ambtsedig proces-verbaal van aangifte van 19 september 2007 p. 316 e.v.). In de Ford Escort met het kenteken [kenteken], die op 19 september 2007 om 15:00 uur wordt aangetroffen, wordt een chippas ten name van [S], gironummer [nummer], aangetroffen (een geschrift, te weten een niet ondertekend ambtsedig proces-verbaal van bevindingen van 8 oktober 2007 p. 321 e.v.). Verdachte heeft ter terechtzitting van 19 februari 2007 verklaard in de periode van 10 tot en met 19 september 2007 enkele auto’s waaronder ook deze auto gestolen te hebben en deze auto’s nimmer uit te lenen aan derden.
Uit de aangifte van [R] en de bijbehorende goederenbijlage blijkt dat aangeefster op 19 september 2007 om 08:35 uur in Amsterdam is beroofd van haar tas terwijl zij op de fiets zat. Een rode Ford Escort kwam naast haar rijden en de vrouwelijke medepassagier pakte haar tas weg uit het fietskrat terwijl de Escort haar klemreed. Daardoor is de aangeefster gevallen, waardoor zij pijn in haar nek en schaafwonden opliep. De Escort reed weg via een stoep. De tas is weggenomen met daarin een paspoort en rijbewijs ten name van [R], een bruin lederen portemonnee, een giropas, een bonuskaart van Albert Heijn, twee Nokia telefoons en een Schaeffer pennenset en sleutels (een ambtsedig proces-verbaal van aangifte van 19 september 2007 p. 333 e.v. van het zakendossier). Getuige [D] heeft gezien dat de bestuurder een blanke man was en dat het om een rode Ford Escort ging (een ambtsedig proces-verbaal van verhoor getuige van 19 september 2007 p. 342 e.v.). In perceel [adres] zijn bij een doorzoeking op 20 september 2007 onder andere twee Nokia telefoons aangetroffen (een ambtsedig proces-verbaal van inbeslagneming van 20 september 2007 p. 78 e.v. en een ambtsedig proces-verbaal van inbelsagneming van 20 september 2007 p. 81 e.v.).
Aan de hand van de contactpersonen in de telefoons wordt duidelijk dat deze van de aangeefster zijn (een ambtsedig proces-verbaal van bevindingen doorzoeking woning van 20 september 2007, p. 28 e.v.).
Overwegingen ten aanzien van de feiten 1v en 1w
Uit de bewijsmiddelen genoemd onder 1v en 1w blijkt dat deze korte tijd, namelijk ongeveer een uur na elkaar hebben plaatsgevonden. In beide gevallen ging het om een rode auto met twee inzittenden die de aangeefsters klemreed. Bij straatroof 1w is gezien dat het om een rode Ford Escort ging. De gestolen chippas bij straatroof 1v is teruggevonden in de Ford Escort met kenteken [kenteken], waarvan de verdachte heeft bekend dat hij deze auto heeft gestolen. Twee gestolen telefoons van straatroof 1w zijn teruggevonden in de [adres]. Gelet op het korte tijdsverloop tussen beide straatroven en de modus operandi, alsmede het feit dat de gestolen goederen korte tijd later op plekken zijn teruggevonden waar de verdachte toegang toe had, namelijk in de gestolen Ford Escort (1v), waarvan de verdachte stelt dat hij hem nooit aan andere personen heeft uitgeleend, en in de [adres](1w), komt het hof tot de conclusie dat de verdachte beide feiten heeft begaan.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in zaak A onder feit 1h, 1j, 1t, 1u, 1v, 1w, 2a, 3a, 3b, 3c, 3d, 3e, 4a, 4b, 4d, 4e en 5 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat
ten aanzien van het in zaak A onder feit 1 tenlastegelegde:
hij in de periode van 09 september 2007 tot en met 19 september 2007 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen:
h.
een mobiele telefoon van het merk Motorola, type Razor, zwart van kleur, en een portemonnee van het merk Gucci en een IPod Nano, wit van kleur, en een digitale fotocamera van het merk Canon, type Ixus, en diverse Nederlandse en Deense creditcards op naam van [H] en een paraplu van het merk Knirps, een tas van het merk Tommy Hilfiger en een zonnebril van het merk Hugo Boss en een simkaart van een Deens telefoonnummer en een creditcard van de ABN Amrobank behorende bij rekeningnummer [nummer],
j.
