arrestnummer:
parketnummer: 23-001019-07
datum uitspraak: 26 september 2008
VERKORT ARREST VAN HET GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van
2 februari 2007 in de strafzaak onder parketnummer 13/467348-05 van het openbaar ministerie
tegen
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans gedetineerd in PI
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 19 januari 2007 en op de terechtzitting in hoger beroep van 12 september 2008.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding.
Van die dagvaarding is een kopie in dit arrest gevoegd. De daarin vermelde tenlastelegging wordt hier overgenomen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest het hof deze verbeterd. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat
ten aanzien van het onder 1 primair tenlastegelegde:
hij op 20 juni 2005 te Loosdrecht, gemeente Wijdemeren, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] van het leven te beroven, met dat opzet een of meermalen met een mes (type Multitool) in de rug en armen en borst van die [slachtoffer 2] heeft gesneden en/of gestoken, welke vorenomschreven poging doodslag werd vergezeld van poging diefstal uit een woning gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd (artikel 311 lid 1 sub 3 Wetboek van Strafrecht) en welke poging doodslag werd gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf straffeloosheid te verzekeren;
ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde:
hij op 4 juni 2005 te Loosdrecht, gemeente Wijdemeren, om (ongeveer) 5.30 uur, in een woning gelegen aan de [adres], alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
een portemonnee met daarin diverse passen en circa 101 euro en
vijf paspoorten en
rijbewijzen en
kentekenbewijzen en
horloges (merk Rolex en Dolce en Gabbana) en
mobiele telefoons (merk Nokia en Sony Ericsson) en
een filmcamera (merk Contax) en
een portefeuille en
een agenda en
bankpassen (ING en/of Van Lanschot) en
een creditcard (ABN-Amro) en
een spelcomputer (Nintendo Gameboy DS) en
een navigatiesysteem (merk Garmin) en
tassen en
een zakcomputer (merk Apple) en
een vaarbewijs,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], welke diefstal werd gevolgd van geweld tegen voornoemde [slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld hierin bestond dat hij, verdachte, voornoemde [slachtoffer 3] heeft geduwd;
ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde:
hij op een tijdstip in de periode van 23 mei 2005 tot en met 24 mei 2005 te Kortenhoef, gemeente Wijdemeren, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen snoep en pakjes drinken en chips, toebehorende aan [slachtoffer 4];
ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde:
hij op 27 mei 2005 te Bussum met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een bestelauto, Mercedes-Benz, kenteken [KENTEKEN], heeft weggenomen een navigatiesysteem, merk Hewlett Packard, en een autoradio, merk Pioneer, toebehorende aan [slachtoffer 5], waarbij verdachte de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door een ruit van voornoemde bestelauto te forceren.
Hetgeen onder 1 primair, 2, 3 en 4 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen.
De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Ten aanzien van het onder 1 primair tenlastegelegde heeft de raadsman aangevoerd dat de verdachte nimmer de bedoeling heeft gehad iemand te doden.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt. Naar vaste jurisprudentie (onder meer HR 25 maart 2003, NJ 2003, 552) is sprake van voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dat gevolg zal intreden. Of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder de gedraging is verricht. Het zal moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg dat het - behoudens contra-indicaties - niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het gevolg heeft aanvaard.
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat de verdachte door zijn gedragingen, gelet op hun uiterlijke verschijningsvorm, een aanmerkelijke kans op de dood van beide genoemde slachtoffers in het leven heeft geroepen. Daarbij is het volgende van belang.
