GERECHTSHOF AMSTERDAM
Sector civiel recht
Nevenzittingsplaats Arnhem
arrest van de tweede civiele kamer van 14 oktober 2008
[appellant],
wonende [woonplaats],
appellant,
advocaat: mr. H.J. Borghuis,
de naamloze vennootschap
N.V. Amersfoortse Algemene Verzekering Maatschappij,
statutair gevestigd te Amersfoort,
geïntimeerde,
advocaat: mr. A. van Hees.
1. Het geding in eerste aanleg
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van de vonnissen van 3 januari 2007 (tussenvonnis tot comparitie) en 4 juli 2007 (eindvonnis) die de rechtbank Utrecht heeft gewezen tussen appellant (hierna ook te noemen: [appellant]) als eiser en geïntimeerde (hierna ook te noemen: De Amersfoortse) als gedaagde. Van het eindvonnis is een fotokopie aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in hoger beroep
2.1 [appellant] heeft bij exploot van 2 oktober 2007 De Amersfoortse aangezegd van het eindvonnis in hoger beroep te komen, met dagvaarding van De Amersfoortse voor dit hof.
2.2 Bij memorie van grieven heeft [appellant] acht grieven tegen het bestreden eindvonnis aangevoerd en toegelicht, bewijs aangeboden en gevorderd dat het hof dat vonnis zal vernietigen en, opnieuw recht doende, De Amersfoortse alsnog zal veroordelen om aan [appellant] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen:
1 een hoofdsom van € 27.226,81, vermeerderd met de contractuele rente ad 6% per jaar, althans de wettelijke rente, telkens vanaf 18 oktober 2000 tot de dag der algehele voldoening,
2 de wettelijke rente over € 30.731,88 (voormelde hoofdsom inclusief € 3.505,05 aan rente tot 14 november 2002) vanaf 14 november 2002 tot de dag der algehele voldoening,
3 buitengerechtelijke incassokosten van € 1.158,00, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de dag der dagvaarding in eerste aanleg tot aan de dag der algehele voldoening en
4 de kosten van beide instanties.
2.3 Bij memorie van antwoord heeft De Amersfoortse de grieven bestreden, bewijs aangeboden en geconcludeerd dat het hof de grieven zal verwerpen, het bestreden vonnis, al dan niet onder verbetering van gronden, zal bekrachtigen en [appellant], uitvoerbaar bij voorraad, zal veroordelen in de kosten van [bedoeld zal zijn:] het hoger beroep.
2.4 Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.
Tussen partijen staan in hoger beroep de navolgende feiten vast.
3.1 Door tussenkomst van [naam] Assurantiën heeft [appellant] van De Amersfoortse afkomstige formulieren Aanvraag Arbeidsongeschiktheidsverzekering (…) d.d. 15 september 1999 en Gezondheidsverklaring d.d. 21 september 1999, ingevuld en aan De Amersfoortse toegezonden (producties 1 bij de inleidende dagvaarding). Het door De Amersfoortse op 12 oktober 1999 ontvangen aanvraagformulier strekte tot een (eenmalige) uitkering van f 30.000,00 per jaar onder rubriek A (eerstejaarsrisico) en van f 10.000,00 onder rubriek B (jaarrenten wegens na-eerstejaarsrisico) in geval van arbeidsongeschiktheid en vermeldde verder dat de verzekering moest ingaan op “1 november 1999/z.s.m.” en dat de premie zou worden voldaan per maand op basis van een automatische incasso.
Het aanvraagformulier voorzag tevens in de volgende voorlopige dekking:
“De Amersfoortse verleent vanaf het moment van ondertekening van het aanvraagformulier gratis voorlopige dekking aan de kandidaat-verzekerde indien deze:
(…).
De voorlopige dekking wordt verleend voor het risico van arbeidsongeschiktheid als gevolg van een ongeval (…).
De dekking gaat in op de gewenste ingangsdatum mits het aanvraagformulier na ondertekening binnen 3 x 24 uur daarna door De Amersfoortse is ontvangen. De maximale duur van de dekking is 30 dagen. Als de verzekering niet of niet op normale voorwaarden wordt geaccepteerd eindigt de dekking drie dagen na de datum waarop de brief met de afwijzing of het acceptatievoorstel door De Amersfoortse is verzonden. De dekking wordt verleend voor de aangevraagde verzekerde jaarrente(s) tot maximaal de jaarrentes die volgens de geldende regels zonder geneeskundig onderzoek kunnen worden aangevraagd.”
