ECLI:NL:GHAMS:2006:AZ7714

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
2 november 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
2004/1863
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake gebreken aan woonhuis en kennisgevingstermijn

In deze zaak gaat het om een geschil tussen [verkoopster] en [koper] c.s. over gebreken aan een woonhuis dat op 28 juli 2000 is geleverd. [Koper] c.s. hebben het huis op 2 maart 2000 gekocht en hebben bij inspectie geen gebreken geconstateerd. In november 2001 ontdekten zij echter gebreken aan de houten vloer en stelden [verkoopster] aansprakelijk via een brief van 23 maart 2002. De rechtbank te Alkmaar heeft in een eerder vonnis van 14 juli 2004 geoordeeld dat [verkoopster] tekort is geschoten in de nakoming van de koopovereenkomst en heeft een schadevergoeding toegewezen.

In hoger beroep heeft [verkoopster] acht grieven ingediend, waarbij de belangrijkste grief betreft de tijdigheid van de kennisgeving van de gebreken door [koper] c.s. Het hof oordeelt dat de kennisgeving niet binnen de vereiste termijn van twee maanden heeft plaatsgevonden, waardoor [koper] c.s. hun rechten ter zake van de tekortkoming verliezen. Het hof wijst erop dat het feit dat [koper] c.s. geen deskundige hebben ingeschakeld bij de aankoop voor hun risico is en dat hun argumenten over bijzondere omstandigheden niet voldoende zijn om de termijnoverschrijding te rechtvaardigen.