een mobiele telefoon van het merk Sony, type W700i, en een bankpas van de Postbank en een bankpas van de Rabobank en een rijbewijs en een agenda en sleutels en een portemonnee en een, NS-kaart en een agenda en een headset voor een SonyEricsson telefoon en 20 euro,
t.
een bankpas van de SNS-bank en een rijbewijs op naam van [B] en een digitale fotocamera van het merk Olympus en een bankpas van de ABN AMRO en een portemonnee en een agenda van het merk HEMA, zilver van kleur,
u.
een mobiele telefoon van het merk Samsung, type Sgh e330, zilver van kleur, voorzien van imei nummer [nummer], en twee bankpassen van de ABN Amrobank en een identiteitskaart op naam van [W] en een tas van het merk Onitsuka Tiger, zwart van kleur, en een portemonnee, bruin van kleur, en een Agis-pas en een Airmiles-pas en een Albert Heijn bonuskaart op naam van [W] en een t-shirt, zwart van kleur, met opdruk logo Vogue, en diverse kledingstukken,
v.
een paspoort en een bankpas van de Postbank op naam van [S] en een mobiele telefoon van het merk SonyEricsson en een lederen tas, bruin van kleur, en een lederen portemonnee, bruin van kleur, en een bonuskaart van de Albert Heijn op naam van [S],
w.
een paspoort en een rijbewijs op naam van [R] en een lederen portemonnee, bruin van kleur, en een bankpas van de Postbank en een bonuskaart van de Albert Heijn op naam van [R] en twee mobiele telefoons en een pennenset van het merk Schaeffer en diverse sleutels,
geheel of ten dele toebehorende aan
ad. h: [H] en/of
ad. j: [Q] en/of
ad. t: [B] en/of
ad. u: [W] en/of
ad. v: [S] en/of
ad w: [R],
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld tegen [H] en/of [Q] en/of [B] en/of [W] en/of [S] en/of [R], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan een andere deelnemer aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond, dat hij, verdachte, en/of zijn mededader:
ad. h:
met een auto zeer dicht naast voornoemde [H] is gaan rijden, terwijl voornoemde [H] op de openbare weg fietste, en vervolgens voornoemde [H] heeft klemgereden, en voornoemde [H] bij de heup en bij de fiets heeft vastgepakt en vervolgens vanaf de fiets van voornoemde [H] de handtas heeft weggepakt, en vervolgens met voornoemde auto met aanzienlijke snelheid is weggereden,
ad. j:
met een auto zeer dicht naast voornoemde [Q] is gaan rijden, terwijl voornoemde [Q] op de openbare weg fietste, en vervolgens voornoemde [Q] heeft klemgereden, en vervolgens vanuit voornoemde auto de tas van voornoemde [Q] van haar schouder heeft weggepakt en met voornoemde auto is weggereden terwijl voornoemde [Q] voornoemde tas met haar hand vast hield, waardoor voornoemde [Q] ten val is gekomen en pijn en letsel heeft bekomen, te weten een gebroken rechter duim,
ad. t:
met een auto zeer dicht links naast voornoemde [B] is gaan rijden, terwijl voornoemde [B] op de openbare weg fietste, en vervolgens voornoemde [B]heeft klemgereden, en vervolgens vanuit voornoemde auto de tas van voornoemde [B] van haar schouder heeft weggepakt, en met voornoemde auto met aanzienlijke snelheid is weggereden,
ad. u:
met een auto zeer dicht naast voornoemde [W] is gaan rijden, terwijl voornoemde [W] op de openbare weg fietste, en vervolgens voornoemde [W] heeft klemgereden, en
de tas heeft weggepakt vanaf de fiets van voornoemde [W], en vervolgens met aanzienlijke snelheid is weggereden, terwijl voornoemde [W] zich vasthield aan voornoemde tas en/of auto, waardoor voornoemde [W] ten val is gekomen en letsel heeft bekomen;
ad. v:
met een auto zeer dicht naast voornoemde [S] is gaan rijden, terwijl voornoemde [S] op de openbare weg fietste, en vanuit voornoemde auto de tas van voornoemde [S] van haar schouder heeft weggepakt, waardoor voornoemde [S] ten val is gekomen en pijn en letsel heeft bekomen,
ad. w:
met een auto zeer dicht links naast voornoemde [R] is gaan rijden, terwijl voornoemde [R] op de openbare weg fietste, en vervolgens voornoemde [R] heeft klemgereden, en vervolgens vanuit voornoemde auto de tas van voornoemde [R] uit de fietsmand heeft weggepakt, waardoor voornoemde [R] ten val is gekomen en pijn en letsel heeft bekomen.
ten aanzien van het in zaak A onder 2a tenlastegelegde:
hij in de periode van 14 september 2007 tot en met 19 september 2007 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, op de openbare weg, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen een tas, toebehorende aan [T], door dat hij, verdachte, en/of zijn mededader met een personenauto dicht naast voornoemde [T] is gaan rijden, terwijl voornoemde [T] op de openbare weg fietste, en voornoemde [T] heeft klemgereden, en
vanuit voornoemde auto de tas, welke zich in het kinderzitje voor op voornoemde fiets bevond, heeft vastgepakt, en aan voornoemde tas heeft getrokken.
ten aanzien van het in zaak A onder 3 tenlastegelegde:
hij in de periode van 10 september 2007 tot en met 19 september 2007 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen:
a.
een personenauto van het merk Ford, type Escort, voorzien van kenteken [kenteken], groen van kleur,
b.
een personenauto van het merk Ford, type Escort, voorzien van kenteken [kenteken], rood van kleur,
c.
een personenauto van het merk Ford, type Escort, voorzien van kenteken [kenteken], rood van kleur,
d.
een personenauto van het merk Ford, type Escort, voorzien van kenteken [kenteken], rood van kleur,
e.
een personenauto van het merk Ford, type Escort, voorzien van kenteken [kenteken], rood van kleur,
ad. a: [M] en/of
ad. b: [B] en/of
ad. c: een ander dan aan verdachte en/of
ad. d: [FW] en/of
ad. e: [HM],
waarbij verdachte het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door dat hij, verdachte,
ad.a:
het linker portierslot heeft verbroken en de bedrading van het contactslot van voornoemde auto heeft losgetrokken,
ad. b:
het portierslot heeft verbroken en de bedrading van het contactslot van voornoemde auto heeft doorverbonden,
ad. c:
het linker portierslot heeft verbroken en de bedrading van het contactslot van voornoemde auto heeft losgetrokken,
ad. d:
het linker portierslot van voornoemde auto heeft verbroken en vervolgens de auto is binnengegaan,
ad. e:
het linker portierslot van voornoemde auto heeft verbroken en vervolgens de auto is binnengegaan.
ten aanzien van het in zaak A onder 4 tenlastegelegde:
hij op 19 september 2007 te Amsterdam opzettelijk en wederrechtelijk, heeft beschadigd
a
een personenauto van het merk Ford, voorzien van kenteken [kenteken], en
b.
een personenauto van het merk Volkswagen, voorzien van kenteken [kenteken], en
d.
een personenauto van het merk Mitsubishi, voorzien van kenteken [kenteken], en
e.
een personenauto van het merk Nissan, voorzien van kenteken [kenteken],
ad. b, d en e: een ander of anderen dan aan verdachte
door met een personenauto, te weten een Ford Escort voorzien van kenteken [kenteken], met aanzienlijke snelheid tegen vier personenauto’s aan te rijden.
ten aanzien van het in zaak A onder 5 tenlastegelegde:
hij op 10 augustus 2007 te Wormerveer tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening, heeft weggenomen een DVD-recorder en twee beveiligingscamera's en een intercom, toebehorende aan winkelbedrijf [naam].
Hetgeen in zaak A onder feit 1h, 1j, 1t, 1u, 1v, 1w, 2a, 3a, 3b, 3c, 3d, 3e, 4a, 4b, 4d, 4e en 5 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van het in zaak A onder feit 1h, 1j, 1t, 1u, 1v en 1w bewezenverklaarde:
diefstal, voorafgegaan, vergezeld of gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg, door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd;
ten aanzien van het in zaak A onder feit 2a bewezenverklaarde:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen;
ten aanzien van het in zaak A onder feit 3a, 3b, 3c, 3d en 3e bewezenverklaarde
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, meermalen gepleegd;
ten aanzien van het in zaak A onder feit 4a, 4b, 4d en 4e bewezenverklaarde
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander
toebehoort, beschadigen, meermalen gepleegd;
ten aanzien van het in zaak A onder feit 5 bewezenverklaarde
diefstal door twee of meer verenigde personen.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in zaak A onder feit 1h, 1j, 1q, 1t, 1u, 1v, 1w, 2a, 3a, 3b, 3c, 3d, 3e, 4 en 5 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren met aftrek.
