ECLI:NL:GHAMS:2006:AZ9240

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
15 juni 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
218/06 KG
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van hoger beroep in kort geding met internationale dimensies

In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van [appellant] in zijn hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank te Utrecht, sector kanton, locatie Amersfoort, gewezen op 12 januari 2006. De appellant, wonende te Amersfoort, heeft hoger beroep ingesteld tegen de vennootschap METALLIT GMBH SPEZIAL-SCHWEISSTECHNIK FABRIKATION VERTRIEBSERVICE, gevestigd te Bielefeld, Duitsland. De appeldagvaarding is op 25 januari 2006 betekend ten kantore van de advocaat van de wederpartij, maar er is geen bewijs geleverd dat een afschrift of vertaling van de dagvaarding naar Duitsland is verzonden, wat vereist is volgens de Europese verordening inzake de betekening van gerechtelijke stukken. Het hof heeft partijen in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de ontvankelijkheid van het hoger beroep. De appellant heeft in zijn memorie tien grieven voorgesteld en verzocht om vernietiging van het vonnis en afwijzing van de vordering van Metallit. Metallit heeft daarentegen geconcludeerd dat het hof de appellant niet-ontvankelijk moet verklaren in zijn hoger beroep. Het hof heeft de zaak naar de rolzitting van 29 juni 2006 verwezen voor verdere uitlating aan de zijde van de appellant en heeft iedere verdere beslissing aangehouden.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
VIERDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
ARREST
in de zaak van:
[appellant],
wonende te Amersfoort,
APPELLANT,
procureur: mr. Ch.M. de Ruiter,
t e g e n
de vennootschap naar Duits recht METALLIT GMBH SPEZIAL-SCHWEISSTECHNIK FABRIKATION VERTRIEBSERVICE,
gevestigd te Bielefield, Duitsland,
GEÏNTIMEERDE,
procureur: mr. J.W. van Rijswijk.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. De partijen worden hierna [appellant] en Metallit genoemd.
1.2. Bij dagvaarding van 25 januari 2006 is [appellant] in hoger beroep gekomen van het vonnis van de rechtbank te Utrecht, sector kanton, locatie Amersfoort (hierna: de kantonrechter) van 12 januari 2006, met rolnummer 443548/VV 05-176, in kort geding gewezen tussen Metallit als eiseres en [appellant] als gedaagde.
1.3. [Appellant] heeft bij memorie tien grieven voorgesteld, producties overgelegd en geconcludeerd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de vordering van Metallit zal afwijzen, althans het concurrentiebeding waarop de vordering van Metallit betrekking heeft zal matigen, met veroordeling van Metallit in de kosten van het geding in beide instanties.
1.4. Daarop heeft Metallit bij memorie geantwoord, producties overgelegd en geconcludeerd – naar het hof begrijpt - dat het hof primair [appellant] niet-ontvankelijk zal verklaren in zijn hoger beroep en subsidiair het vonnis waarvan beroep zal bekrachtigen, met veroordeling van [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep.
1.5. Vervolgens hebben partijen arrest gevraagd op de stukken van beide instanties.
2. Ontvankelijkheid
2.1. [Appellant] heeft op de voet van artikel 63 lid 1 Rv de appeldagvaarding op 25 januari 2006 doen betekenen ten kantore van advocaat en procureur mr. S.W.C. Rijs bij wie Metallit in eerste aanleg woonplaats had gekozen. Volgens de dagvaarding was Metallit op de dag waarop het exploot is uitgebracht, gevestigd in Duitsland. Op de betekening van de appeldagvaarding aan Metallit is dan ook van toepassing de Verordening (EG) nr. 1348/2000 van de Raad van 29 mei 2000 inzake de betekening en de kennisgeving in de lidstaten van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of in handelszaken, PbEG L 160/37 (EG-betekeningsverordening, hierna te noemen: de verordening). Gesteld noch gebleken is dat [appellant] heeft voldaan aan de voorschriften van de verordening zoals uitgewerkt in artikel 56 lid 3 Rv. Dienovereenkomstig dient [appellant] binnen veertien dagen na de voormelde betekening van de appeldagvaarding een afschrift of een vertaling daarvan te hebben verzonden aan een ontvangende instantie als bedoeld in artikel 2 lid 2 van de verordening ter betekening aan Metallit dan wel bij aangetekende post rechtstreeks aan Metallit.
2.2. Op grond van het voorgaande rijst de door Metallit aan de orde gestelde vraag of [appellant] ontvankelijk is in zijn hoger beroep. Het hof verwijst naar zijn arrest van 25 maart 2004, NJF 2004, 322. Partijen, eerst [appellant] en dan Metallit, zullen in de gelegenheid worden gesteld zich over het antwoord op die vraag bij akte (nader) uit te laten.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
3. Beslissing
Het hof:
verwijst de zaak naar de rolzitting van 29 juni 2006 voor uitlating aan de zijde van [appellant];
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. N. van Lingen, R.J.F. Thiessen en E.E. van Tuyll van Serooskerken-Röell en in het openbaar uitgesproken op 15 juni 2006 door de rolraadsheer.