15 juli 2008
eerste civiele kamer
zaaknummer 200.003.893
G E R E C H T S H O F T E A M S T E R D A M
nevenzittingsplaats Arnhem
1. [appellant sub 1],
wonende te [woonplaats],
2. [appellant sub 2],
wonende te [woonplaats],
3. [appellant sub 3],
wonende te [woonplaats],
4. [appellant sub 4],
wonende te [woonplaats],
5. [appellant sub 5],
wonende te [woonplaats],
appellanten,
procureur: mr. F.B. Falkena,
1. [geïntimeerde sub 1],
wonende te [woonplaats],
2. [geïntimeerde sub 2],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerden,
procureur: mr. A. van Hees.
1 Het geding in eerste aanleg
Voor de procedure in eerste aanleg wordt verwezen naar de inhoud van het vonnis van 27 februari 2008 dat de voorzieningenrechter in de rechtbank Utrecht tussen appellanten (hierna ook te noemen: [appellanten]) als eisers en geïntimeerden (hierna te noemen: [geïntimeerden]) als gedaagden in kort geding heeft gewezen. Van dat vonnis is een fotokopie aan dit arrest gehecht.
2 Het geding in hoger beroep
2.1 [appellanten] hebben bij exploot van 18 maart 2008 aangezegd van dat vonnis van 27 februari 2008 in hoger beroep te komen, met gelijktijdige dagvaarding van [geïntimeerden] voor dit hof.
2.2 In genoemd exploot hebben [appellanten] vijf grieven tegen het bestreden vonnis aangevoerd en toegelicht. Zij hebben aangekondigd te zullen concluderen dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en, opnieuw recht doende, bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad,
1. primair: [geïntimeerde sub 1] zal bevelen om toe te staan dat [appellant sub 3], [appellant sub 2], [appellant sub 4] en [appellant sub 1] namens Samenwerkingsverband Olmenstaete de huurovereenkomst met BMC B.V. met betrekking tot het registergoed aan de [adres] (kadastrale aanduiding [.....]) rechtsgeldig beëindigen per 1 april 2008 althans zo spoedig als redelijkerwijs mogelijk is, althans subsidiair [geïntimeerde sub 1] zal veroordelen om binnen 24 uur na betekening van dit arrest zonder voorbehoud zijn volledige medewerking te verlenen aan de rechtsgeldige beëindiging van voornoemde huurovereenkomst per 1 april 2008 althans zo spoedig als redelijkerwijs mogelijk is, althans, meer subsidiair [appellant sub 3], [appellant sub 2], [appellant sub 4] en [appellant sub 1] op grond van artikel 3:174 BW zal machtigen om voornoemde huurovereenkomst per 1 april 2008 althans zo spoedig als redelijkerwijs mogelijk is rechtsgeldig te beëindigen,
een en ander op straffe van een dwangsom van € 10.000,--, althans een door het hof te bepalen dwangsom, voor iedere dag of gedeelte daarvan en elke keer dat [geïntimeerde sub 1] niet voldoet aan het primair gevorderde onder 1 althans aan het subsidiair gevorderde onder 1;
2. primair: [geïntimeerde sub 1] zal bevelen om toe te staan dat [appellant sub 3], [appellant sub 2], [appellant sub 4] en [appellant sub 1] namens Samenwerkingsverband Olmenstaete het registergoed aan de [adres] (kadastrale aanduiding [.....]) rechtsgeldig voor ten minste € 1.715.000,-- aan Eurocommerce verkopen tegen in de huidige vastgoedmarkt gebruikelijke voorwaarden, althans subsidiair [geïntimeerde sub 1] zal veroordelen om binnen 24 uur na betekening van dit arrest zonder voorbehoud zijn volledige medewerking te verlenen aan de totstandkoming van de overeenkomst met betrekking tot de verkoop van voornoemd registergoed aan Eurocommerce voor een prijs van ten minste € 1.715.000,-- tegen in de huidige vastgoedmarkt gebruikelijke voorwaarden, althans meer subsidiair [appellant sub 3], [appellant sub 2], [appellant sub 4] en [appellant sub 1] op grond van artikel 3:174 BW zal machtigen voornoemd registergoed voor ten minste € 1.715.000,-- te verkopen tegen in de huidige vastgoedmarkt gebruikelijke voorwaarden;
een en ander op straffe van een dwangsom van € 10.000,--, althans een door het hof te bepalen dwangsom, voor iedere dag of gedeelte daarvan en elke keer dat [geïntimeerde sub 1] niet voldoet aan het primair gevorderde onder 2 althans aan het subsidiair gevorderde onder 2;
