ECLI:NL:GHAMS:2007:BB8800

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 augustus 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
1279/06
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verjaring van schadevergoeding na de Bijlmerramp

In deze zaak gaat het om een vordering tot schadevergoeding van [betrokkene] als gevolg van de Bijlmerramp die op 4 oktober 1992 plaatsvond. De vordering is ingediend meer dan twaalf jaar na het ongeval, wat leidt tot de vraag of deze is verjaard. [Betrokkene] heeft gezondheidsklachten die zij in verband brengt met de ramp, maar het hof oordeelt dat zij al voor 13 juli 2000 bekend was met de schade en de aansprakelijke partij, El Al. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de vordering was verjaard op basis van artikel 3:310 BW, dat bepaalt dat een rechtsvordering tot schadevergoeding verjaart na vijf jaren na de bekendheid met de schade en de aansprakelijke persoon, en in ieder geval na twintig jaren na de gebeurtenis. Het hof bevestigt deze beslissing en oordeelt dat [betrokkene] niet tijdig heeft gehandeld. De grief van [betrokkene] wordt verworpen, en het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank, waarbij [betrokkene] in de kosten van het hoger beroep wordt veroordeeld.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
ARREST
in de zaak van:
[BETROKKENE],
wonende te Amsterdam,
APPELLANTE,
procureur: mr. G.P. Dayala,
t e g e n
de vennootschap naar het recht van Israël
EL AL ISRAEL AIRLINES LTD.,
gevestigd te Ben Gurion International Airport,
Tel Aviv (Israël),
GEÏNTIMEERDE,
procureur: mr.B.J.H. Crans.
1.Het geding in hoger beroep
1.1. Appellante – hierna [betrokkene] – is bij dagvaarding van 24 juli 2006 in hoger beroep gekomen van het door de rechtbank te Amsterdam onder rolnummer 321487/HA ZA 05.2204 op 26 april 2006 uitgesproken vonnis.
1.2. [Betrokkene] heeft bij memorie een grief geformuleerd en geconcludeerd als aldaar verwoord.
1.3. Geïntimeerde – hierna El Al – heeft de grief bij memorie bestreden, bewijs aangeboden en geconcludeerd als aldaar vermeld.
1.4. Tenslotte hebben partijen arrest gevraagd op basis van de overgelegde stukken van het geding in eerste aanleg en in hoger beroep.
2. Grieven
2.1. Voor de inhoud van de grieven wordt verwezen naar de memorie onder 1.2.
3. Feiten
3.1. De rechtbank heeft in het vonnis waarvan beroep onder 2.1 tot en met 2.2 een aantal feiten vastgesteld. Tegen die vaststelling is geen grief gericht zodat het hof die feiten als uitgangspunt zal nemen.
4. Beoordeling
4.1. Het gaat in deze zaak kort gezegd om het volgende.
Op 4 oktober 1992 heeft in de Bijlmermeer te Amsterdam een vliegtuigongeval plaatsgevonden, waarbij een Boeing 747 van El Al is neergestort en de flats Groeneveen en Kleine Kruitberg zijn getroffen. Op 19 oktober 2001 is [betrokkene] medisch onderzocht. Naar aanleiding van dat onderzoek is een tweetal rapporten opgemaakt.
Het rapport Medisch Onderzoek Vliegramp Bijlmermeer (hierna MOVB) houdt onder meer in:
“BETROKKENHEID
Cliënte was als bewoonster van de Bijlmermeer op weg naar een vriendin toen de vliegramp gebeurde; ze was zeer bang en wist niet wat te doen. Na een paar uur heeft ze haar vriendin gevonden en is ze die nacht bij haar gebleven. De Vliegramp Bijlmermeer heeft een grote impact op haar gehad.
KLACHTEN
Sinds de Vliegramp Bijlmermeer voelt ze zich in een soort shock, slaapt slecht en heeft veel klachten.(..) Cliënt brengt deze klachten in verband met de Vliegramp Bijlmermeer.”
Het Psychologisch rapport Medisch Onderzoek Vliegramp Bijlmermeer vermeldt onder meer:
“SVL: Er zijn veel PTSS-klachten en reacties in relatie tot de Vliegramp Bijlmermeer en alle nasleep hiervan.(..) Cliënte geeft aan dat de meeste klachten en reacties al jarenlang aanwezig zijn, maar dat ze de afgelopen zeven dagen vaker voorgekomen zijn.”
[Betrokkene] heeft El Al bij dagvaarding in eerste aanleg van 13 juli 2005 voor het eerst deugdelijk aansprakelijk gesteld voor de schade die zij als gevolg van de Bijlmerramp stelt te hebben geleden.
4.2. In eerste aanleg heeft [betrokkene] gevorderd dat El Al zal worden veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding tot een bedrag van € 7.000,- terzake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente daarover, met veroordeling van El Al in de kosten van het geding.
4.3. In het vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank [betrokkene] in haar vordering niet ontvankelijk verklaard, nu haar vorderingsrecht – voor zover aanwezig geweest – op grond van het bepaalde in artikel 3:310 BW is verjaard.
4.4. De grief richt zich tegen dit oordeel van de rechtbank. In de toelichting hierop betoogt [betrokkene] – kort gezegd – dat zij weliswaar al vele jaren kampt met gezondheidsklachten, maar dat zij, noch haar huisarts enig verband kon leggen met de Bijlmerramp en de gevolgen daarvan. Hoewel [betrokkene] in de loop der jaren wel een vermoeden heeft gehad dat sommige van haar klachten met de vliegramp te maken konden hebben, was van het vaststaan van schade als gevolg daarvan geen sprake. Eerst uit het onderzoek van het Medisch Team Onderzoek Vliegramp Bijlmermeer van oktober 2001 is van enig verband met de vliegramp gebleken. Op dat tijdstip heeft [betrokkene] voldoende duidelijkheid over de aard en de oorzaak van haar klachten gekregen om daadwerkelijk een vordering tot schadevergoeding te kunnen indienen. Op grond van deze omstandigheden is [betrokkene] van mening dat zij haar vordering tijdig aanhangig heeft gemaakt.
4.5. Het hof is van oordeel dat deze grief niet kan slagen en overweegt daaromtrent als volgt. Van toepassing is artikel 3:310 BW. Het eerste lid van dit artikel bepaalt dat een rechtsvordering tot vergoeding van schade verjaart door verloop van vijf jaren na de aanvang van de dag, volgende op die waarop de benadeelde zowel met de schade als met de daarvoor aansprakelijke persoon bekend is geworden, en in ieder geval door verloop van twintig jaren na de gebeurtenis waardoor de schade is veroorzaakt. Vaststaat dat [betrokkene] El Al voor het eerst bij dagvaarding van 13 juli 2005 op deugdelijke wijze aansprakelijk heeft gesteld voor de schade die zij als gevolg van de Bijlmerramp stelt te hebben geleden.
Voor beantwoording van de vraag of [betrokkene] haar vordering tot schadevergoeding tijdig aanhangig heeft gemaakt dient derhalve – gelet op voornoemde verjaringstermijn van vijf jaren - te worden vastgesteld of zij eerst vanaf 13 juli 2000 zodanig bekend is geworden met de schade en de daarvoor aansprakelijke persoon dat zij pas vanaf dat moment daadwerkelijk een vordering tot vergoeding van deze schade kon indienen. Hierbij dient voldoende – geen absolute - zekerheid te bestaan dat de schade is veroorzaakt door de aansprakelijk te stellen persoon.
In dat verband geldt het volgende.
[Betrokkene] heeft bij inleidende dagvaarding onder meer gesteld – zakelijk weergegeven – dat zij zich ten tijde van de vliegramp op korte afstand bevond van de flatgebouwen Groeneveen en Klein Kruitberg die door het vliegtuig werden getroffen, dat zij nog net heeft kunnen vluchten, doch niettemin in een shocktoestand is komen te verkeren waardoor zij ernstig geestelijk letsel heeft opgelopen. Door de ingrijpende gebeurtenissen heeft zij onder meer een posttraumatische stressstoornis opgelopen. Tevens heeft zij daaraan andere lichamelijke klachten overgehouden, te weten vrij constante hoofdpijn, pijn op de borst, angstklachten en vermoeidheid, voor welke klachten zij gedurende lange tijd onder behandeling is geweest bij de psychiater en het behandelcentrum De Meren van het AMC. Bij repliek heeft zij daaraan onder meer toegevoegd – zakelijk weergegeven – dat de klachten waarvan zij bij inleidende dagvaarding melding maakte geleidelijk zijn ontstaan en dat haar met betrekking tot de aansprakelijk te stellen persoon is medegedeeld dat een vordering moest worden ingesteld tegen Boeing en El Al. Op grond van de eigen stellingen van [betrokkene] moet aldus worden aangenomen dat zij de na de Bijlmerramp opgetreden klachten mogelijk niet aanstonds maar dan toch in elk geval in de loop van de jaren volgend op 4 oktober 1992 en voor 13 juli 2000, ruim zeven jaar na de ramp, in welke periode [betrokkene] deskundige medische behandeling heeft ondergaan, aan die ramp heeft toegeschreven en dus bekend is geweest met de als gevolg van die ramp aan haar toegebrachte schade, ook al was de exacte omvang van die schade haar nog niet direct bekend.
Aangezien [betrokkene] voorts zelf heeft gesteld dat haar is medegedeeld dat El Al voor die schade moest worden aangesproken en zij niet aanvoert – hetgeen, zo van toepassing, op haar weg had gelegen – dat dit pas na 13 juli 2000 is geweest, moet in rechte worden aangenomen dat [betrokkene] reeds voor 13 juli 2000 – vijf jaar voor het uitbrengen van de inleidende dagvaarding – zodanig bekend was met de door haar geleden schade en de daarvoor aansprakelijke persoon, dat zij daadwerkelijk in staat was een vordering tegen El Al in te stellen.
Daarop gelet heeft de rechtbank met juistheid het door El Al gedane beroep op verjaring gehonoreerd.
De grief faalt dus.
5. Slotsom
5.1. Gelet het voorgaande dient het vonnis te worden bekrachtigd. [betrokkene] dient als de in het ongelijk gestelde partij de kosten van het hoger beroep te dragen.
6. Beslissing
Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [betrokkene] in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van El Al tot aan dit arrest begroot op € 396,- aan verschotten en € 632,- aan salaris procureur.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.D.R.M. Boumans, A. Bockwinkel en E.J.H. Schrage en in het openbaar door de rolraadsheer uitgesproken op 16 augustus 2007.