Tevens heeft de rechtbank de teruggave van enkele goederen aan de rechthebbende gelast en de benadeelde partijen [B], [K], [C], [S], [V], [M] en [O] niet ontvankelijk verklaard in hun vorderingen.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen - en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur leiden- dat de verdachte zich samen met een medeverdachte in nauwelijks 10 dagen tijd schuldig heeft gemaakt aan het plegen van een serie straatroven en een poging daartoe. Tijdens deze rooftocht gingen de verdachte en zijn medeverdachte telkens volgens een vooropgezet plan te werk, hetgeen blijkt uit het feit dat zij met een auto naar hun vrouwelijk slachtoffers toereden en hen de weg afsneden waardoor deze moesten stoppen en vervolgens beroofd werden van hun tas. Daarnaast heeft de verdachte in dezelfde periode vijf auto’s gestolen en met een van die auto’s weer andere auto’s beschadigd in een poging aan de politie te ontkomen. Tot slot heeft de verdachte een winkeldiefstal gepleegd.
Naast financiële schade brengen zeer ernstige feiten, als straatroven, ook diepgaande gevoelens van angst en onveiligheid bij slachtoffers, met vaak nog langdurige nadelige psychische gevolgen, teweeg. Naast de gevolgen voor de directe slachtoffers, worden door dergelijke feiten ook de in de samenleving levende gevoelens van angst en onveiligheid bevestigd en versterkt. Verdachte heeft zich hiervan in het geheel geen rekenschap gegeven en heeft alleen oog gehad voor zijn eigen financiële gewin teneinde in zijn verslaving te kunnen voorzien.
Feiten als door de verdachte gepleegd rechtvaardigen een langdurige gevangenisstraf. Gelet op de ernst van het feit ziet het hof aanleiding om een hogere straf op te leggen dan door de advocaat-generaal is gevorderd.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 8 december 2008 is verdachte eerder ter zake van vermogensdelicten veroordeeld.
Uit het voorlichtingsrapport van Jellinek Justitiële Verslavingszorg van 20 november 2007 komt naar voren dat het recidiverisico als hoog moet worden ingeschat en een voorwaardelijke strafmodaliteit niet zinvol geacht wordt, mede gelet op verdachtes ernstige en langdurige verslaving en de vruchteloze pogingen die reeds zijn ondernomen om verdachte te laten afkicken. Het hof sluit zich aan bij de conclusies van de Jellinek Justitiële Verslavingszorg en acht, gelet op al het voorgaande, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36f, 45, 57, 311, 312 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.
Vordering van de benadeelde partij [H]
De benadeelde partij als bedoeld in artikel 51a van het Wetboek van Strafvordering heeft zich overeenkomstig artikel 51b van dat Wetboek in het onderhavige strafproces gevoegd met een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade als gevolg van het aan verdachte in zaak A onder feit 1h tenlastegelegde.
Een gedeelte van de vordering is in eerste aanleg toegewezen. De benadeelde partij is voor het overige niet ontvankelijk verklaard in haar vordering.
Het hof is van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij van zo eenvoudige aard is, dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak. Vast is komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het in zaak A onder feit 1h bewezenverklaarde strafbare feit rechtstreeks schade heeft geleden.
De vordering van de benadeelde partij zal dan ook tot na te melden bedrag worden toegewezen.
Het hof acht voorts termen aanwezig om, als extra waarborg voor betaling van (het toegewezen gedeelte van) de vordering van de benadeelde partij, de verdachte die naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht, de verplichting op te leggen tot betaling van na te melden bedrag aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Vordering van de benadeelde partij [Q]
De benadeelde partij als bedoeld in artikel 51a van het Wetboek van Strafvordering heeft zich overeenkomstig artikel 51b van dat Wetboek in het onderhavige strafproces gevoegd met een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade als gevolg van het aan verdachte in zaak A onder feit 1j tenlastegelegde.
Een gedeelte van de vordering is in eerste aanleg toegewezen. De benadeelde partij is voor het overige niet ontvankelijk verklaard in haar vordering.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep op de voet van artikel 421, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering gevoegd met een vordering van EUR 460,58 zoals aan haar in eerste aanleg is toegewezen.
Het hof is van oordeel dat het hierna te noemen gedeelte van de vordering van de benadeelde partij van zo eenvoudige aard is, dat dit zich leent voor behandeling in deze strafzaak. Vast is komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het in zaak A onder feit 1j bewezenverklaarde rechtstreeks schade heeft geleden. De vordering van de benadeelde partij zal dan ook tot na te melden bedrag worden toegewezen.
