ECLI:NL:GHAMS:2008:BF1768
Gerechtshof Amsterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting en boetebeschikking na verwijzing door de Hoge Raad
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 8 september 2008 uitspraak gedaan over een naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting en een boetebeschikking. De belanghebbende, een houder van een motorrijtuig, had bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag van € 300 en de gelijktijdig opgelegde boete van € 300. De inspecteur van de Belastingdienst had de naheffingsaanslag opgelegd omdat het voertuig zonder handelaarskenteken was aangetroffen op een terrein dat volgens de inspecteur als een openbare weg moest worden aangemerkt. De belanghebbende was niet verschenen op de zitting, ondanks een uitnodiging, en de inspecteur was ook niet aanwezig. De inspecteur had echter wel aangegeven dat de boetebeschikking was vernietigd, wat leidde tot de niet-ontvankelijkheid van het beroep voor dat onderdeel.
Het Hof oordeelde dat de inspecteur voldoende aannemelijk had gemaakt dat het terrein feitelijk voor het openbaar rijverkeer openstond, ondanks dat het particulier terrein was. Het Hof baseerde zich op de feitelijke omstandigheden, zoals het ontbreken van belemmeringen voor toegang en het feit dat het terrein bedoeld was om bedrijven te bereiken. Het Hof concludeerde dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd, en verklaarde het beroep ongegrond voor zover het de naheffingsaanslag betrof. Voor de boetebeschikking werd het beroep niet-ontvankelijk verklaard wegens gebrek aan belang, aangezien deze al was vernietigd.
De uitspraak van het Hof is van belang voor de interpretatie van wat als een openbare weg wordt beschouwd in het kader van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994. Het Hof benadrukte dat de feitelijke openstelling van een terrein voor openbaar verkeer doorslaggevend is, ongeacht de particuliere eigendom.