GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
Beslissing van 8 mei 2008 in de zaak onder nummer 106.011.402/01 NOT van:
1. [naam],
2. [naam]
beiden wonende te [plaats],
APPELLANTEN,
gemachtigde: F. Krotwaar,
MR. [naam],
kandidaat-notaris te [plaats]
GEÏNTIMEERDE.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Namens appellanten, verder te noemen klagers, is bij een op 16 augustus 2007 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift - met bijlagen - tijdig hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te ‘s-Hertogenbosch, verder te noemen de kamer, van 19 juli 2007, waarbij de klacht van klagers gericht tegen geïntimeerde, hierna te noemen de kandidaat-notaris, gedeeltelijk ongegrond en gedeeltelijk gegrond is verklaard zonder oplegging van een maatregel aan de kandidaat-notaris.
1.2. Van de zijde van de kandidaat-notaris is op 22 oktober 2007 een verweerschrift ter griffie van het hof ingekomen.
1.3. Van de zijde van klagers is op 25 maart 2008 een reactie op het verweerschrift van de kandidaat-notaris ter griffie van het hof ingekomen.
1.4. De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 27 maart 2008. De gemachtigde van klagers en de kandidaat-notaris zijn verschenen. Zij hebben het woord gevoerd. Klagers zijn – hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen - niet verschenen.
2. De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat het hof ook van die feiten uitgaat.
4 Het standpunt van klagers
4.1. Klagers verwijten de kandidaat-notaris dat hij de tekst van de brief van 9 oktober 2006 aan de ex-echtgenote van klager sub 1 verkeerd heeft opgesteld in dier voege dat hij niet de formulering heeft gebruikt die klager sub 1 voor ogen stond. Het verzoek van klagers om tot rectificatie van de bewuste brief over te gaan heeft de kandidaat-notaris niet ingewilligd.
4.2. Voorts wordt de kandidaat-notaris verweten dat hij in de brief van 21 december 2006 een financiële vordering heeft neergelegd waardoor klagers zich respectloos bejegend voelen.
4.3. Voor het eerst in hoger beroep verwijten klagers de kandidaat-notaris dat hij in verband met het verzoek van klager sub 1 strekkende tot rectificatie van de brief van 9 oktober 2006 in de periode van 9 oktober 2006 tot 5 november 2006 geen contact met hen heeft opgenomen.
4.4. Ten slotte verzoeken klagers het hof om de kandidaat-notaris op te dragen “deze onder druk verkregen toezegging in te trekken” (het hof leest: klagers aan die toezegging niet te houden) alsmede de tuchtrechtelijke laakbaarheid te beoordelen van de eis tot intrekking van de financiële claim.
5. Het standpunt van de kandidaat-notaris
5.1. De kandidaat-notaris heeft de stellingen van klagers gedeeltelijk betwist en verweert zich als volgt.
5.2. Ten aanzien van inhoud van de brief van 9 oktober 2006 aan de ex-echtgenote van klager sub 1 heeft de kandidaat-notaris betoogd dat hij door de brief aldus op te stellen klager sub 1 heeft behoed om in een situatie te geraken waardoor hij de echtelijke eigendomswoning naar de waarde van de dag met de ex-echtgenote zou dienen te verrekenen. Naar aanleiding van het verzoek om rectificatie van de bewuste brief heeft de kandidaat-notaris overleg gepleegd met de advocaat van klager sub 1; zij heeft hem afgeraden de brief te rectificeren.
5.3. De kandidaat-notaris heeft naar voren gebracht het te betreuren dat de claim in de brief van 21 december 2006 is terecht gekomen. Hij maakt daarbij echter de kanttekening dat hij op een modern kantoor werkt waarbij zoveel mogelijk declarabele uren gemaakt dienen te worden.
6.1. In zijn algemeenheid kan het hof geen kennisnemen van klachten die voor het eerst in hoger beroep naar voren zijn gebracht. Nu klagers voor het eerst de klacht zoals onder 4.3. breder omschreven naar voren hebben gebracht, zal het hof reeds hierom niet tot behandeling van deze klachten kunnen overgaan.
6.2. Dit geldt eveneens voor het verzoek van klagers de kandidaat-notaris op te dragen “deze onder druk verkregen toezegging in te trekken” (het hof leest: klagers aan die toezegging niet te houden). Het hof voegt hieraan toe dat toewijzing van een dergelijk verzoek niet behoort tot de tuchtrechtelijk te nemen maatregelen, zodat het hof ook op grond daarvan niet kan toekomen aan een beoordeling van dit verzoek van klagers.