De verdachte heeft verklaard dat hij op 19 juni 2005 vlak voor middernacht naar de woning van de slachtoffers is gegaan, met de bedoeling aldaar te gaan inbreken. Omdat hij bij het betreden van het erf een geluid maakte en bang was dat de bewoners daarvan wakker zouden worden, is de verdachte weggegaan. Omstreeks 3.00 uur die nacht is hij naar de woning teruggekeerd en is hij via een openstaande deur aan de achterzijde van de woning de kamer binnengedrongen, alwaar de slachtoffers lagen te slapen. De verdachte heeft verklaard dat hij wist dat de slachtoffers in de kamer lagen te slapen, dat hij zijn schoenen had uitgedaan om te voorkomen dat zij wakker zouden worden en dat hij vervolgens via een smalle doorgang langs het bed van de slachtoffers is gelopen. Op het moment dat de slachtoffers wakker werden en de verdachte opmerkten, is hij in het wilde weg en veelvuldig met een mes gaan steken.
Hij is daarmee pas opgehouden toen het mes hem werd afgenomen. Uit de medische verklaringen blijkt dat het slachtoffer [slachtoffer 2] in totaal veertien keer met het mes is geraakt - onder meer in de long -, waardoor hij veel bloed heeft verloren. Het slachtoffer [slachtoffer 1] is geraakt in hoofd, arm en borst.
Ter terechtzitting in eerste aanleg heeft de verdachte verklaard dat hij het mes heeft gepakt omdat hij niet opgepakt wilde worden. Voorts heeft hij hierover ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij met het mes is gaan steken, omdat hij weg wilde komen.
Gelet op het voorgaande heeft de verdachte er van te voren rekening mee gehouden dat de slachtoffers wakker zouden kunnen worden, is hij desondanks in het bezit van een mes de woning ingegaan en heeft hij een mogelijke confrontatie met de slachtoffers niet geschuwd.
Dit leidt tot het oordeel dat het voorwaardelijk opzet van de verdachte gericht was op de dood van de slachtoffers.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman aangevoerd dat de motivering van de bewezenverklaring de ontkennende verklaring van de verdachte niet kan weerleggen.
Daarnaast is de herkenning door het slachtoffer [slachtoffer 3] aan de hand van een enkelvoudige fotoconfrontatie onvoldoende betrouwbaar ten opzichte van een herkenning in een Foslo-confrontatie, aldus de raadsman.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende. Het slachtoffer heeft de verdachte aan de hand van een pasfoto herkend als degene die zich op 4 juni 2005 in haar woning bevond en haar heeft geduwd. Deze pasfoto is aangetroffen in een tas, tezamen met de uit de woning van het slachtoffer gestolen voorwerpen. De pasfoto is het slachtoffer niet op voorhand getoond.
Daarnaast zijn er zowel op 4 juni 2005 als op 18 juli 2005 aan de verdachte toebehorende voorwerpen in combinatie met de uit de woning van het slachtoffer gestolen voorwerpen aangetroffen. Gelet op deze bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat het hof het onder 2 tenlastegelegde - zoals hiervoor bewezengeacht - heeft begaan.
Het hof verwerpt de verweren.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van het onder 1 primair bewezenverklaarde:
poging tot doodslag, vergezeld van een strafbaar feit en gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf straffeloosheid te verzekeren, meermalen gepleegd;
ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde:
diefstal, gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren;
ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde:
ten aanzien van het onder 4 bewezenverklaarde:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straffen en maatregel
De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het onder 1 primair, 2, 3 en 4 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren, met aftrek van voorarrest.
Voorts heeft de rechtbank gelast dat de verdachte ter beschikking gesteld zal worden, met bevel dat hij van overheidswege zal worden verpleegd. Ten aanzien van de in beslag genomen voorwerpen heeft de rechtbank beslist dat deze zullen worden verbeurdverklaard, dan wel dienen te worden teruggegeven aan de verdachte.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 primair, 2, 3 en 4 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren, met aftrek van voorarrest. Ten aanzien van de in beslag genomen voorwerpen heeft de advocaat-generaal gevorderd dat deze zullen worden verbeurdverklaard, dan wel worden teruggegeven aan de verdachte.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een gekwalificeerde poging tot doodslag, meermalen gepleegd en aan een diefstal met geweld. De verdachte heeft zich daarbij op gewelddadige en intimiderende wijze gedragen tegenover de slachtoffers. Deze feiten hebben zich afgespeeld in de woning van de slachtoffers, een plek waar zij zich bij uitstek veilig moeten kunnen voelen. De verdachte heeft zodoende op grove wijze inbreuk gemaakt op de privacy van de slachtoffers, alsmede op hun lichamelijke en psychische integriteit. Het is bekend dat slachtoffers van dergelijke geweldsdelicten nog geruime tijd nadien hebben te kampen met gevoelens van angst en onveiligheid.