3. [geïntimeerde sub 1] zal veroordelen om binnen 24 uur na betekening van dit arrest zonder voorbehoud zijn volledige medewerking te verlenen aan de levering en het transport van het registergoed aan de [adres] (kadastrale aanduiding [.....]) aan Eurocommerce uiterlijk op 1 april 2008 althans op een nader met Eurocommerce overeen te komen datum en daartoe tezamen met [appellant sub 3], [appellant sub 2], [appellant sub 4] en [appellant sub 1] te compareren ten overstaan van de door [appellant sub 3], [appellant sub 2], [appellant sub 4] en [appellant sub 1] aan te wijzen notaris en verder te doen al hetgeen door deze notaris in verband met deze levering nuttig of noodzakelijk wordt geoordeeld;
een en ander op straffe van een dwangsom van € 10.000,--, althans een door het hof te bepalen dwangsom, voor iedere dag of gedeelte daarvan en elke keer dat [geïntimeerde sub 1] niet voldoet aan het subsidiair gevorderde onder 3;
4. zal bepalen voor het geval [geïntimeerde sub 1] niet aan de onder 3 bedoelde veroordeling voldoet dat dit arrest de kracht heeft en in de plaats treedt van een toestemmende wilsverklaring in een door de notaris te verlijden en in wettige vorm opgemaakte akte waarbij [geïntimeerde sub 1] zijn rechten ter zake het onder 3 genoemde registergoed aan Eurocommerce overdraagt uiterlijk op 1 april 2008 althans op een nader met Eurocommerce overeen te komen datum;
5. primair: [geïntimeerden] zal bevelen om toe te staan dat [appellant sub 3], [appellant sub 2], [appellant sub 4], [appellant sub 5] en [appellant sub 1] namens Samenwerkingsverband Spacelab de huurovereenkomst met TMOP B.V. met betrekking tot het registergoed aan de Spacelab te Amersfoort (kadastrale aanduiding Amersfoort [......]) rechtsgeldig beëindigen per 1 april 2008 althans zo spoedig mogelijk als redelijkerwijs mogelijk is, althans subsidiair [geïntimeerden] zal veroordelen om binnen 24 uur na betekening van dit arrest zonder voorbehoud hun volledige medewerking te verlenen aan de rechtsgeldige beëindiging van voornoemde huurovereenkomst per 1 april 2008 althans zo spoedig als redelijkerwijs mogelijk is, althans meer subsidiair [appellanten] op grond van artikel 3:174 BW zal machtigen om voornoemde huurovereenkomst per 1 april 2008 althans zo spoedig mogelijk als redelijkerwijs mogelijk is rechtsgeldig te beëindigen.
een en ander op straffe van een dwangsom van € 10.000,--, althans een door het hof te bepalen dwangsom, voor iedere dag of gedeelte daarvan en elke keer dat [geïntimeerden] niet voldoen aan het primair gevorderde onder 4 althans aan het subsidiair gevorderde onder 4;
6. primair: [geïntimeerden] zal bevelen om toe te staan dat [appellanten] namens Samenwerkingsverband Spacelab het registergoed aan de Spacelab te Amersfoort (kadastrale aanduiding Amersfoort [......]) voor ten minste € 3.500.000,-- rechtsgeldig verkopen aan Eurocommerce tegen in de huidige vastgoedmarkt gebruikelijke voorwaarden, althans subsidiair [geïntimeerden] zal veroordelen om binnen 24 uur na betekening van dit arrest zonder voorbehoud hun volledige medewerking te verlenen aan de totstandkoming van de overeenkomst met betrekking tot de verkoop van voornoemd registergoed aan Eurocommerce voor een prijs van (het hof leest:) ten minste € 3.500.000,-- tegen in de huidige vastgoedmarkt gebruikelijke voorwaarden althans meer subsidiair [appellanten] op grond van artikel 3:174 BW zal machtigen om voornoemd registergoed voor ten minste € 3.500.000,-- te verkopen tegen in de huidige vastgoedmarkt gebruikelijke voorwaarden;
een en ander op straffe van een dwangsom van € 10.000,--, althans een door het hof te bepalen dwangsom, voor iedere dag of gedeelte daarvan en elke keer dat [geïntimeerden] niet voldoen aan het primair gevorderde onder 6 althans aan het subsidiair gevorderde onder 6;