6.3. Het onderzoek in hoger beroep heeft voorts naar het oordeel van het hof niet geleid tot de vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de kamer, waarmee het hof zich verenigt.
6.4. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als thans niet ter zake dienend buiten beschouwing blijven.
6.5. Het hiervoor overwogene leidt mitsdien tot de volgende beslissing.
- bevestigt de beslissing waarvan beroep.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.L.G.A. Stille, L. Verheij en C. P. Boodt en in het openbaar uitgesproken op donderdag 8 mei 2008 door de rolraadsheer.
DE KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTARISSEN EN KANDIDAAT-NOTARISSEN IN HET ARRONDISSEMENT 's-HERTOGENBOSCH
heeft de volgende beslissing gegeven inzake de klacht van de heer F. Krotwaar namens de heer [naam] en mevrouw [naam], hierna te noemen klagers tegen de heer
mr. [naam] kandidaat-notaris te [plaats], hierna te noemen de kandidaat-notaris.
1.1. Bij brief van 20 december 2006, binnengekomen op 23 januari 2007, hebben klagers een klacht ingediend tegen de kandidaat-notaris.
1.2. Bij brief van 5 februari 2007 heeft notaris mr. [naam], kantoorgenoot van de kandidaat-notaris, geantwoord.
1.3. Bij brief van 13 februari 2007 heeft de kandidaat-notaris geantwoord.
1.4. Bij brief van 14 februari 2007 hebben klagers gerepliceerd.
1.5. Bij brief van 22 februari 2007 heeft de kandidaat-notaris gedupliceerd.
1.6. Bij brief van 21 maart 2007 hebben klagers een aanvullende klacht ingediend tegen de kandidaat-notaris.
1.7. Bij brief van 27 april 2007 heeft de kandidaat-notaris op de aanvullende klacht geantwoord.
1.8. Bij brief van 7 mei 2007 hebben klagers op de aanvullende klacht gerepliceerd.
1.9. Bij brief van 8 juni 2007 heeft de kandidaat-notaris op de aanvullende klacht gedupliceerd.
1.10. De kamer van toezicht heeft de klacht behandeld ter openbare vergadering van 21 juni 2007. Verschenen zijn: klagers en de kandidaat-notaris.
2.1. Klagers hebben medio september 2006 de kandidaat-notaris benaderd in verband met het wijzigen van een hypotheek op de woning van de heer [naam], [adres]. Daarbij bleek de kandidaat-notaris dat die woning deel had uitgemaakt van de gemeenschap van goederen waarin de heer [naam] eerder was gehuwd geweest met mevrouw [naam] en dat er nog geen formele verdeling van die reeds lang ontbonden huwelijksgoederengemeenschap had plaatsgevonden.
2.2. Bij brief van 9 oktober 2006 heeft de kandidaat-notaris mevrouw [naam] aangeschreven aangaande de nog af te handelen verdeling van de gemeenschap van goederen en verzocht haar een volmacht te tekenen zodat kon worden overgegaan tot toedeling en levering van het huis aan de heer [naam] met overname van de hypotheek zonder verdere verrekening of uitkering aan mevrouw [naam].
2.3. De heer [naam] en mevrouw [naam] raken ontstemd over de door de kandidaat-notaris gebruikte formulering in de brief van 9 oktober 2006. Mevrouw [naam] weigert de volmacht te tekenen.
2.4. De heer [naam] vraagt de kandidaat-notaris om de brief van 9 oktober 2006 te rectificeren. Na overleg met de advocaat van de heer [naam] besluit de kandidaat-notaris niet tot rectificatie over te gaan.
2.5. Middels interventie van de advocaat van de heer [naam] komt medio november 2006 een vaststellingsovereenkomst tot stand tussen de heer [naam] en mevrouw [naam], waarin de woning aan de heer [naam] kan worden toegedeeld, tegen betaling aan mevrouw [naam] van
€ 30.000,-. De hieruit voortvloeiende akte wordt op 30 november 2006 gepasseerd ten overstaan van notaris mr. [naam], kantoorgenoot van de kandidaat-notaris.
2.6. Bij brief van 1 december 2006 stelt de heer [naam] de kandidaat-notaris aansprakelijk voor de nadelige gevolgen van zijn optreden, begonnen bij de werkzaamheden rond het verzoek tot wijzigen van de hypotheek.
2.7. Bij brief van 21 december 2006 deelt de kandidaat-notaris mede dat hij de kosten van de interventie tussen de heer [naam] en mevrouw [naam] bij de heer [naam] in rekening zal brengen tenzij de heer [naam] zìjn claim intrekt vóór 30 januari 2007.