Het hof is van oordeel dat het overige gedeelte van de vordering van de benadeelde partij niet van zo eenvoudige aard is, dat dit zich leent voor behandeling in deze strafzaak.
Dit kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht. Het hof zal de benadeelde partij in zoverre daarin dan ook niet ontvankelijk verklaren.
Het hof acht voorts termen aanwezig om, als extra waarborg voor betaling van (het toegewezen gedeelte van) de vordering van de benadeelde partij, de verdachte die naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht, de verplichting op te leggen tot betaling van na te melden bedrag aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Vordering van de benadeelde partij [B]
De benadeelde partij als bedoeld in artikel 51a van het Wetboek van Strafvordering heeft zich overeenkomstig artikel 51b van dat Wetboek in het onderhavige strafproces gevoegd met een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade als gevolg van het aan verdachte in zaak A onder feit 1t tenlastegelegde.
Een gedeelte van de vordering is in eerste aanleg toegewezen. De benadeelde partij is voor het overige niet ontvankelijk verklaard in haar vordering.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep op de voet van artikel 421, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering gevoegd met een vordering van EUR 454,04 zoals aan haar in eerste aanleg is toegewezen.
Het hof is van oordeel dat het hierna te noemen gedeelte van de vordering van de benadeelde partij van zo eenvoudige aard is, dat dit zich leent voor behandeling in deze strafzaak. Vast is komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het in zaak A onder feit 1t bewezenverklaarde rechtstreeks schade heeft geleden. De vordering van de benadeelde partij zal dan ook tot na te melden bedrag worden toegewezen.
Het hof is van oordeel dat het overige gedeelte van de vordering van de benadeelde partij niet van zo eenvoudige aard is, dat dit zich leent voor behandeling in deze strafzaak. Dit kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht. Het hof zal de benadeelde partij in zoverre daarin dan ook niet ontvankelijk verklaren.
Het hof acht voorts termen aanwezig om, als extra waarborg voor betaling van (het toegewezen gedeelte van) de vordering van de benadeelde partij, de verdachte die naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht, de verplichting op te leggen tot betaling van na te melden bedrag aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Vordering van de benadeelde partij [W]
De benadeelde partij als bedoeld in artikel 51a van het Wetboek van Strafvordering heeft zich overeenkomstig artikel 51b van dat Wetboek in het onderhavige strafproces gevoegd met een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade als gevolg van het aan verdachte in zaak A onder feit 1u tenlastegelegde.
Een gedeelte van de vordering is in eerste aanleg toegewezen. De benadeelde partij is voor het overige niet ontvankelijk verklaard in haar vordering.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep op de voet van artikel 421, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering gevoegd met een vordering van EUR 982,10 zoals door haar ook in eerste aanleg is gevorderd.
Het hof is van oordeel dat het hierna te noemen gedeelte van de vordering van de benadeelde partij van zo eenvoudige aard is, dat dit zich leent voor behandeling in deze strafzaak.
Vast is komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het in zaak A onder feit 1u bewezenverklaarde rechtstreeks schade heeft geleden. De vordering van de benadeelde partij zal dan ook tot na te melden bedrag worden toegewezen.
Het hof is van oordeel dat het overige gedeelte van de vordering van de benadeelde partij niet van zo eenvoudige aard is, dat dit zich leent voor behandeling in deze strafzaak. Dit kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht. Het hof zal de benadeelde partij in zoverre daarin dan ook niet ontvankelijk verklaren.
Het hof acht voorts termen aanwezig om, als extra waarborg voor betaling van (het toegewezen gedeelte van) de vordering van de benadeelde partij, de verdachte die naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht, de verplichting op te leggen tot betaling van na te melden bedrag aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Vordering van de benadeelde partij [R]
De benadeelde partij als bedoeld in artikel 51a van het Wetboek van Strafvordering heeft zich overeenkomstig artikel 51b van dat Wetboek in het onderhavige strafproces gevoegd met een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade als gevolg van het aan verdachte in zaak A onder feit 1w tenlastegelegde.
De vordering is in eerste aanleg toegewezen.
Het hof is van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij van zo eenvoudige aard is, dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak. Vast is komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het in zaak A onder feit 1w bewezenverklaarde strafbare feit rechtstreeks schade heeft geleden.
De vordering van de benadeelde partij zal dan ook tot na te melden bedrag worden toegewezen.