3.2 Bij brief van 25 oktober 1999 heeft De Amersfoortse aan [appellant] laten weten dat hij zich in het kader van een acceptatieprocedure diende te melden voor een kort onderzoek.
3.3 [appellant] heeft een formulier Melding AOV en Ongevallen d.d. 18 november 1999 aan De Amersfoortse verzonden (productie 1 bij conclusie van antwoord). Daarin heeft hij opgegeven dat hij op 19 oktober 1999 was neergeschoten en daardoor volledig arbeidsongeschikt was geworden.
3.4 Bij brief van 20 december 1999 aan [appellant] (productie 3 bij de dagvaarding in eerste aanleg) heeft De Amersfoortse onder meer bericht:
“(…) Polisnummer: [polisnummer] (…)
Onze medisch adviseur wil in verband met de beoordeling van uw arbeidsongeschiktheid graag enige inlichtingen vragen aan uw chirurg, neuroloog en aan de specialist de heer [specialist]. (…).
Als u bijgaande machtigingen invult en ondertekent (…).
Tevens delen wij u mee dat wij, op grond van alle gegevens die op dit moment tot onze beschikking staan, de mate van uw arbeidsongeschiktheid hebben vastgesteld. Wij hebben ons daarbij gebaseerd op het advies van onze medisch adviseur. Dit advies luidt als volgt:
1 november 1999 80-100%, zijnde de ingangsdatum van uw verzekering, 80-100% (=100% uitkering). (…)
Zodra onze medisch adviseur de inlichtingen van de artsen ontvangen en bestudeerd heeft, zullen wij u nader berichten.”
3.5 Vanaf enig moment heeft De Amersfoortse aan [appellant] met ingang van oktober of november 1999 een maandelijkse arbeidsongeschiktheidsuitkering betaald en hem periodiek aan een medische keuring onderworpen.
3.6 Na brieven van De Amersfoortse aan [naam] Assurantiën van 29 december 1999 en 1 februari 2000 (producties 2 en 3 bij conclusie van antwoord) heeft [naam] Assurantiën bij brief van 11 februari 2000 aan [appellant] (productie 6 bij de inleidende dagvaarding en 4 bij conclusie van antwoord) bericht:
“Hierbij delen wij u mede van De Amersfoortse te hebben vernomen dat zij momenteel niet tot acceptatie van de verzekering wil overgaan. Dit ligt onder meer in het feit dat het ongeval zich heeft voorgedaan op 19 oktober 1999 en als ingangsdatum van de polis is opgegeven 1 november 1999. Als gevolg van dit ongeval bent u momenteel arbeidsongeschikt, zodat de maatschappij de aanvraag nu niet verder in behandeling kan nemen.
Momenteel ontvangt u wel een uitkering van De Amersfoortse naar aanleiding van het ongeval. Nu het ongeval zich heeft voorgedaan voor de ingangsdatum, is de maatschappij niet verplicht deze uitkering te verlenen. Echter gezien de relatie en gezien het feit dat zij wel de indruk heeft gewekt dat er voorlopige dekking was, zal zij blijven uitkeren totdat u weer arbeidsgeschikt bent.
Op het moment dat u weer arbeidsgeschikt bent zal uw aanvraag opnieuw moeten worden ingediend en beoordeeld worden voor eventuele acceptatie.
Wij stellen het op prijs (dat u, hof), zodra u weer arbeidsgeschikt bent, dit direct aan ons meedeelt.”
3.7 Bij brief van 29 november 2000 heeft De Amersfoortse aan [appellant] geschreven:
“Uit het rapport maken wij op dat er nu geen aanleiding is de vastgestelde mate van uw arbeidsongeschiktheid te wijzigen. Dat betekent dat uw uitkering vooralsnog gelijk blijft. Wanneer er op termijn aanleiding is om de mate van uw arbeidsongeschiktheid toch te wijzigen, dan passen wij uiteraard onze uitkering hierop aan”.
3.8 Per 30 november 2000 heeft De Amersfoortse aan [appellant] een “aanhangsel Arbeidsongeschiktheidsverzekering Index Combi” afgegeven, dat onder meer inhoudt:
“Reden afgifte Premievrij maken
Wijzigingsdatum 31-10-2000
De verzekering loopt voortaan als volgt: (…)
Polisnummer [polisnummer] (…)
Verzekerde bedragen Jaarrente in geval van arbeidsongeschiktheid door ongeval of ziekte ten hoogste f 30.000
rubriek A (…) f 60.000 uitkering bij algehele blijvende invaliditeit door een ongeval.