Een van de slachtoffers, [slachtoffer 2], heeft voorts aan het onder 1 primair bewezenverklaarde ontsierende littekens overgehouden, waarvoor hij nog nadere behandeling zal moeten ondergaan. Misdrijven als de onderhavige dragen bovendien bij aan het ontstaan en in stand houden van gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan diefstal en een auto-inbraak, hetgeen voor de gedupeerden, naast materiële schade, hinder en overlast veroorzaakt.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 27 augustus 2008 is verdachte eerder ter zake van misdrijven veroordeeld.
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf voorts kennis genomen van het over de verdachte uitgebrachte rapport van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie Locatie Pieter Baan Centrum, Psychiatrische Observatiekliniek te Utrecht, opgemaakt op 18 juli 2008 door R.J.P. Rijnders, psychiater, en J.B. Seinen, psycholoog.
Uit dit rapport blijkt onder meer het volgende.
De verdachte is een 22-jarige laaggemiddeld intelligente jongeman die voldoet aan de criteria van een persoonlijkheidsstoornis NAO met antisociale en narcistische kenmerken. Tevens is bij de verdachte sprake van psychopathische kenmerken (met name egoïstisch, ongevoelig en zonder wroeging of empathie), overigens zonder dat hij volledig voldoet aan de criteria van de psychopathie.
Genoemde deskundigen concluderen kort gezegd dat de verdachte ten tijde van het plegen van de hem tenlastegelegde feiten weliswaar lijdende was aan een ziekelijke stoornis en een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens, maar dat deze feiten - indien bewezen - hem volledig kunnen worden toegerekend. Derhalve is geen sprake van een vermindering van de toerekeningsvatbaarheid en kan er - geredeneerd vanuit verdachtes pathologie - geen schatting van de kans op herhaling worden gegeven. Om deze reden wordt afgezien van gedragskundige advisering.
Gelet op het voorgaande, alles afwegende, acht hof een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden. Het hof is daarbij van oordeel dat de door de advocaat-generaal gevorderde gevangenisstraf geen recht doet aan de ernst van het bewezenverklaarde en zal derhalve een hogere gevangenisstraf dan geëist opleggen.
De hierna als zodanig te melden inbeslaggenomen voorwerpen, die aan verdachte toebehoren, dienen te worden verbeurdverklaard en zijn daarvoor vatbaar aangezien de voorwerpen zijn vervaardigd of bestemd tot het begaan van het bewezengeachte.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 33, 33a, 36f, 45, 57, 288, 310, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht. Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
De benadeelde partij als bedoeld in artikel 51a van het Wetboek van Strafvordering heeft zich overeenkomstig artikel 51b van dat Wetboek in het onderhavige strafproces gevoegd met een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade als gevolg van het aan verdachte onder 1 primair tenlastegelegde.
De vordering is in eerste aanleg toegewezen.
De verdachte heeft deze vordering erkend.
Het hof is van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij van zo eenvoudige aard is, dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak.
Vast is komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 primair bewezenverklaarde strafbare feit rechtstreeks schade heeft geleden.
De vordering van de benadeelde partij zal dan ook tot na te melden bedrag worden toegewezen.
