ECLI:NL:GHAMS:2008:BD0645
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- J.P.A. Boersma
- V.M. Maat
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake onroerende-zaakbelastingen en rioolrecht in de gemeente Amersfoort
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht, waarin het beroep van belanghebbende tegen de aanslag onroerende-zaakbelastingen (OZB) en het rioolrecht werd afgewezen. De belanghebbende, eigenaar van een onroerende zaak in Amersfoort, betwistte de hoogte van de OZB-aanslag voor het jaar 2006, die was vastgesteld op € 2,58 per eenheid van € 2.500. Hij voerde aan dat het OZB-tarief ten onrechte was verhoogd en dat de kosten van de riolering niet uit de OZB-opbrengsten gefinancierd hadden mogen worden. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de tarieven binnen de wettelijke marges waren vastgesteld en dat er geen overschrijding van de door de wetgever gestelde grenzen was.
Tijdens de zitting bij het Gerechtshof werd de kwestie van de tariefstelling verder besproken. De belanghebbende stelde dat de gemeente de OZB en het rioolrecht niet correct had gescheiden en dat de totale lasten te hoog waren. De inspecteur verdedigde de aanslag door te stellen dat de tarieven waren gedaald en dat de gemeente binnen de wettelijke kaders had gehandeld. Het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de door de belanghebbende aangevoerde argumenten niet voldoende waren om de aanslag te vernietigen. De beslissing van het Hof werd openbaar uitgesproken op 23 april 2008, waarbij werd benadrukt dat de wetgever enkel een limiet heeft gesteld aan de tariefsverhoging voor de OZB, en dat het niet relevant is hoe de opbrengsten in voorgaande jaren zijn besteed.
De uitspraak biedt inzicht in de toepassing van artikel 220f van de Gemeentewet en de voorwaarden waaronder een tarief voor onroerende-zaakbelastingen kan worden vastgesteld. Het Hof concludeerde dat de gemeente Amersfoort correct had gehandeld en dat de aanslag OZB voor 2006 rechtmatig was.