7. [geïntimeerden] zal veroordelen om binnen 24 uur na betekening van dit arrest zonder voorbehoud hun volledige medewerking te verlenen aan de levering en het transport van het registergoed aan de Spacelab te Amersfoort (kadastrale aanduiding Amersfoort [......]) aan Eurocommerce uiterlijk op 1 april 2008 althans op een nader met Eurocommerce overeen te komen datum en daartoe tezamen met [appellanten] te compareren ten overstaan van een door [appellanten] aan te wijzen notaris en verder te doen al hetgeen door deze notaris in verband met deze levering nuttig of noodzakelijk wordt geoordeeld,
een en ander op straffe van een dwangsom van € 10.000,--, althans een door het hof te bepalen dwangsom, voor iedere dag of gedeelte daarvan en elke keer dat [geïntimeerden] niet voldoen aan het subsidiair gevorderde onder 7;
8. zal bepalen voor het geval [geïntimeerden] niet aan de onder 7 bedoelde veroordeling voldoen dat dit arrest de kracht heeft en in de plaats treedt van een toestemmende wilsverklaring in een door de notaris te verlijden en in wettige vorm opgemaakte akte waarbij [geïntimeerden] hun rechten ter zake het onder 7 genoemde registergoed aan Eurocommerce overdragen uiterlijk op 1 april 2008 althans op een nader met Eurocommerce overeen te komen datum;
9. [geïntimeerden] hoofdelijk zal veroordelen tot betaling van de kosten van beide instanties.
2.3 Ter zitting van 1 april 2008 hebben [appellanten] mondeling voor eis geconcludeerd overeenkomstig de inhoud van het hiervoor vermelde exploot.
2.4 Bij memorie van antwoord hebben [geïntimeerden] de grieven bestreden en hebben zij bewijs aangeboden. Zij hebben geconcludeerd dat het hof de vorderingen van [appellanten] zal afwijzen, zonodig onder verbetering van gronden, en met veroordeling van [appellanten] in de kosten van het hoger beroep.
2.5 Ter zitting van 30 juni 2008 hebben partijen de zaak doen bepleiten, [appellanten] door mr. E.T. Meijer, advocaat te Rotterdam, en [geïntimeerden] door mr. J.J.M. Hendrickx, advocaat te Amersfoort; beiden hebben daarbij pleitnotities in het geding gebracht.
2.6 Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd.
[appellanten] hebben de volgende vijf grieven aangevoerd:
I. (tegen rov. 4.1, 4.2 en 4.2.3 van het bestreden vonnis) Ten onrechte verwerpt de voorzieningenrechter de stelling van [appellanten] dat [geïntimeerden] zijn gebonden aan de bij meerderheid genomen besluiten strekkende tot beëindiging van de huurovereenkomsten met BMC B.V. en TMOP B.V. en de verkoop en levering van de registergoederen gelegen aan de [adres] en de Spacelab 4 te Amersfoort aan Eurocommerce voor tenminste een koopprijs van € 1.715.000,-- respectievelijk € 3.500.000,-- ;
II. (tegen rov. 4.1, 4.3 en 4.3.2 van het bestreden vonnis) Ten onrechte verwerpt de voorzieningenrechter de stelling van [appellanten] dat [geïntimeerden] zijn gebonden aan de bij meerderheid genomen besluiten strekkende tot beëindiging van de huurovereenkomst met BMC B.V. en TMOP B.V. en de verkoop en levering van de registergoederen gelegen aan de [adres] en de Spacelab 4 te Amersfoort aan Eurocommerce voor tenminste een koopprijs van € 1.715.000,-- respectievelijk € 3.500.000,--;
III. (tegen rov. 4.4) Ten onrechte heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat de vorderingen van [appellanten] zullen worden afgewezen;
IV. (tegen rov. 4.5) Ten onrechte heeft de voorzieningenrechter [appellanten] in de proceskosten veroordeeld;
V. (tegen het dictum van het bestreden vonnis) Ten onrechte heeft de voorzieningenrechter de vorderingen van [appellanten] afgewezen, hen veroordeeld in de kosten van het geding en zijn vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
De voorzieningenrechter heeft in het bestreden vonnis onder 2.1 tot en met 2.11 feiten vastgesteld. Aangezien daartegen geen grieven zijn aangevoerd of bezwaren zijn geuit, zal het hof in hoger beroep ook van die feiten uitgaan.
