ECLI:NL:GHAMS:2007:BA8334

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 februari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
1324/05
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van bestuurders van vennootschappen in het geval van onbetaalde facturen

In deze zaak gaat het om de aansprakelijkheid van de bestuurders van vennootschappen voor onbetaalde facturen. De appellant, [A] B.V., heeft hoger beroep ingesteld tegen een verstekvonnis van de rechtbank Haarlem, waarin haar vordering tegen [X] Holding B.V. en haar bestuurders werd afgewezen. De rechtbank oordeelde dat [A] niet voldoende had aangetoond dat executie van het verstekvonnis niet tot betaling zou leiden. Het hof heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat [A] onvoldoende concrete feiten heeft gepresenteerd die de aansprakelijkheid van [X] en haar bestuurders onderbouwen. Het hof concludeert dat de grief van [A] faalt, omdat er geen bewijs is geleverd voor onrechtmatig handelen door de bestuurders. De slotsom is dat het hof het vonnis van de rechtbank bekrachtigt en [A] in de proceskosten van het hoger beroep verwijst. De uitspraak is gedaan op 22 februari 2007.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
EERSTE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
ARREST
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [A] B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
APPELLANTE,
procureur: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer,
t e g e n
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [X] HOLDING B.V.,
gevestigd te [B],
2. [Y-Z],
bestuurster/enig aandeelhoudster van
[X] Holding B.V.,
wonende te [B],
3. [Y],
wonende te [B],
GEÏNTIMEERDEN,
procureur: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer.
1. Het geding in hoger beroep
De partijen worden hierna (ook) [A] en [X] c.s. genoemd. Geïntimeerden worden afzonderlijk aangeduid als [X], [Y-Z] en [Y].
Bij dagvaarding van 16 september 2004 is [A] in hoger beroep gekomen van een verstekvonnis van de rechtbank Haarlem van 16 juni 2004, in deze zaak onder zaak-/rolnummer 102073/HA ZA 04-698 gewezen tussen haar als eiseres en [X] c.s. als gedaagden.
[A] heeft bij memorie één grief geformuleerd, producties in het geding gebracht en bewijs aangeboden, met conclusie, kort gezegd, dat het hof het verstekvonnis waarvan beroep zal vernietigen en [X] c.s. alsnog hoofdelijk zal veroordelen - uitvoerbaar bij voorraad – tot betaling van € 35.253,46 te vermeerderen met de wettelijke rente en op straffe van een dwangsom, tot afgifte van al hun (internationale) bankrekeningnummers aan [A], met kosten.
[X] c.s. hebben bij memorie geantwoord, met conclusie, kort gezegd, dat het hof het verstekvonnis waarvan beroep zal bekrachtigen, met kosten.
De partijen hebben de zaak op 19 december 2006 doen bepleiten, [A] door mr. L.F. Jansen, advocaat te Hoofddorp, [X] c.s. door mr. R.A. van Wijk, advocaat te Hoofddorp, beiden aan de hand van pleitnotities.
Ten slotte is arrest gevraagd op de stukken van beide instanties.
2. Grieven
Voor de grief verwijst het hof naar de desbetreffende memorie.
3. Beoordeling
3.1 Samengevat gaat het in deze zaak om het volgende.
3.1.1 Bij overeenkomst van 22 april 2003 (hierna: de overeenkomst) heeft [M] B.V. (hierna [M]) aan [A] opdracht gegeven tot het inhuren van een door [A] te detacheren bouwkundig ingenieur als assistent projectleider. [M] staat bij het handelsregister ingeschreven onder de handelsnamen [P] Groep, [P] Management en [P] Beheer.
3.1.2 [X] is enig bestuurster/enig aandeelhoudster van [M]. Enig bestuurster/enig aandeelhouder van [X] is [Y-Z]. [Y-Z] is gehuwd met [Y].
3.1.3 [M] is bij verstekvonnis van 24 december 2003 van de rechtbank Haarlem – uitvoerbaar bij voorraad - veroordeeld tot betaling aan [A] van € 32.900,50, ter zake van openstaande facturen uit hoofde van de overeenkomst, te vermeerderen met de wettelijke rente, en tot betaling van € 2.352,96 ter zake van buitengerechtelijke kosten, met veroordeling van [M] in de kosten van de procedure.
3.2 [A] heeft [X] c.s. gedagvaard voor de rechtbank Haarlem omdat [M] niet voldeed aan het verstekvonnis van 24 december 2003. [A] houdt [X] c.s. daarvoor aansprakelijk op grond van artikel 2:11 en artikel 6:162 BW en vorderde het bedrag waartoe [M] bij verstek is veroordeeld als schadevergoeding. Bij het verstekvonnis waarvan beroep heeft de rechtbank die vordering van [A] jegens [X] c.s. afgewezen. De rechtbank heeft bij dat vonnis geoordeeld dat [A] is te kort geschoten in haar stelplicht waar het de door haar gevorderde schadevergoeding betreft. De rechtbank heeft overwogen dat [A] met betrekking tot haar vordering reeds op 24 december 2003 een executoriale titel heeft verkregen en gesteld noch gebleken is dat executie niet tot betaling leidt. Verder heeft de rechtbank overwogen dat de stelling van [A] dat [Y] heeft medegedeeld dat de vennootschap leeg is, en de enkele stelling dat uitwinning onmogelijk is omdat [X] c.s. zich verschuilen achter de door hen in het leven geroepen ondoorzichtige structuur van vennootschappen c.q. omdat [X] c.s. ieder middel aanwenden zich aan verhaal te onttrekken, daartoe niet voldoende is.
