ECLI:NL:GHAMS:2008:BH6083
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- A.M. van Woensel
- H.S.G. Verhoeff
- P.J. Baauw
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak in hoger beroep na onvoldoende bewijs en heropening van het onderzoek
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 15 oktober 2008 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 9 oktober 2006. De verdachte, geboren in 1964, was aangeklaagd voor twee feiten, maar het hof oordeelde dat er onvoldoende wettig bewijs was om tot een veroordeling te komen. Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep begon op 26 juli 2007 en werd hervat op 14 mei 2008, waar getuigen werden gehoord. Na een tussenarrest op 28 mei 2008, waarin het hof het onderzoek heropende, vond er een voortzetting plaats op 1 oktober 2008. De verdachte en de benadeelde partijen waren echter niet aanwezig op deze zitting.
Het hof concludeerde dat, hoewel er voldoende bewijs aanwezig was voor feit 2, het zich niet vrij voelde om een oordeel te vellen, omdat de samenstelling van het hof op de verschillende zittingen varieerde. Dit maakte het voor het hof onmogelijk om een op eigen waarneming gebaseerd oordeel te vormen over de verdachte en de getuigenverklaringen, die onderling niet geheel overeenkwamen. Het hof benadrukte het belang van een berechting binnen een redelijke termijn en oordeelde dat heropening van het onderzoek niet opportuun was. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van het onder 2 tenlastegelegde.
De beslissing van het hof vernietigde het vonnis waarvan beroep en deed opnieuw recht, waarbij het hof de vordering van de benadeelde partijen buiten beschouwing liet, omdat zij zich niet opnieuw als benadeelde partij in het hoger beroep hadden gevoegd. De uitspraak werd gedaan door de vierde meervoudige strafkamer van het gerechtshof, met de griffier aanwezig, en is openbaar uitgesproken.