ECLI:NL:GHAMS:2007:BA9930
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- J. den Boer
- E.A.G. van der Ouderaa
- P.F. Goes
- Rechtspraak.nl
Herinvesteringsvoornemen en vennootschapsbelasting: beoordeling door het Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 4 juli 2007 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil tussen de inspecteur van de Belastingdienst en X B.V. betreffende de aanslag vennootschapsbelasting voor het jaar 2001. De inspecteur had een aanslag opgelegd van € 1.112.144, welke na bezwaar door de inspecteur werd gehandhaafd. De rechtbank Haarlem had in een eerdere uitspraak op 7 juni 2006 het beroep van belanghebbende gegrond verklaard en de aanslag verminderd tot nihil, maar de inspecteur ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.
Het Hof oordeelde dat belanghebbende niet aannemelijk had gemaakt dat er een herinvesteringsvoornemen bestond op 31 december 2001. Het Hof stelde vast dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat er voldoende bewijs was voor een dergelijk voornemen. De rechtbank had enkel vastgesteld dat belanghebbende zich oriënteerde op de mogelijkheden voor herinvestering, maar dit was niet voldoende om te concluderen dat er daadwerkelijk een op herinvesteren gerichte wil aanwezig was. Het Hof benadrukte dat voor een herinvesteringsreserve, zoals bedoeld in artikel 3.54 van de Wet op de inkomstenbelasting 2001, een duidelijk voornemen tot herinvestering vereist is.
Uiteindelijk vernietigde het Hof de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van belanghebbende ongegrond. De uitspraak van het Hof bevestigde de aanslag van de inspecteur, en het Hof oordeelde dat er geen termen aanwezig waren om de inspecteur te veroordelen in de proceskosten van het hoger beroep. De beslissing werd openbaar uitgesproken en kan binnen zes weken in cassatie worden aangevochten bij de Hoge Raad der Nederlanden.