Het hof acht voorts termen aanwezig om, als extra waarborg voor betaling van (het toegewezen gedeelte van) de vordering van de benadeelde partij, de verdachte die naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht, de verplichting op te leggen tot betaling van na te melden bedrag aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Vordering van de benadeelde partij [B]
De benadeelde partij als bedoeld in artikel 51a van het Wetboek van Strafvordering heeft zich overeenkomstig artikel 51b van dat Wetboek in het onderhavige strafproces gevoegd met een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade als gevolg van het aan verdachte in zaak A onder feit 3c tenlastegelegde.
Een gedeelte van de vordering is in eerste aanleg toegewezen. De benadeelde partij is voor het overige niet ontvankelijk verklaard in haar vordering.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep op de voet van artikel 421, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering gevoegd met een vordering van EUR 3.000,- zoals door haar ook in eerste aanleg is gevorderd.
Het hof is van oordeel dat het hierna te noemen gedeelte van de vordering van de benadeelde partij van zo eenvoudige aard is, dat dit zich leent voor behandeling in deze strafzaak.
Vast is komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het in zaak A onder feit 3c bewezenverklaarde rechtstreeks schade heeft geleden. De vordering van de benadeelde partij zal dan ook tot na te melden bedrag worden toegewezen.
Het hof is van oordeel dat het overige gedeelte van de vordering van de benadeelde partij niet van zo eenvoudige aard is, dat dit zich leent voor behandeling in deze strafzaak. Dit kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht. Het hof zal de benadeelde partij in zoverre daarin dan ook niet ontvankelijk verklaren.
Het hof acht voorts termen aanwezig om, als extra waarborg voor betaling van (het toegewezen gedeelte van) de vordering van de benadeelde partij, de verdachte die naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht, de verplichting op te leggen tot betaling van na te melden bedrag aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Vordering van de benadeelde partij [FS]
De benadeelde partij als bedoeld in artikel 51a van het Wetboek van Strafvordering heeft zich overeenkomstig artikel 51b van dat Wetboek in het onderhavige strafproces gevoegd met een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade als gevolg van het aan verdachte in zaak A onder feit 3d tenlastegelegde.
De vordering is in eerste aanleg toegewezen.
Het hof is van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij van zo eenvoudige aard is, dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak. Vast is komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het in zaak A onder feit 3d bewezenverklaarde strafbare feit rechtstreeks schade heeft geleden.
De vordering van de benadeelde partij zal dan ook tot na te melden bedrag worden toegewezen.
Het hof acht voorts termen aanwezig om, als extra waarborg voor betaling van (het toegewezen gedeelte van) de vordering van de benadeelde partij, de verdachte die naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht, de verplichting op te leggen tot betaling van na te melden bedrag aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Vordering van de benadeelde partij [IG]
De benadeelde partij als bedoeld in artikel 51a van het Wetboek van Strafvordering heeft zich overeenkomstig artikel 51b van dat Wetboek in het onderhavige strafproces gevoegd met een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade als gevolg van het aan verdachte in zaak A onder feit 4 tenlastegelegde.
De vordering is in eerste aanleg toegewezen.
Het hof is van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij van zo eenvoudige aard is, dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak.
Vast is komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het in zaak A onder feit 4 bewezenverklaarde strafbare feit rechtstreeks schade heeft geleden. De vordering van de benadeelde partij zal dan ook tot na te melden bedrag worden toegewezen.
Het hof acht voorts termen aanwezig om, als extra waarborg voor betaling van (het toegewezen gedeelte van) de vordering van de benadeelde partij, de verdachte die naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht, de verplichting op te leggen tot betaling van na te melden bedrag aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Vordering van de benadeelde partij [O]
De benadeelde partij als bedoeld in artikel 51a van het Wetboek van Strafvordering heeft zich overeenkomstig artikel 51b van dat Wetboek in het onderhavige strafproces gevoegd met een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade als gevolg van het aan verdachte in zaak A onder feit 4c tenlastegelegde.
De benadeelde partij is in eerste aanleg niet ontvankelijk verklaard in haar vordering.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep op de voet van artikel 421, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering gevoegd met een vordering van EUR 595,- zoals door haar ook in eerste aanleg is gevorderd.
Nu verdachte van het in zaak A onder feit 4c tenlastegelegde is vrijgesproken tegen welke vrijspraak het hoger beroep niet is gericht, zal het hof de benadeelde partij in haar vordering niet ontvankelijk verklaren.