3.3 Met één grief bestrijdt [A] enerzijds het oordeel van de rechtbank dat [A] tekort is geschoten in haar stelplicht als zou gesteld noch gebleken zijn dat executie van het verstekvonnis van 24 december 2003 niet tot betaling leidt.
3.4 [A] heeft aangevoerd dat het bij voorbaat duidelijk was dat de uitwinmogelijkheden nihil waren. Reeds in de loop van het invorderingstraject is [A] gebleken dat [M] op geen enkele wijze aan betaling van de vordering wilde voldoen. Voorts bleek uit een door de deurwaarder uitgevoerd verhaalsinformatie-onderzoek dat er bij [M], kort gezegd, geen verhaalsmogelijkheden aanwezig zijn. Het was voor [A] dus onmogelijk bij [M] tot uitwinning te komen. [X] c.s. hebben aangegeven dat [M] inderdaad over onvoldoende middelen beschikt om aan de vordering van [A] te voldoen. Op grond van het voorgaande is het hof van oordeel dat moet worden aangenomen dat executie van het verstekvonnis van 24 december 2003 niet tot betaling door [M] zou hebben geleid. In zoverre slaagt de grief, hetgeen echter vanwege het navolgende niet tot vernietiging van het bestreden verstekvonnis leidt.
3.5 Anderzijds strekt de grief ten betoge dat [X] c.s. aansprakelijk zijn op grond van artikel 2:11 BW en artikel 6:162 BW. De handelwijze van [X] c.s. en in het bijzonder van [Y] als feitelijk bestuurder van [M] vormt alle aanleiding om deze als (feitelijk) bestuurders verantwoordelijk te houden voor het onbetaald blijven van de facturen en voor alle daaruit voortvloeiende schade. Het hof overweegt dat in gevallen als het onderhavige geldt dat een bestuurder van een vennootschap op grond van onrechtmatig handelen jegens een wederpartij van die vennootschap persoonlijk aansprakelijk is indien hij in naam van de vennootschap verplichtingen c.q. een overeenkomst is aangegaan terwijl hij daarbij wist of redelijkerwijs behoorde te begrijpen dat de vennootschap niet aan haar verplichtingen zou kunnen voldoen en geen verhaal zou bieden voor de als gevolg van niet-nakoming door de wederpartij te lijden schade.
3.6 Door [A] zijn, naar het oordeel van het Hof, onvoldoende concrete feiten en omstandigheden gesteld waaruit volgt dat [X] c.s. een zodanig verwijt kan worden gemaakt. Zo is blijkens de opdrachtbevestiging de opdracht tot het inhuren van een door [A] te detacheren bouwkundig ingenieur als assistent projectleider verstrekt door ir. [F] en niet door [Y]. Ook heeft [F] de overeenkomst namens [P] Management BV voor akkoord ondertekend. Onder het kopje “10. Bijzonderheden” van de overeenkomst wordt vermeld dat [F] contactpersoon is. De stelling van [A] dat [Y] tot tweemaal toe heeft verklaard dat door zijn toedoen sprake was van een lege vennootschap en dat desondanks [Y] met [A] verbintenissen is aangegaan is door [A] in het licht van het voorgaande onvoldoende onderbouwd.
3.7 [A] heeft er verder op gewezen dat uit het handelsregister blijkt dat sprake is van een “kerstboom” van BV’s alle vallende onder [X]. [Y] staat echter bij geen van die vennootschappen als bestuurder/vertegenwoordiger vermeld. Dat hij wel de enige naar buiten tredende contactpersoon voor [M] en [X] is en binnen [M] alle touwtjes in handen heeft wordt verder niet met voldoende concrete feiten en omstandigheden onderbouwd.
3.8 [A] heeft verder aangevoerd dat geldstromen van [M] naar door [X] c.s. bepaalde bestemmingen zijn geleid. Zodoende hebben [X] c.s. gelden aan [M] onttrokken waardoor betaling door [M] aan [A] onmogelijk werd gemaakt. Ook deze stelling is door [A] niet nader onderbouwd.
3.9 Ten aanzien van [Y-Z] heeft [A] erop gewezen dat zij als (indirect) enig bestuurster/enig aandeelhoudster van [M] B.V. een en ander heeft toegelaten, zoals het sluiten van de overeenkomst, waar ingrijpen geboden was en meer in het algemeen het niet houden van toezicht op het handelen van [Y]. Deze stelling is evenmin door [A] nader onderbouwd. Dat, naar [A] stelt, de door [Y-Z] en [Y] bewoonde woning op haar naam is gesteld en zij buiten gemeenschap van goederen zijn gehuwd, wat daar verder van zij, is in dat verband onvoldoende.
3.10 Het Hof is op grond van het voorgaande van oordeel dat feiten en omstandigheden waaruit volgt dat sprake is van onrechtmatig handelen door [X] c.s., niet of niet voldoende zijn gesteld of gebleken. Voor bewijslevering is dan ook geen plaats.
3.11 Het bovenstaande leidt tot de conclusie dat de grief in zoverre faalt.
3.12 De slotsom is dat het vonnis waarvan beroep moet worden bekrachtigd. [A] heeft de kosten van het hoger beroep te dragen omdat zij in het ongelijk is gesteld.
4. Beslissing
Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
verwijst [A] in de proceskosten van het hoger beroep en begroot die kosten, voor zover tot heden aan de kant van [X] c.s. gevallen, op € 1.055 aan verschotten en € 3.474 aan salaris procureur.
Dit arrest is gewezen door mrs. W.J.J. Los, M.P. van Achterberg en G.M.A. van Zaltbommel-Uittenbogaard en in het openbaar door de rolraadsheer uitgesproken op 22 februari 2007.