ECLI:NL:GHAMS:2008:BC9834

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 april 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
23-005025-06
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte na ongeval met kampvuur en wasbenzine

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 17 april 2008 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Alkmaar. De verdachte, een leraar, was betrokken bij een ongeval tijdens een schoolkamp op het strand van Castricum op 16 juni 2006. Tijdens het aansteken van een kampvuur heeft de verdachte wasbenzine over het vuur gegoten, wat leidde tot een explosieve steekvlam. Drie leerlingen raakten hierbij ernstig gewond. Het openbaar ministerie had de verdachte aangeklaagd voor het veroorzaken van deze verwondingen.

Tijdens de rechtszaak werd er deskundigenonderzoek uitgevoerd door ing. P.B. Reijman en ir. J.H.L.M. Lelieveld, die de omstandigheden van het ongeval hebben gereconstrueerd. Hun bevindingen toonden aan dat de effecten van de steekvlam niet voorzienbaar waren, zelfs niet voor experts op het gebied van brandveiligheid. De deskundigen verklaarden dat de waargenomen effecten hen verrasten en niet in de literatuur waren beschreven.

Het hof oordeelde dat, gezien de verklaringen van de deskundigen, de verdachte niet kon worden verweten dat hij de gevolgen van zijn handelen had moeten voorzien. Hoewel de verdachte onvoorzichtig was door wasbenzine op een open vuur te gebruiken, was er onvoldoende bewijs voor schuld in strafrechtelijke zin. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en sprak de verdachte vrij van alle tenlastegelegde feiten.

Uitspraak

arrestnummer:
parketnummer: 23-005025-06
datum uitspraak: 17 april 2008
TEGENSPRAAK
ARREST VAN HET GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Alkmaar van 18 oktober 2006 in de strafzaak onder parketnummer 14-715419-06 van het openbaar ministerie
tegen
[verdachte]
geboren te geboorteplaats in het jaar 1971,
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[adres en woonplaats].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 10 oktober 2006 en op de terechtzitting in hoger beroep van 3 april 2008.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding. Van die dagvaarding is een kopie in dit arrest gevoegd. De daarin vermelde tenlastelegging wordt hier overgenomen.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest het hof deze verbeterd. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vordering van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 80 uren, bij niet naar behoren verrichten te vervangen door 40 dagen hechtenis.
Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte is tenlastegelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Het hof overweegt in dit verband als volgt.
De feitelijke gang van zaken is - voor zover hier van belang - als volgt:
Verdachte heeft in het kader van een schoolkampweekend in de avond van 16 juni 2006 samen met anderen een kampvuur aangelegd op het strand te Castricum.
Hij heeft houtblokken met wasbenzine besprenkeld en de wasbenzine aangestoken. Toen het vuur dreigde te doven heeft verdachte getracht met papier het vuur te doen oplaaien. Dit lukte niet. Verdachte is vervolgens op zijn hurken bij het vuur gaan zitten en heeft wasbenzine gegoten/gesprenkeld over het vuur, terwijl - naar hij heeft verklaard - nog vlammen zichtbaar waren. Hierbij is vuur in de fles met wasbenzine geschoten en is een zodanige druk in de fles ontstaan dat de fles naar achteren schoot. Tevens ontstond een steekvlam in horizontale richting naar voren onder meer in de richting van de in de tenlastelegging genoemde slachtoffers. Hun kleren zijn in brand komen te staan en zij hebben zwaar lichamelijk letsel opgelopen.
Op verzoek van het openbaar ministerie is nader technisch onderzoek verricht naar de oorzaak en toedracht van deze brand. Dit onderzoek is uitgevoerd door ing. P.B. Reijman van DGMR Bouw B.V., in samenwerking met ir. J.H.L.M. Lelieveld van het Nederlands Forensisch Instituut.
Beide deskundigen hebben een langdurige expertise op onder meer het gebied van brandveiligheid en brandoorzaken.
Het onderzoek heeft bestaan uit een reconstructie waarbij de omstandigheden zoals die uit de verklaringen van de aanwezigen op het strand kunnen worden afgeleid zijn nagebootst èn waarbij is beoordeeld wat de gevolgen van die omstandigheden zijn op het ontstaan van vuurverschijnselen. Op 3 december 2007 zijn daartoe in totaal tien tests uitgevoerd. Het onderzoek en de resultaten ervan zijn weergegeven in een rapport met het kenmerk F.2007.5735.00.R001 van 14 december 2007, inhoudende - voorzover hier van belang en zakelijk weergegeven -:
Samenvatting van de testresultaten
In de meerderheid van de onderzochte scenario's vinden min of meer heftige fysische effecten plaats, zoals uitstoot van brandend gas en/of uitstoot van brandende vloeistof uit de opening van de fles.
Het ontstaan hiervan is sterk afhankelijk van het moment waarop de vlam in contact komt met de damp die nog aanwezig is in de fles. Bij ontbranding van de damp vindt expansie van het verbrandingsgas plaats waardoor drukverhoging in de fles ontstaat. Deze drukverhoging veroorzaakt de uitstoot van gassen en vloeistoffen uit de fles.
Als op het moment van ontbranding van de damp in de fles de vloeistof zich vóór de uitstroomopening bevindt dan zullen de uitstooteffecten het heftigst zijn. De vloeistof kan daarbij enkele meters overbruggen.
De effecten lijken tevens het grootst te zijn bij een lage vulgraad van de fles. In dat geval bevindt zich relatief veel damp in de fles en zal de ontbranding hiervan heftiger verlopen. De uitstoot van brandend gas en vloeistof kan daarbij over grotere afstanden plaatsvinden.
Conclusie
De tijdens de uitgevoerde tests waargenomen verschijnselen lijken overeen te komen met de door de aanwezigen van het kampvuur waargenomen verschijnselen.
De deskundigen Reijman en Lelieveld zijn ter terechtzitting van 3 april 2008 door het hof gehoord. De deskundigen hebben ieder voor zich verklaard dat de tijdens de tests waargenomen fysische effecten - in het bijzonder ook de horizontale steekvlam die is ontstaan - vóóraf door hen niet waren voorzien en dat de effecten hen hebben verrast. Zij verklaren bovendien dat die effecten - voor zover hen bekend - in de literatuur niet zijn beschreven.
Het feit dat de gevolgen van het handelen van verdachte voor de deskundigen met hun expertise als hiervoor genoemd niet is voorzien en hen heeft verrast, staat in de weg aan het oordeel dat verdachte - die zoals de gemiddelde burger deze expertise mist - zulks wel had kunnen en moeten voorzien.
Hoewel verdachte onvoorzichtig is geweest door in strijd met de waarschuwingen op de fles wasbenzine toch wasbenzine op open vuur te sprenkelen, kan gelet op het voorgaande niet worden gezegd dat hem op grond daarvan een zodanig strafrechtelijk verwijt kan worden gemaakt dat dit schuld in strafrechtelijke zin met betrekking tot de tenlastegelegde gevolgen oplevert.
Beslissing
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de 1e meervoudige strafkamer van het gerechtshof te Amsterdam, waarin zitting hadden mr. L.A.J. Dun, mr. N. van Wijnen-Vergeer en mr. N.A. Schimmel, in tegenwoordigheid van mr. J. Mulder, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 17 april 2008.