5 De motivering van de beslissing in hoger beroep
5.1 De grieven I en II stellen de vraag aan de orde of [geïntimeerde sub 1], respectievelijk [geïntimeerden] zijn gebonden aan de met meerderheid van stemmen genomen besluiten van 15 oktober 2007. [appellanten] menen dat dat het geval is, kort gezegd omdat in de beide samenwerkingsovereenkomsten, die zijn te beschouwen als maatschapsovereenkomsten, gekozen is voor de regeling (in artikel 6 lid 1) dat alle besluiten der maten met meerderheid van stemmen worden genomen. [geïntimeerden] betogen om meerdere redenen dat zij daaraan niet gebonden zijn, maar vooral zijn zij van mening dat de door [appellanten] voorgenomen verkoop van de beide registergoederen en de (tussentijdse) beëindiging van de huurovereenkomsten leidt tot een de facto beëindiging van de samenwerkingsverbanden waarin de samenwerkingsovereenkomsten (in artikel 9 e.v.) niet voorzien, die bovendien voorzienbaar nadelig is (er wordt immers bijna vijf jaar huur gederfd) en daarmee in strijd is met het doel van de samenwerking, te weten: beleggen in de ingebrachte registergoederen. Bovendien, zo stellen zij, verzetten de redelijkheid en billijkheid zich tegen uitvoering van de gewraakte besluiten omdat [geïntimeerden] daardoor zonder redelijke grond schade leiden. Daaromtrent oordeelt het hof als volgt.
5.2 Ieder van de maten van zowel het Samenwerkingsverband Olmenstaete als van het Samenwerkingsverband Spacelab heeft zich bij overeenkomst verbonden om zijn eigendomsaandeel in de registergoederen [adres] respectievelijk Spacelab 4 te Amersfoort in gemeenschap in te brengen met als doel het voor gemeenschappelijke rekening, en op voet van gelijkwaardigheid, beleggen in de beide vermelde registergoederen teneinde daaruit vermogensrechtelijk voordeel te behalen - waaronder begrepen huuropbrengsten - en dit met elkaar te delen. Daarmee zijn naar ’s-hofs voorlopig oordeel zowel het Samenwerkingsverband Olmenstaete als het Samenwerkingsverband Spacelab als een maatschap in de zin van artikel 7A: 1655 Burgerlijk Wetboek te beschouwen.
5.3 Blijkens artikel 6 lid 1 van de samenwerkingsovereenkomsten is, in afwijking van de hoofdregel van artikel 7A: 1676 aanhef en onder 1 Burgerlijk Wetboek, gekozen voor een besluitvorming waarbij alle besluiten van de maten worden genomen met een meerderheid van stemmen waarbij iedere maat één stem heeft. In de samenwerkingsovereenkomsten wordt nergens gedefinieerd wat onder ‘besluiten’ in de zin van artikel 6 lid 1 van de samenwerkingsovereenkomsten dient te worden verstaan. Volgens [appellanten] vallen daaronder ook de gewraakte besluiten strekkende tot beëindiging van de huurovereenkomsten en verkoop en levering van de beide registergoederen aan Eurocommerce, maar in de opvatting van [geïntimeerden] is dat niet het geval omdat dit de facto tot een (daarin niet voorziene) beëindiging van de samenwerkingsovereenkomsten zou leiden, en daarmee de in artikel 9 e.v. voorgeschreven weg van ontbinding van de samenwerkingsverbanden en de daaraan te verbinden rechtsgevolgen zou worden omzeild. Daarmee is in dit kort geding de vraag aan de orde naar de reikwijdte van artikel 6 lid 1 van de samenwerkingsovereenkomsten. Die reikwijdte zal, gelet op de ter zake ingenomen standpunten, door middel van uitleg moeten worden vastgesteld. Daarbij komt het aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de bepaling van artikel 6 lid 1 van de samenwerkingsovereenkomsten mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