Het hof vernietigt het eerdere vonnis van de rechtbank en wijst de vorderingen van [koper] c.s. af. Tevens worden [koper] c.s. veroordeeld in de proceskosten van beide instanties. Dit arrest is gewezen door de rechters A.D.R.M. Boumans, A. Bockwinkel en A.M. Hol en is op 2 november 2006 in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
ARREST
in de zaak van:
[verkoopster],
wonende te [woonplaats],
APPELLANTE IN PRINCIPAAL BEROEP,
GEÏNTIMEERDE IN INCIDENTEEL BEROEP,
procureur: mr. J.W. van Rijswijk,
t e g e n
1. [koper];
2. [koper],
beiden wonende te [woonplaats],
GEÏNTIMEERDEN IN PRINCIPAAL BEROEP,
APPELLANTEN IN INCIDENTEEL BEROEP,
procureur: mr. S.A. van der Sluijs.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Appellante in het principaal appel – hierna [verkoopster] – is bij dagvaarding van 4 oktober 2004 in hoger beroep gekomen van het vonnis van de rechtbank te Alkmaar van 14 juli 2004, in deze zaak onder kenmerk 68225/HA ZA 03-758 gewezen tussen haar als gedaagde en [koper] c.s. als eisers.
1.2. Bij memorie van grieven heeft [verkoopster] acht grieven tegen het bestreden vonnis aangevoerd en geconcludeerd zoals in die memorie weergegeven.
1.3. Geïntimeerden in het principaal appel – hierna [koper] c.s. – hebben de grieven bestreden en hunnerzijds twee incidentele grieven tegen eerdergenoemd vonnis aangevoerd en geconcludeerd als in die memorie weergegeven.
1.4. Vervolgens heeft [verkoopster] bij memorie in het incidenteel appèl geantwoord en geconcludeerd als in die memorie weergegeven.
1.5. Ten slotte zijn de stukken van beide instanties - waarvan de inhoud als hier ingevoegd wordt beschouwd - overgelegd en is arrest gevraagd.
2. Grieven
Voor de inhoud van de grieven wordt verwezen naar de memories onder 1.2 en 1.3 genoemd.
3. Feiten
De rechtbank heeft in het bestreden vonnis onder 1 een aantal feiten als in deze zaak vaststaand aangemerkt.
Daaromtrent bestaat geen geschil zodat ook het hof van die feiten zal uitgaan.
4. Beoordeling
4.1. Het gaat in deze zaak, kort samengevat, om het volgende.
Op 2 maart 2000 hebben [koper] c.s. van [verkoopster] een woonhuis gekocht, gelegen aan [adres] te [woonplaats]. Dit woonhuis is op 28 juli 2000 geleverd. Voor de koop heeft een bezichtiging van het huis plaatsgevonden. [Koper] c.s. hebben daarbij geen gebreken geconstateerd, noch is aan de zijde van [verkoopster] op gebreken gewezen. In november 2001 is aan [koper] c.s. gebleken dat de houten vloer op de begane grond van de woning gebreken vertoont. Bij brief van 23 maart 2002 hebben [koper] c.s. [verkoopster] aansprakelijk gesteld voor de door hen geleden schade op grond van een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de koopovereenkomst.
[Koper] c.s. beroepen zich hierbij op artikel 5.3 van de koopovereenkomst waarin een garantie wordt afgegeven dat het gekochte beschikt over de eigenschappen die voor een normaal gebruik daarvan nodig zijn.
4.2. [Koper] c.s. hebben [verkoopster] vervolgens gedagvaard voor de rechtbank Alkmaar en gevorderd dat voor recht wordt verklaard dat [verkoopster] tekort is geschoten in de nakoming van de verplichtingen uit hoofde van de koopovereenkomst en dat [verkoopster] een schadevergoeding dient te betalen ter hoogte van de herstelkosten voor de geconstateerde gebreken ten bedrage van € 11.401,05, te vermeerderen met de wettelijke rente.
4.3. De rechtbank heeft bij vonnis van 14 juli 2004 – voor zover thans van belang - de vordering van [koper] c.s. gedeeltelijk toegewezen. De rechtbank heeft voor recht verklaard dat [verkoopster] tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit hoofde van de koopovereenkomst en dat [verkoopster] een schadevergoeding dient te betalen ter hoogte van de herstelkosten van de gebreken ten bedrage van € 6.609,-, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover van 22 augustus 2003 tot de dag van de algehele voldoening.
In het principaal appel
4.4. [Verkoopster] heeft een achttal grieven tegen dit vonnis ontwikkeld. Van deze grieven is grief IV het meest verstrekkend en deze zal daarom eerst worden behandeld. [Verkoopster] voert bij deze grief aan dat de rechtbank onder r.o. 3.4. en 3.5. ten onrechte het verweer heeft verworpen dat [koper] c.s. haar niet overeenkomstig het in artikel 7:23 BW bepaalde binnen bekwame tijd na ontdekking van de gebreken in kennis hebben gesteld. Deze grief slaagt. Gelet op de geldende jurisprudentie moet worden aangenomen dat een kennisgeving binnen 2 maanden als tijdig dient te worden aangemerkt. In casu is deze termijn ruimschoots overschreden. Immers, vaststaat dat in ieder geval bij op verzoek van [koper] cs. gehouden inspectie op 13 november 2001 door Aannemingsmaatschappij [naam] (productie 5 bij dagvaarding) ernstige gebreken aan de balklaag onder de houten begane grond vloer zijn vastgesteld en [koper] c.s. hiervan op of omstreeks die datum in kennis zijn gesteld. Eerst bij brief van 23 maart 2002 hebben [koper] c.s. [verkoopster] van de door de aannemer vastgestelde gebreken kennisgegeven. (productie 6 bij dagvaarding). Van eerdere kennisgeving is niet gebleken.
Daarmee staat vast dat [koper] c.s. [verkoopster] eerst na een termijn van ongeveer vier maanden van de gebreken in kennis hebben gesteld, in ieder geval na een termijn die de duur van twee maanden ruimschoots heeft overschreden. Behoudens bijzondere omstandigheden verliest de koper om die reden alle rechten ter zake van een tekortkoming wegens non-conformiteit. [Koper] c.s. voeren aan dat van dergelijke omstandigheden inderdaad sprake is. Zij stellen dat zij in deze niet deskundig zijn, noch juridisch onderlegd. Meer in het bijzonder brengen [koper] c.s. naar voren dat zij, anders dan [verkoopster], zich bij de transactie niet hebben laten begeleiden door een deskundige die hen op de hoogte had kunnen stellen van de klachttermijn, hetgeen zou impliceren dat [verkoopster] in dezen de sterkere partij zou zijn. Wat hiervan ook zij, naar het oordeel van het hof hebben [koper] c.s. hiermee onvoldoende aangevoerd waaruit zou blijken van zodanige bijzondere omstandigheden dat inderdaad in casu een overschrijding van de termijn van twee maanden voor kennisgeving van de geconstateerde gebreken zou kunnen worden gerechtvaardigd. Het feit dat [koper] c.s. zich bij de aankoop niet door een deskundige hebben laten begeleiden, mag [verkoopster] niet worden tegengeworpen, en is een omstandigheid die voor eigen risico is. Hetzelfde geldt voor de omstandigheid dat zij, hoewel zij medio november 2001 reeds op de hoogte waren van de geconstateerde ernstige gebreken, nog tot 23 maart 2002 hebben gewacht om [verkoopster] van die gebreken in kennis te stellen, naar zij stellen omdat zij eerst juridisch advies wilden inwinnen en bij een drietal aannemers offerte wilden vragen omtrent de herstelkosten. Dit laatste had hen er immers niet van behoeven te weerhouden om [verkoopster] al direct omtrent de geconstateerde gebreken in te lichten.
4.5. Nu grief IV slaagt, komt het hof wegens gebrek aan belang niet meer toe aan de behandeling van de overige grieven in het principaal appel. Gelet op de uitkomst van dat appel kunnen ook de grieven in het incidenteel appel niet slagen.
5. Slotsom
Het vooroverwogene betekent, dat het vonnis van de rechtbank dient te worden vernietigd en de vorderingen van [koper] cs. alsnog dienen te worden afgewezen. [Koper] c.s. zullen als de in het ongelijk gestelde partijen in de kosten van de procedure in beide instanties worden veroordeeld.
6. Beslissing
Het hof:
in het principaal appel
vernietigt het bestreden vonnis,
en opnieuw rechtdoende:
wijst de vorderingen van [koper] cs. alsnog af;
veroordeelt [koper] c.s. in de gedingkosten en begroot die kosten, voor zover tot heden aan de zijde van [verkoopster] gevallen in eerste aanleg op € 250,00 aan verschotten en € 780,00 aan salaris en in het principaal appel op € 468,78 aan verschotten en € 632,00 aan salaris;
in het incidenteel appel
verwerpt het beroep;
veroordeelt [koper] cs. in de kosten van dit beroep, tot op heden aan de zijde van [verkoopster] begroot op € 0,00 aan verschotten en € 316,00 aan salaris;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.D.R.M. Boumans, A. Bockwinkel en A.M. Hol en is door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 2 november 2006.