Het hof acht voorts termen aanwezig om, als extra waarborg voor betaling van de vordering van de benadeelde partij, de verdachte die naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht, de verplichting op te leggen tot betaling van na te melden bedrag aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
De benadeelde partij als bedoeld in artikel 51a van het Wetboek van Strafvordering heeft zich overeenkomstig artikel 51b van dat Wetboek in het onderhavige strafproces gevoegd met een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade als gevolg van het aan verdachte onder 1 primair tenlastegelegde.
De vordering is in eerste aanleg toegewezen.
De verdachte heeft deze vordering erkend.
Het hof is van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij van zo eenvoudige aard is, dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak. Vast is komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 primair bewezenverklaarde strafbare feit rechtstreeks schade heeft geleden.
De vordering van de benadeelde partij zal dan ook tot na te melden bedrag worden toegewezen.
Het hof acht voorts termen aanwezig om, als extra waarborg voor betaling van de vordering van de benadeelde partij, de verdachte die naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht, de verplichting op te leggen tot betaling van na te melden bedrag aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan zoals hierboven in de rubriek bewezenverklaarde omschreven.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 primair, 2, 3 en 4 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en ook de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) jaren.
Beveelt dat de tijd, die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in deze zaak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
Verklaart verbeurd de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- zwarte tas, Hema schouder (nr. 8 beslaglijst)
- witte kussenhoes, (nr. 9)
- huishoudschaar (nr. 10)
- oranje gereedschap (nr. 12)
- gele ruitentikker (nr.13)
- schroevendraaier, blauw handvat (nr. 15)
- oranje hobbyset gereedschap (nr. 16)
- meerkleurig koord (nr. 18) .
Gelast de teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- zwarte herenportemonnee (nr. 1 beslaglijst)
- bruin herenvest (nr. 2)
- meerkleurige herenblouse (nr. 3)
- 2 pasfoto's (nr. 4)
- blauwe tas (nr. 5)
- zwart opbergtasjes (nr. 17)
- 1 witte sok (nr. 22)
- 2 handschoenen (nr. 28)
- halsketting (nr. 41).
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 2]:
Wijst toe de vordering van de benadeelde partij en veroordeelt de verdachte om tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [slachtoffer 2], wonende te Loosdrecht, rekeningnummer 300539673, een bedrag van EUR 4.607,30 (vierduizend zeshonderdzeven euro en dertig cent), te vermeerderen met de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Legt de verdachte voorts op de verplichting tot betaling aan de Staat van een som geld, groot EUR 4.607,30 (vierduizend zeshonderdzeven euro en dertig cent), zulks ten behoeve van [slachtoffer 2].
Beveelt voor het geval dat noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 92 (tweeënnegentig) dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor vermelde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat indien (en voor zover) verdachte heeft voldaan aan één van evenvermelde betalingsverplichtingen, de andere daarmee (in zoverre) komt te vervallen.
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 1]:
Wijst toe de vordering van de benadeelde partij en veroordeelt de verdachte om tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [slachtoffer 1], wonende te Loosdrecht, rekeningnummer 300506082, een bedrag van EUR 3.072,40 (drieduizend tweeënzeventig euro en veertig cent), te vermeerderen met de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Legt de verdachte voorts op de verplichting tot betaling aan de Staat van een som geld, groot EUR 3.072,40 (drieduizend tweeënzeventig euro en veertig cent), zulks ten behoeve van [slachtoffer 1].
Beveelt voor het geval dat noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 61 (eenenzestig) dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor vermelde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat indien (en voor zover) verdachte heeft voldaan aan één van evenvermelde betalingsverplichtingen, de andere daarmee (in zoverre) komt te vervallen.
Dit arrest is gewezen door de tweede meervoudige kamer van het gerechtshof te Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.D.L. Nuis, mr. N.A. Schimmel en mr. D.J.M.W. Paridaens - van der Stoel, in tegenwoordigheid van mr. P.M. Huizenga, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 26 september 2008.