2.8. Op 23 januari 2007 dienen klagers een klacht in bij de kamer van toezicht omtrent de inhoud van de brief d.d. 9 oktober 2006 van de kandidaat-notaris aan mevrouw [naam] en de weigering tot rectificatie van deze brief door de kandidaat-notaris.
2.9. Op 21 maart 2007 dienen klagers een aanvullende klacht in bij de kamer van toezicht omtrent de claim van de kandidaat-notaris, gesteld onder punt 8 van de brief van 21 december 2006.
3. De klachten en het verweer daartegen
3.1. De klagers stellen het navolgende. De eerste klacht bestaat uit twee onderdelen: de formulering van de brief van 9 oktober 2006 en de weigering tot rectificatie van deze brief. Na het verzoek aan de kandidaat-notaris om te assisteren bij het wijzigen van een hypotheek heeft de kandidaat-notaris mevrouw [naam] (de ex-vrouw van de heer [naam] uit zijn tweede huwelijk) aangeschreven en in die brief (d.d. 9 oktober 2006) niet de afgesproken formulering gebruikt. De heer [naam] heeft gezegd “wij zijn met ruzie uit elkaar gegaan en er is niets geregeld en er zijn geen afspraken gemaakt”. De kandidaat-notaris schrijft “de heer [naam] deelde mij mee dat u destijds mondeling met elkaar tot verdeling bent overgegaan en alle aan u toegedeelde zaken (inboedel, persoonlijke bezittingen, banktegoed) in ontvangst hebt genomen en een ander huis heeft betrokken”.
Per e-mail heeft de heer [naam] na verloop van drie weken (zulks in verband met ziekte) aan de kandidaat-notaris gevraagd de brief te rectificeren. De kandidaat-notaris heeft dit niet gehonoreerd en het verzoek genegeerd. Als de kandidaat-notaris hierover contact heeft gehad met de advocaat van de heer [naam] had hij dit moeten communiceren; nu is het niet te controleren wat hij destijds met de advocaat heeft afgesproken.
Door de verkeerde formulering is mevrouw [naam] ontstemd geraakt en was niet meer genegen om tot een wederzijds acceptabele regeling te komen. Voor deze brief was het contact tussen de heer [naam] en mevrouw [naam] goed, daarna niet meer. Reden waarom via de advocaat aan mevrouw [naam] een schikkingsvoorstel moest worden gedaan van € 30.000,- Wanneer de brief van de kandidaat-notaris aan mevrouw [naam] anders was geformuleerd of later was gerectificeerd waren de heer [naam] het bedrag van € 30.000,- en de kosten van de advocaat bespaard gebleven.
De tweede klacht, aanvullend ingediend bij de kamer van toezicht, betreft de opmerking van de kandidaat-notaris in zijn brief van 21 december 2006 bij punt 8: “dat hij de tijd die zijn kantoor met de financiële aansprakelijkheidsstelling bezig is geweest aan de heer [naam] in rekening zal brengen”. Klagers vragen zich af of deze claim geoorloofd is. Het getuigt volgens klagers niet van zorgvuldigheid en respect jegens hen. De kandidaat-notaris had immers de aansprakelijkheidsstelling kunnen negeren.
3.2. De kandidaat-notaris heeft als verweer het navolgende betoogd. Hij kreeg medio september 2006 de opdracht tot verdeling omdat het huwelijk van de heer [naam] met mevrouw [naam] was geëindigd zonder dat er een verdelingsakte was opgemaakt. De hypotheek was daardoor opgeschort met behoud van dezelfde rente. De heer [naam] was volgens zijn zeggen destijds zonder huwelijksvoorwaarden getrouwd met mevrouw [naam]. De kandidaat-notaris heeft geen echtscheidingsconvenant kunnen traceren. In september 2006 heeft hij telefonisch contact gehad met mr. Notermans, oud advocaat van de heer [naam], welke hem mededeelde dat er zo goed als zeker geen convenant was en dat er volgens hem mondelinge afspraken waren gemaakt. Dit heeft de kandidaat-notaris op 25 september 2006 bij de heer [naam] geverifieerd, welke hem bevestigde dat er mondelinge afspraken waren gemaakt, maar met betrekking tot het huis niet uitgevoerd. Op 2 oktober 2006 heeft de heer [naam] op kantoor van de kandidaat-notaris gezegd dat mondelinge afspraken waren gemaakt, met name dat mevrouw [naam] afstand had gedaan van het huis en de hypotheek. Dit heeft de kandidaat-notaris opgenomen in de brief van 9 oktober 2006 aan mevrouw [naam]. Op 10 oktober 2006 heeft de heer [naam] een kopie van deze brief ontvangen. Op 5 november 2006 stuurt de heer [naam] aan de kandidaat-notaris een e-mail dat hij het statement over afspraken moest vervangen door “geen afspraken’. Volgens de kandidaat-notaris zou de heer [naam] daarmee in de situatie komen dat hij het huis naar de waarde van de dag zou moeten afrekenen. De kandidaat-notaris heeft met de advocaat, overlegd of het verstandig zou zijn de brief te rectificeren. Deze raadde hem dit af en verzocht hem te wachten op nader bericht.