Verzekerd bedrag Jaarrente in geval van arbeidsongeschiktheid
rubriek B door ongeval of ziekte ten hoogste f 10.0000 (…)”.
3.9 Het verzoek van [appellant] bij brief van 17 oktober 2002 (productie 4 bij de inleidende dagvaarding) om uitbetaling van de eenmalige uitkering onder rubriek A heeft De Amersfoortse bij brief van 14 november 2002 (productie 5 bij de inleidende dagvaarding) afgewezen.
4. De motivering van de beslissing in hoger beroep
4.1 Nu het hof de feiten opnieuw heeft vastgesteld, heeft [appellant] geen belang meer bij zijn grieven 1 en 2 voor zover gericht tegen de feitenvaststelling door de rechtbank.
4.2 [appellant] vordert (zoals hiervoor vermeld onder rov. 2.2) de eenmalige uitkering volgens rubriek A ad f 60.000,00 (€ 27.226,81) met rente alsmede buitengerechtelijke en proceskosten.
In haar eindvonnis heeft de rechtbank het gevorderde afgewezen.
Daartegen richt [appellant] zijn grieven in hoger beroep.
4.3 Deze zaak gaat eerst over de vragen of De Amersfoortse na december 1999, en meer speciaal blijkens het door haar op 30 november 2000 afgegeven aanhangsel Arbeidsongeschiktheidsverzekering Index Combi, met [appellant] de door hem aangevraagde arbeidsongeschiktheidsverzekering heeft afgesloten dan wel of [appellant] dat in ieder geval omstreeks 30 november 2000 heeft begrepen en in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs heeft mogen begrijpen.
4.4 In haar brief van 11 februari 2000 heeft [naam] Assurantiën aan [appellant] het standpunt van De Amersfoortse meegedeeld. Daarin heeft zij, op de voet van het aanvraagformulier, een duidelijk onderscheid gemaakt tussen enerzijds de volgens De Amersfoortse onverplicht aanvaarde voorlopige dekking voor arbeidsongeschiktheid als gevolg van een ongeval, waaronder De Amersfoortse bleef uitkeren, en anderzijds de beslissing van De Amersfoortse om toen niet tot acceptatie en verdere behandeling van de aanvraag tot de meer algemene arbeidsongeschiktheidsverzekering over te gaan. Daaruit behoorde [appellant] redelijkerwijs te begrijpen dat de hem maandelijks verstrekte arbeidsongeschiktheidsuitkeringen enkel berustten op de voorlopige dekking en niet op de aangevraagde, maar door De Amersfoortse op dat moment niet aanvaarde, arbeidsongeschiktheidsuitkering.
[appellant] heeft geen polis ontvangen. De Amersfoortse heeft niet bij [appellant] maandelijkse premies geïncasseerd, noch hem facturen gezonden. [appellant] was tot 30 november 2000 en ook daarna onafgebroken volledig arbeidsongeschikt. Hij heeft niet aangevoerd en evenmin is gebleken wat er in zijn verhouding jegens De Amersfoortse was veranderd zodat hij toch mocht aannemen dat De Amersfoortse in de loop van de tijd alsnog met hem een arbeidsongeschiktheidsverzekering wilde afsluiten.
Volgens [appellant] heeft hij wel, samen met zijn vriendin, na 11 februari 2000 diverse contacten gehad met [naam] Assurantiën, die wel mogelijkheden zag om in overleg met De Amersfoortse de aanvraag alsnog geaccepteerd te krijgen (eventueel onder uitsluiting van lichamelijke onvolkomenheden zoals [appellant]s scheve wervelkolom). Dat overleg tussen [naam] Assurantiën en De Amersfoortse heeft volgens [appellant] gedurende een langere periode plaatsgevonden.
Aan het eerste onderdeel van deze stelling en het daarop toegespitste bewijsaanbod van [appellant] gaat het hof echter voorbij omdat, indien dit juist is, [appellant] daaruit nog niet mocht afleiden dat De Amersfoortse hem op enig moment voor de arbeidsongeschiktheidsverzekering heeft geaccepteerd.
Het tweede onderdeel is te vaag en onvoldoende met feiten en omstandigheden onderbouwd.
