3.3. De zaak betreft het volgende.
Mr. […] – hierna notaris– is op 5 december 1979 beëdigd en bij Koninklijk Besluit van 8 november 1979 per 1 januari 1980 benoemd tot notaris binnen het arrondissement Den Haag.
3.3.1. Het Centraal Bureau van Bijstand heeft in het kader van het aan hem opgedragen financieel toezicht bij rapport van 15 september 1982 de Kamer van Toezicht gerapporteerd over de financiële situatie van de notaris
Dit rapport houdt onder meer in:
“ 1. De notaris voldeed op 1 januari 1982 niet aan de bewaringseis met betrekking tot de hem toevertrouwde cliëntengelden. Het tekort aan geldmiddelen bedroeg f 157.107,-.
2. De liquiditeitspositie op 1 januari 1982 voldeed niet aan de daaraan te stellen eisen.
3. Het vermogen van de notaris bedraagt negatief f 146.562,-.
4. Op basis van tussentijdse cijfers per 15 augustus 1982 kan geconcludeerd worden dat op die datum nagenoeg aan de bewaringseis werd voldaan.”
3.3.2. Het Centraal Bureau van Bijstand heeft op 29 november 1984 een nieuw rapport opgemaakt naar aanleiding van een onderzoek bij de notaris (productie 2 bij conclusie van antwoord).
Dit rapport houdt onder meer in (pag. 2 ):
“Bij het gehouden onderzoek is gebleken, dat de notaris op 1 januari 1984 een negatief vermogen heeft van f 67.032,-. In het hoofdstuk Algemene Beschouwingen zal op het vorenstaande en op de in de afgelopen 2 jaar plaatsgevonden vermogensachteruitgang nader worden ingegaan.”
pag. 4: “ In dit verband heb ik de notaris erop gewezen dat de privé-opnamen in 1983 (exclusief die voor belastingbetalingen, rente en aflossingen) zich bij een kantoorwinst van f 211.560,- op een niveau bevonden dat geen besparingen gevormd werden. Ik acht het daarom gewenst dat de notaris zijn privé-uitgaven in een verhouding tot zijn besteedbaar inkomen brengt zodat overschotten ontstaan waardoor het negatieve vermogen binnen een redelijke termijn positief wordt.”
3.3.3. Op 20 april 1990 heeft het Centraal Bureau van Bijstand opnieuw rapport opgemaakt naar aanleiding van onderzoek bij de notaris (productie 3 bij conclusie van antwoord). Dit rapport betreft 1989. Blijkens dat rapport was op 31 december 1988 het kantoorvermogen negatief, NLG 32.121,--, evenals het totale vermogen, NLG 13.536,--. Voorts houdt dit rapport in dat het vermogen van de notaris 31 december 1988 NLG 48.631,-- negatief is.
3.3.4. Het door het Centraal Bureau van Bijstand opgemaakte rapport van 16 december 1994 betreft 1993. De voor het opstellen van het rapport benodigde jaarstukken over 1992 en 1993 alsmede een opgave van het inkomen van de notaris had de notaris in november 1994 ingediend.
Dit rapport houdt onder meer in:
“De liquiditeitspositie op 31 december 1993 voldeed niet aan de daaraan te stellen eisen.(...)
Bewaringspositie positief.(...)
Liquiditeitspositie negatief
Resterend liquiditeitstekort (f 261.525,-)
Een op analoge wijze uitgevoerde berekening op basis van de in 1984 gevoerde boekhouding, waarop geen accountantscontrole is toegepast, leert dat op 30 november 1994 een liquiditeitstekort ad rond f 150.000,- bestond.
De belangrijkste oorzaken van de krapte in de liquiditeit zijn de volgende.
a. De privé-bestedingen zoals belastingen, verzekeringspremies, alimentatie, huishouding etc. van de notaris die de winsten in de jaren 1992 (ruim f 340.000,-) en 1993 (ruim f 625.000,-) in belangrijke mate hebben overtroffen, wat ook blijkt uit het ultimo 1993 tot ruim
f 350.000,- opgelopen vermogenstekort op de kantoorbalans.
b. De ultimo 1993 nominaal tot rond f 695.000,- gestegen debiteurenstand, waarvan thans circa f 386.000,- uit 1992 en voorgaande jaren daterende posten nog niet is ontvangen; (...)