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep, voorzover aan het oordeel van het hof onderworpen, en doet in zoverre opnieuw recht.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in zaak A onder feit 1q tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in zaak A onder feit 1h, 1j, 1t, 1u, 1v, 1w, 2a, 3a, 3b, 3c, 3d, 3e, 4a, 4b, 4d, 4e en 5 tenlastegelegde heeft begaan zoals hierboven in de rubriek bewezenverklaarde omschreven.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte in zaak A onder feit 1h, 1j, 1t, 1u, 1v, 1w, 2a, 3a, 3b, 3c, 3d, 3e, 4a, 4b, 4d, 4e en 5 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en ook de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) jaren.
Beveelt dat de tijd, die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in deze zaak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
Gelast de teruggave aan de rechthebbende van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
1.00 STK telefoontoestel kl: blauw, Nokia 6110 GSM [nummer];
1.00 STK computer kl: grijs, Olivetti 910T Portable [nummer];
1.00 STK tas kl: zwart, laptoptas (3177625);
1.00 STK identiteitsbewijs kl: geel, [nummer] telefonische counseling service;
1.00 STK bankpas kl: oranje, Rabobank rabopas [nummer] tnv [naam] (3177570);
1.00 STK identiteitsbewijs kl: rood, bibliothk [nummer], tnv [Q] (3177572);
1.00 STK pas, Bijenkorf Spaar, [nummer] (3177578);
1.00 STK pas, spaar [nummer], klantenpas Splinter parfumerie N-Vennep;
1.00 STK portemonnee kl: rood, dames, met pasjes en kopie ID [L] (3177566);
1.00 STK walkman kl: blauw, Grundig PR61 Radio 160701821, Pocketradio (3177547);
1.00 STK telefoontoestel kl: blauw, Nokia 1100 GSM [nummer], aan rood draagkoord (3177543);
1.00 STK telefoontoestel kl: grijs, Nokia 3410 GSM [nummer] (3177538);
1.00 STK simkaart van zaktelefoon kl: geel, [nummer] (3177488);
1.00 STK telefoontoestel kl. blauw, Nokia 8310 GSM [nummer] (3177469);
1.00 STK telefoontoestel kl: zilver, Samsung E330 GSM [nummer] (3176376);
1.00 STK telefoontoestel kl: grijs, Nokia 2650 GSM [nummer] (3177533);
1.00 STK personenauto [kenteken], Ford Escort Clx 1.6 1994 kl: rood (2642271).
Ten aanzien van de benadeelde partij [H:]
Wijst toe de vordering van de benadeelde partij en veroordeelt de verdachte om tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [H], wonende te [plaats], rekeningnummer [nummer], een bedrag van EUR 1.500,00 (duizend vijfhonderd euro), te vermeerderen met de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat deze benadeelde partij haar vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Legt de verdachte voorts op de verplichting tot betaling aan de Staat van een som geld, groot EUR 1.500,00 (duizend vijfhonderd euro), zulks ten behoeve van [H].
Beveelt voor het geval dat noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 30 (dertig) dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor vermelde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat indien (en voorzover) verdachte heeft voldaan aan één van evenvermelde betalingsverplichtingen, de andere daarmee (in zoverre) komt te vervallen.
Ten aanzien van de benadeelde partij [Q]:
Wijst toe de vordering van de benadeelde partij en veroordeelt de verdachte om tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [Q], wonende te [plaats] rekeningnummer [nummer], een bedrag van EUR 460,58 (vierhonderdzestig euro en achtenvijftig cent), te vermeerderen met de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat deze benadeelde partij haar vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Legt de verdachte voorts op de verplichting tot betaling aan de Staat van een som geld, groot EUR 460,58 (vierhonderdzestig euro en achtenvijftig cent), zulks ten behoeve van [Q].
Beveelt voor het geval dat noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 9 (negen) dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor vermelde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat indien (en voorzover) verdachte heeft voldaan aan één van evenvermelde betalingsverplichtingen, de andere daarmee (in zoverre) komt te vervallen.
Ten aanzien van de benadeelde partij [B]:
Wijst toe de vordering van de benadeelde partij en veroordeelt de verdachte om tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [B], wonende te [plaats], rekeningnummer [nummer], een bedrag van EUR 454,04 (vierhonderdvierenvijftig euro en vier cent), te vermeerderen met de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Legt de verdachte voorts op de verplichting tot betaling aan de Staat van een som geld, groot EUR 454,04 (vierhonderdvierenvijftig euro en vier cent), zulks ten behoeve van [B].
Beveelt voor het geval dat noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 9 (negen) dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor vermelde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat indien (en voorzover) verdachte heeft voldaan aan één van evenvermelde betalingsverplichtingen, de andere daarmee (in zoverre) komt te vervallen.
Ten aanzien van de benadeelde partij [W]:
Wijst toe de vordering van de benadeelde partij en veroordeelt de verdachte om tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [W], wonende te [plaats], rekeningnummer [nummer], een bedrag van EUR 550,00 (vijfhonderdvijftig euro), te vermeerderen met de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat deze benadeelde partij haar vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Legt de verdachte voorts op de verplichting tot betaling aan de Staat van een som geld, groot EUR 550,00 (vijfhonderdvijftig euro), zulks ten behoeve van [W].
Beveelt voor het geval dat noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 11 (elf) dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor vermelde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat indien (en voorzover) verdachte heeft voldaan aan één van evenvermelde betalingsverplichtingen, de andere daarmee (in zoverre) komt te vervallen.
Ten aanzien van de benadeelde partij [R]:
Wijst toe de vordering van de benadeelde partij en veroordeelt de verdachte om tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [R], wonende te [plaats], rekeningnummer [nummer], een bedrag van EUR 345,45 (driehonderdvijfenveertig euro en vijfenveertig cent), te vermeerderen met de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Legt de verdachte voorts op de verplichting tot betaling aan de Staat van een som geld, groot EUR 345,45 (driehonderdvijfenveertig euro en vijfenveertig cent), zulks ten behoeve van [R].
Beveelt voor het geval dat noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 6 (zes) dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor vermelde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat indien (en voorzover) verdachte heeft voldaan aan één van evenvermelde betalingsverplichtingen, de andere daarmee (in zoverre) komt te vervallen.
Ten aanzien van de benadeelde partij [B]:
Wijst toe de vordering van de benadeelde partij en veroordeelt de verdachte om tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [B], wonende te [plaats], rekeningnummer [nummer], een bedrag van EUR 750,00 (zevenhonderdvijftig euro), te vermeerderen met de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat deze benadeelde partij haar vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Legt de verdachte voorts op de verplichting tot betaling aan de Staat van een som geld, groot EUR 750,00 (zevenhonderdvijftig euro), zulks ten behoeve van [B]
Beveelt voor het geval dat noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 15 (vijftien) dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor vermelde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat indien (en voorzover) verdachte heeft voldaan aan één van evenvermelde betalingsverplichtingen, de andere daarmee (in zoverre) komt te vervallen.
Ten aanzien van de benadeelde partij [FW]:
Wijst toe de vordering van de benadeelde partij en veroordeelt de verdachte om tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [FW], wonende te [plaats], rekeningnummer [nummer], een bedrag van EUR 1.850,00 (duizend achthonderdvijftig euro), te vermeerderen met de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Legt de verdachte voorts op de verplichting tot betaling aan de Staat van een som geld, groot EUR 1.850,00 (duizend achthonderdvijftig euro), zulks ten behoeve van [FW].
Beveelt voor het geval dat noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 37 (zevenendertig) dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor vermelde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat indien (en voorzover) verdachte heeft voldaan aan één van evenvermelde betalingsverplichtingen, de andere daarmee (in zoverre) komt te vervallen.
Ten aanzien van de benadeelde partij [IG]:
Wijst toe de vordering van de benadeelde partij en veroordeelt de verdachte om tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan[IG], wonende te [plaats], rekeningnummer onbekend, een bedrag van EUR 2.039,94 (tweeduizend negenendertig euro en vierennegentig cent), te vermeerderen met de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Legt de verdachte voorts op de verplichting tot betaling aan de Staat van een som geld, groot EUR 2.039,94 (tweeduizend negenendertig euro en vierennegentig cent), zulks ten behoeve van [IG].
Beveelt voor het geval dat noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 40 (veertig) dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor vermelde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat indien (en voorzover) verdachte heeft voldaan aan één van evenvermelde betalingsverplichtingen, de andere daarmee (in zoverre) komt te vervallen.
Ten aanzien van de benadeelde partij [O]:
Verklaart de benadeelde partij niet ontvankelijk in haar vordering.
Dit arrest is gewezen door de tweede meervoudige strafkamer van het gerechtshof te Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.D.L. Nuis, mr. N.A. Schimmel en mr. D.J.M.W. Paridaens - van der Stoel, in tegenwoordigheid van mr. E. Wiersma, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 23 januari 2009.
1 Per abuis zijn in het originele arrest de woorden ‘verkort arrest’ opgenomen, terwijl dit ‘arrest’ moet zijn.