5.4 Artikel 9 van de samenwerkingsovereenkomsten geeft in lid 1 a tot en met e een blijkens de gekozen bewoordingen limitatieve opsomming van de verschillende wijzen waarop het samenwerkingsverband kan worden ontbonden, te weten, zakelijk weergegeven, bij overeenkomst tussen de maten, door opzegging, door het overlijden van één van de maten, door het in faillissement of surseance van betaling komen te verkeren van een maat, door de omstandigheid dat een maat handelingsonbekwaam wordt of op hem de WSNP van toepassing wordt verklaard en ten slotte door wanprestatie van één van de maten. De daaraan verbonden rechtsgevolgen worden geregeld in de artikelen 10 tot en met 14 en komen daarop neer dat de maten die dat wensen het recht hebben de aangelegenheden van het samenwerkingsverband voort te zetten en dat een regeling is opgenomen die beoogt te waarborgen dat de financiële afwikkeling op juiste wijze geschiedt. De samenwerkingsovereenkomsten zijn niet (op de voet van artikel 9 lid 2) opgezegd, en tussen de partijen staat vast dat ook de overige ontbindingsgronden zich hier niet voordoen. Het hof is van oordeel dat met de gewraakte besluiten, die immers strekken tot beëindiging van de huurovereenkomsten en verkoop en levering van de beleggingsobjecten, het doel aan de samenwerkingsverbanden komt te ontvallen zodat daarmee in feite een einde aan de overeengekomen samenwerking komt. Die (feitelijke) beëindiging is niet geregeld in artikel 9 en ontbeert de in de samenwerkingsovereenkomsten voor het geval van ontbinding voorziene waarborgen voor de maten die de aangelegenheden van het samenwerkingsverband wensen voort te zetten. De tegenwerping dat denkbaar is dat de maten besluiten om het met de verkoop gerealiseerde bedrag geheel of gedeeltelijk opnieuw te investeren kan [appellanten] niet baten. Ook na de betwisting door [geïntimeerden] van het realiteitsgehalte van deze stelling (memorie van antwoord sub 11) zijn door [appellanten] geen feiten gesteld die erop duiden dat bij hen een concreet voornemen daartoe bestaat of dat zij bereid zouden zijn daaraan mee te werken, zodat deze mogelijkheid vooralsnog slechts een theoretische is en aan de feitelijke beëindiging van de samenwerkingsverbanden niet afdoet.
5.5 Aan de omstandigheid dat in artikel 9 e.v. van de samenwerkingsovereenkomsten limitatief is bepaald op welke wijzen de samenwerkingsverbanden eindigen en welke rechtsgevolgen daaraan verbonden zijn, hebben [geïntimeerden] redelijkerwijs het vertrouwen mogen ontlenen dat zij niet ook langs de weg van de meerderheidsbesluitvorming van artikel 6 lid 1 zouden worden geconfronteerd met een besluit dat feitelijk het einde van de samenwerkingsverbanden inluidt en dat voor hen in hoge mate nadelig uitpakt. Zij hebben er in dat verband, door [appellanten] niet (voldoende gemotiveerd) weersproken, op gewezen dat een tussentijdse huurbeëindiging tot een aanzienlijke huurderving zal leiden nu de beide huurovereenkomsten bij ongewijzigd voortduren pas op 31 december 2012 ([adres]) respectievelijk 1 juni 2013 (Spacelab 4 te Amersfoort) zullen eindigen.
5.6 Op grond van het voorgaande is het hof voorshands van oordeel dat artikel 6 lid 1 van de samenwerkingsovereenkomsten zich niet uitstrekt tot de gewraakte besluiten die immers de facto tot een beëindiging van de samenwerkingsverbanden leiden. [geïntimeerden] zijn daaraan dus niet gebonden. Zij kunnen daarom niet worden gedwongen hun medewerking te verlenen aan - kort gezegd - de uitvoering van die besluiten, bestaande uit een tussentijdse huurbeëindiging en verkoop en levering van de beide registergoederen aan Eurocommerce.
5.7 De beide grieven falen. De grieven III , IV en V, die geen zelfstandige betekenis hebben, delen hetzelfde lot. Het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd. Als de in het ongelijk gestelde partij dienen [appellanten] te worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.
Het hof, recht doende in hoger beroep in kort geding:
bekrachtigt het vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Utrecht van 27 februari 2008;
veroordeelt [appellanten] in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [geïntimeerden] begroot op € 2.682,-- voor salaris van de procureur en op € 303,-- voor griffierecht.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.A. van der Pol, A.P.M. Houtman en G. Mannoury en in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 juli 2008.