4.5 Het per 30 november 2000 aan [appellant] afgegeven aanhangsel Arbeidsongeschiktheids-verzekering Index Combi vond, blijkens de tekst, zijn grondslag slechts in het premievrij maken per 1 november 2000 en strekte volgens zijn tekst voor het overige tot bevestiging van de omvang van de dekking. Bij afwezigheid van een hervatting van de eerder jegens hem opgeschorte aanvraagprocedure, van een polis, van (al was het maar achteraf) premie-incasso’s, c.q. –facturen over het eerste jaar en van enige wijziging van omstandigheden en bij het voortduren van zijn volledige arbeidsongeschiktheid en van de voorlopige dekking behoorde [appellant] redelijkerwijs te begrijpen dat de vermelding in het aanhangsel van de door De Amersfoortse eerder niet aanvaarde (meer algemene) arbeidsongeschiktheidsverzekering in plaats van de voorlopige dekking (met enkel jaarrenten wegens arbeidsongeschiktheid als gevolg van ongeval) berustte op een vergissing van De Amersfoortse. De voortzetting van de maandelijkse arbeidsongeschiktheidsuitkeringen en van de periodieke medische keuringen maakte dat niet anders omdat [appellant] uit de brief van 11 februari 2000 al moest begrijpen dat deze betrekking hadden op de voorlopige dekking. Ook is niet van belang dat De Amersfoortse in haar brief van 29 november 2000 aan [appellant] heeft geschreven dat er geen aanleiding was om de vastgestelde mate van zijn arbeidsongeschiktheid te wijzigen. Ook dat had immers, naar [appellant] behoorde te begrijpen, betrekking op de hem uitgekeerde jaarrenten onder de voorlopige dekking. Dat [naam] Assurantiën het via haar verzonden aanhangsel niet als een vergissing van De Amersfoortse zou hebben aangemerkt, zegt weinig omdat er geen beeld is geschetst van de mate waarin zij dit soort documenten onderzocht.
Al met al falen de grieven 5 en 6.
4.6 Met grief 7 komt [appellant] op tegen de overweging in het eindvonnis (rov. 4.4) dat hij heeft verzuimd premies te voldoen, hetgeen, naar het oordeel van de rechtbank, ook ertoe leidt dat geen rechtsgeldige verzekeringsovereenkomst is tot stand gekomen.
Naar het oordeel van het hof gaat het niet om verzuim van [appellant], maar weegt de omstandigheid dat hij geen premiefacturen ontving en –betalingen verrichtte mee bij het oordeel dat [appellant] er niet gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat De Amersfoortse de door hem aangevraagde arbeidsongeschiktheidsverzekering had geaccepteerd.
Grief 7 heeft geen succes.
4.7 Anders dan [appellant] onder grief 8 betoogt, is voor de voorlopige dekking niet de dekkingsomvang van de definitief aangevraagde ongevallenverzekering maatgevend. In het aanvraagformulier heeft De Amersfoortse onder meer verklaard: “De voorlopige dekking wordt verleend voor het risico van arbeidsongeschiktheid als gevolg van een ongeval” en “De dekking wordt verleend voor de aangevraagde verzekerde jaarrente(s) tot maximaal de jaarrentes die volgens de geldende regels zonder geneeskundig onderzoek kunnen worden aangevraagd”.
Hieruit behoorde [appellant] redelijkerwijs op te maken dat De Amersfoortse de voorlopige dekking met zoveel woorden beperkte tot het risico van arbeidsongeschiktheid als gevolg van een ongeval en dan slechts wilde toekennen voor de aangevraagde verzekerde jaarrente(s) tot maximaal de jaarrentes. Een eenmalige uitkering heeft De Amersfoortse aldus onder die dekking niet toegezegd.
4.8 Voor zover grief 8 zich keert tegen de afwijzing van de buitengerechtelijke incassokosten, mislukt deze omdat De Amersfoortse niet in verzuim is.
5.1 De grieven 1, 2 en 5 tot en met 8 falen. Grief 3 (over de totstandkoming van verzekeringsovereenkomsten in het algemeen) en grief 4 (over de betekenis van de brieven van De Amersfoortse van 29 december 1999 en van 1 februari 2000 aan [naam] Assurantiën) behoeven geen behandeling meer. Het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd.
5.2 Als de in het ongelijk gestelde partij zal [appellant] in de kosten van het hoger beroep worden veroordeeld.
Het hof, recht doende in hoger beroep:
bekrachtigt het eindvonnis van de rechtbank Utrecht van 4 juli 2007;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van De Amersfoortse begroot op € 1.158,00 voor salaris en op € 955,00 voor griffierecht;
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.W. Steeg, L. Groefsema en H.M. Wattendorff en is in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van dinsdag 14 oktober 2008.