ECLI:NL:GHAMS:2008:BD5795
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- M. Gonggrijp-van Mourik
- W.J.B. Zeijl
- J. Bevaart
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid tot lijfsvisitatie door de douane en de bescherming van persoonlijke levenssfeer
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 29 mei 2008 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Haarlem. De verdachte, die op 24 juli 2007 vanuit het buitenland op Schiphol arriveerde, werd door de douane onderworpen aan een lijfsvisitatie. Tijdens deze controle werd een verdikking ter hoogte van het kruis van de verdachte opgemerkt, waarna zij werd verzocht haar onderkleding te laten zakken. Dit leidde tot de ontdekking van een condoom met cocaïne in haar vagina. De verdachte bekende later dat zij bollen cocaïne anaal had geduwd.
Het hof oordeelde dat de douane niet de bevoegdheid had om de verdachte op deze wijze te controleren, omdat zij op dat moment nog geen verdachte was in de zin van het Wetboek van Strafvordering. Het hof benadrukte dat de controle niet voldeed aan de strikte voorwaarden die gelden voor het onderzoek van verdachten, zoals neergelegd in artikel 56 van het Wetboek van Strafvordering, en dat de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de onaantastbaarheid van het lichaam niet voldoende gewaarborgd waren onder de Douanewet.
Het hof concludeerde dat de schouwing die had plaatsgevonden niet onder de bevoegdheid van lijfsvisitatie viel zoals beschreven in artikel 17 van de Douanewet. Het bewijs dat uit deze schouwing was verkregen, werd als onrechtmatig beschouwd. Aangezien de bekentenis van de verdachte voortkwam uit dit onrechtmatig verkregen bewijs, was er onvoldoende bewijs voor een veroordeling. Het hof vernietigde het vonnis waarvan beroep en sprak de verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten.