ECLI:NL:GHAMS:2008:BJ2348
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- M.M.A. Gerritzen-Gunst
- F.A. Hartsuiker
- J.E. Geuzinge
- Rechtspraak.nl
Doorbreking van het appelverbod en ontvankelijkheid in hoger beroep in familiezaken
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam op 31 juli 2008, gaat het om de ontvankelijkheid van de vrouw in haar hoger beroep tegen een beschikking van de rechtbank te Alkmaar. De vrouw had verzocht om voorlopige voorzieningen, waaronder het gebruik van de echtelijke woning en de toevertrouwing van de minderjarige kinderen aan haar. De rechtbank had dit verzoek afgewezen, wat de vrouw ertoe bracht om in hoger beroep te gaan. De advocaat van de vrouw betoogde dat het hoger beroep ontvankelijk was, ondanks het appelverbod dat geldt voor beschikkingen op basis van artikel 822 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Het hof overweegt dat doorbreking van het appelverbod mogelijk is wanneer de rechter ten onrechte een relevante wetsbepaling buiten toepassing heeft gelaten. In dit geval betoogde de advocaat dat de rechtbank artikel 282 en artikel 278 Rv niet correct had toegepast, omdat de man zich niet had voorzien van een procureur en zijn broer in Turkije een stuk had ingediend dat niet aan de vereisten voldeed. Het hof oordeelde dat de vrouw ontvankelijk was in haar hoger beroep, waardoor de zaak inhoudelijk kon worden behandeld. De beschikking van het hof werd openbaar uitgesproken en de behandeling van de zaak werd aangehouden tot een volgende zitting op 1 oktober 2008.