Op 9 november 2006 belde de heer [naam] dat er een schikkingsvoorstel was gedaan aan mevrouw [naam]. Op 25 november 2006 is er een vaststellingsovereenkomst getekend tussen partijen en op 30 november 2006 is de zakelijke afwikkeling van het huis, de hypotheek en de overname geregeld; deze aktes zijn gepasseerd ten overstaan van notaris de heer mr. [naam].
Met betrekking tot de tweede klacht merkt de kandidaat-notaris op dat hij werkt op een modern notariskantoor met zoveel mogelijk declarabele uren. In de hitte van het debat is de opmerking over de claim in de brief van 21 december 2006 terecht gekomen. Hij zegt dat hij dat betreurt. Op 19 maart 2007 heeft hij in een telefoongesprek klagers erop gewezen dat “punt 8” een misser was en dat het als niet geschreven beschouwd kon worden. Bij brief van 27 april 2007 heeft hij dat schriftelijk bevestigd.
4.1. Met betrekking tot de eerste klacht, het onderdeel “formulering van de brief van 9 oktober 2006”, is de kamer van oordeel dat niet valt in te zien dat die formulering voor de heer [naam] nadelig was. Ook is door klagers niet aannemelijk gemaakt dat, wanneer de kandidaat-notaris de tekst gerectificeerd zou hebben, dit tot andere (betere) financiële consequenties voor klager zou hebben geleid. De kamer van toezicht acht dit onderdeel van de klacht ongegrond.
4.2. Met betrekking tot de eerste klacht, het onderdeel “weigeren rectificatie” heeft de kamer geconstateerd dat klagers pas op 5 november 2006, drie weken na verzending van de brief, een e-mail hebben gezonden aan de kandidaat-notaris met het verzoek om rectificatie. Onweersproken heeft de kandidaat-notaris naar voren gebracht dat hij terstond overleg heeft gepleegd met klagers advocaat, over de raadzaamheid van die rectificatie. Gebleken is voorts dat kort daarna door tussenkomst van die advocaat nog in november 2006 een overeenkomst is opgesteld welke nog aan het eind van november 2006 door beide partijen is ondertekend. Kennelijk waren partijen het er dus over eens dat aan mevrouw [naam] een bedrag van € 30.000,- zou worden overgemaakt. Volgens de kamer valt de kandidaat-notaris op dit punt tuchtrechtelijk niets te verwijten, hetgeen leidt tot ongegrondverklaring van dit onderdeel van de klacht.
4.3. Ten aanzien van de tweede klacht, de vermelding van een claim in de brief van 21 december 2006, overweegt de kamer als volgt. Naar het oordeel van de kamer is de inhoud van alinea 8 van deze brief ongepast. Nu de kandidaat-notaris telefonisch aan klagers heeft laten weten dat deze woorden als niet geschreven beschouwd moeten worden, hetgeen hij op 27 april 2007 schriftelijk heeft bevestigd, en de kandidaat-notaris ter zitting nogmaals excuses heeft aangeboden, welke door klagers zijn aanvaard, acht de kamer de tweede klacht gegrond maar is van mening dat voor oplegging van een maatregel geen termen zijn.
verklaart beide onderdelen van de eerste klacht ongegrond;
verklaart de tweede klacht gegrond, zonder oplegging van een maatregel.
Aldus gegeven te 's-Hertogenbosch door mr. J.H.W. Rullmann, plaatsvervangend-voorzitter,
mrs. M.H.G. Giesbers, J.J.G.M. Kuijpers, P.G.Th. Lindeman-Verhaar, J.L.G.M. Mertens, leden, uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 juli 2007 in tegenwoordigheid van de secretaris.
Hoger beroep tegen vorenstaande beslissing is mogelijk door indiening van een verzoekschrift binnen dertig dagen na dagtekening van het aangetekend schrijven waarbij van deze beslissing is kennis gegeven - bij het gerechtshof te Amsterdam, postadres: postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.