In verband met het bovenstaande verzoek ik u de onderstaande vragen te beant-woorden; ik verzoek u bij de beantwoording dezelfde nummering aan te houden.
(…)
Inzake de aftrekbaarheidsvraag (…)
De aftrekbaarheidsvraag dient in de gevallen waarin sprake is van rente als onderdeel van de kosten van buitenlandse deelnemingen, voor alle deelnemingen (EU/EER èn niet EU/EER), te worden beantwoord.
2. Ten aanzien van de rentekosten – kosten en valutaresultaten daaronder begrepen – die samenhangen met deelnemingen verzoek ik u te beoordelen of u blijft bij uw in de aangifte ingenomen standpunt dat de betreffende kosten niet vallen onder een andere aftrekbeperking opgenomen in de Wet Vpb (…).
Uit de aangift(en) en bezwaarschrift(en) valt niet direct af te leiden hoe de buiten-landse deelnemingen zijn verworven en gefinancierd. Mij hebben signalen bereikt dat er bij (tussen)houdstermaatschappijen veelal sprake kan/zal zijn van toepasselijkheid van met name artikel 10a, tweede lid, letter b Wet Vpb. Veel buitenlandse deelnemin-gen zijn in het (verre) verleden verworven van een verbonden partij en later nader gekapitaliseerd, waarbij beide transacties veelal gefinancierd zijn met vreemd vermogen verkregen van gelieerde maatschappijen. Gelet op de op het moment van verwerving en kapitalisatie van de buitenlandse deelnemingen buiten twijfel staande aftrekbeperking van artikel 13, eerste lid Wet Vpb is het niet aannemelijk dat de in Nederland niet aftrekbare rente in een ander land “normaal” is belast. Om te kunnen bepalen of er in de situatie van uw cliënte buiten twijfel géén sprake is van de toepasselijkheid van een andere aftrekbeperking verzoek ik u in ieder geval de volgende vragen (gemotiveerd) te beantwoorden en daarbij doel en strekking van de betreffende aftrekbeperkingen in ogenschouw te nemen.
3. Zijn de buitenlandse deelnemingen, direct of indirect, verworven van een verbonden lichaam? Zo ja, graag de naam van het betreffende lichaam.
4. Is de betreffende verwerving (onder 3) geheel of gedeeltelijk met vreemd vermogen gefinancierd? Zo ja, is dan de betreffende financiering, rechtens dan wel in feite direct of indirect, verkregen van een verbonden lichaam of een verbonden natuurlijk persoon?
Zo ja, om welk verbonden lichaam/natuurlijk persoon gaat het en in welk land is die gevestigd/woonachtig?
Als de voorgaande deelvragen allemaal met “ja” zijn beantwoord ontvang ik graag een specificatie van de kosten die zien op deze financiering.
5. Zijn er in de loop van de tijd kapitaalstortingen gedaan in de buitenlandse deelnemingen?
Zo ja, zijn de betreffende kapitaalstortingen geheel of gedeeltelijk gefinancierd met vreemd vermogen?
Zo ja, is dan de betreffende financiering, rechtens dan wel in feite direct of indirect, verkregen van een verbonden lichaam of een verbonden natuurlijk persoon?
Zo ja, om welk verbonden lichaam/natuurlijk persoon gaat het en in welk land is die gevestigd/woonachtig?
Als de voorgaande deelvragen allemaal met “ja” zijn beantwoord ontvang ik graag een specificatie van de kosten die zien op deze financiering.
6. Als u een beroep doet op de tegenbewijsregel van artikel 10a, derde lid Wet Vpb. verzoek ik u dit te motiveren.
7. Als de betreffende deelneming(en), al dan niet van een verbonden lichaam/ natuurlijk persoon verworven, geheel of gedeeltelijk is/zijn gefinancierd met vreemd vermogen verzoek ik u de volgende vragen te beantwoorden.
a. Wat is de looptijd van de lening?
b. Wat is de overeengekomen vergoeding?
c. Is er sprake van een achterstelling ten opzichte van andere schuldeisers?
d. Zijn er andere, niet verbonden, schuldeisers in de vennootschap?
Ik verzoek u kopieën van relevante documenten bij uw antwoorden te voegen.
Uw schriftelijke reactie ontvang ik graag uiterlijk 10 mei aanstaande.”