De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 6 september 2006.
Daarbij waren aanwezig:
? de advocaat van klaagster,
? de notaris met haar advocaat.
Van het verhandelde is procesverbaal opgemaakt. Kopie van de door de advocaat van de notaris ter zitting overgelegde pleitnota is als bijlage aan deze beslissing gehecht.
De feiten
1. Hangende de uiteindelijke verdeling van de huwelijksgemeenschap in het kader van de echtscheiding tussen klaagster en haar exechtgenoot [hierna: [naam]] werd tussen de gewezen echtgenoten overeengekomen dat de overwaarde van de echtelijke woning te [plaats], deel uitmakend van de gemeenschap, in depot zou worden gestort bij de notaris.
2. Op 13 juni 2003 is de transportakte gepasseerd. Van het saldo van de koopsom ad € 174.665,29 kwam aan ieder van de gewezen echtgenoten de helft toe: € 87.332,65.
3. Op 28 oktober 2004 deelde de notaris desgevraagd aan klaagster mee dat er op dat moment een totaalbedrag van € 103.257,47 in depot stond, inclusief het aan klaagster toekomend bedrag van € 87.059,13. Uit het oorspronkelijk aan [naam] toekomend bedrag uit het depot waren inmiddels met toestemming van klaagster de maandelijkse partner en kinderalimentatieverplichtingen voldaan.
4. Bij vonnis van 21 februari 2005, KG 04/1604, van de voorzieningenrechter, rechtbank ’sGravenhage, in de procedure van klaagster tegen [naam] is uitvoerbaar bij voorraad [naam] bevolen om eraan mee te werken dat de totale som van het op dat moment bij het kantoor van de notaris in depot staande bedrag van de overwaarde na verkoop van de voormalige echtelijke woning van klaagster en [naam], aan klaagster wordt uitgekeerd. Daarbij is klaagster gemachtigd om zonodig zelf te bewerkstelligen dat het op dat moment nog resterende en in depot staande bedrag aan haar wordt uitgekeerd.
5. Bij vonnis van 21 februari 2005, KG 04/1603, van de voorzieningenrechter, rechtbank ’sGravenhage, is de vordering van klaagster afgewezen om het executoriale derdenbeslag op te heffen dat [naam], de nieuwe partner van [naam], is gelegd op het bij het kantoor van de notaris in depot staande bedrag. De voorzieningenrechter heeft daartoe het volgende onder 3.6 overwogen:
“De voorzieningenrechter overweegt nog dat in een vonnis van heden tussen de man en de vrouw gewezen uitgemaakt is dat het gehele depôt aan de vrouw toekomt. In deze procedure gaat het nu nog nu het vonnis van 21 januari 2004 executeerbaar geoordeeld is om de vraag wat op de beslagdatum (24 november 2004) rechtens van het depôt aan de man toekwam. Die vraag is niet in bedoeld vonnis van heden beantwoord. Voor een dergelijke verklaring voor recht lijkt, zo deze niet in een verklaringsprocedure beantwoord kan worden, een bodemprocedure het meest geëigend.”
6. Bij vonnis van 22 juni 2005, KG 05/390, van de voorzieningenrechter, rechtbank ’sGravenhage, in de procedure van klaagster tegen [naam] is uitvoerbaar bij voorraad [naam] bevolen om zich niet te verzetten tegen uitbetaling uit het depot van € 100.281,49, welk bedrag zich op 21 februari 2005 naar mededeling van de notaris bij haar kantoor in depot bevond en haar voorts verboden om nieuwe beslagen te leggen die ertoe strekken de uitbetaling uit het depot aan klaagster te obstrueren.
7. Bij vonnis van 22 juni 2005, KG 05/391, van de voorzieningenrechter, rechtbank ’sGravenhage, in de procedure van klaagster tegen de notaris en haar kantoor is uitvoerbaar bij voorraad zowel de notaris als haar kantoor, Notariskantoor [naam], bevolen om aan klaagster uit het depot een bedrag van € 100.281,49 uit te betalen te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 14 maart 2005. Na vervolgens uitkering door het notariskantoor dan wel de notaris van een bedrag van € 86.159,64 [na verrekening van kosten in een voorgaand kort geding] resteerde er een bedrag van € 12.948,84 in het depot.
8. Bij brief van 16 november 2005 heeft het notariskantoor aan klaagster een declaratie gestuurd voor verrichte werkzaamheden voor een bedrag van € 7.605,56. De declaratie omvatte mede de helft van de proceskosten als bedoeld in het hiervoor onder 7 vermelde vonnis, alsmede de helft van de kosten van de advocaat die het notariskantoor en de notaris in die procedure hebben gemaakt.
9. Bij vonnis van 3 februari 2006, KG 06/42, van de voorzieningenrechter, rechtbank ’sGravenhage, in de procedure van klaagster tegen de notaris en haar kantoor is uitvoerbaar bij voorraad de vordering van klaagster in conventie afgewezen tot voldoening door gedaagden aan haar van het bedrag van € 12.948,84 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 juni 2005 zijnde het resterend bedrag uit het depot waar zij ingevolge het hiervoor onder 7 genoemd vonnis nog recht op had. De voorzieningenrechter heeft daartoe het volgende onder 3.1 overwogen:
“De verplichting op gedaagden tot betaling van het restant bedrag vloeit echter reeds voort uit eerdervermeld, uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis van 22 juni 2005. [naam] kan dat vonnis ten aanzien van het restant bedrag derhalve ten uitvoer (doen) leggen en heeft bij haar vordering in conventie dan ook geen belang.”
In reconventie is klaagster bij hetzelfde vonnis veroordeeld tot betaling aan het notariskantoor en de notaris van een bedrag van € 7.605,56 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 januari 2006 zijnde de kosten die het notariskantoor en de notaris hebben gemaakt voor werkzaamheden terzake van het beheer van het depôt. Deze kosten omvatten mede de helft van de proceskosten als bedoeld in het kortgedingvonnis van 22 juni 2005 alsmede de helft van de kosten van de advocaat die gedaagden in dat kort geding hebben gemaakt. De voorzieningenrechter heeft daartoe het volgende onder 3.3 overwogen:
“[naam] heeft het notariskantoor en de notaris voor de zitting van 27 april 2005 in kort geding gedagvaard teneinde uitkering te verkrijgen van een bedrag uit het depôt dat zich op de kwaliteitsrekening bevond. De notaris had aangegeven nog niet tot uitbetaling te kunnen overgaan in verband met een door een derde gelegd executoriaal derdenbeslag. Bij vonnis van de voorzieningenrechter van 22 juni 2005 is die derde vervolgens bevolen zich niet te verzetten tegen uitbetaling uit het depôt en bij vonnis van gelijke datum en onder verwijzing naar het vonnis tegen voormelde derde zijn het notariskantoor en de notaris bevolen om aan [naam] het gevraagde bedrag uit het depôt uit te keren. Tegen die achtergrond wordt geoordeeld dat een behoorlijk beheer over de bijzondere rekening met zich bracht dat de notaris in het tegen haar aangespannen kort geding verweer heeft gevoerd en zich heeft laten bijstaan door een advocaat. De kosten daarvan moeten dan ook geacht worden te behoren tot kosten van het beheer van het depôt.”
De klacht
De klacht valt uiteen in vier onderdelen: