ECLI:NL:GHAMS:2006:AZ3682

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 november 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
947/2006 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tuchtrechtelijke klacht tegen notaris over onrechtmatige betaling en antidatering

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam op 23 november 2006, gaat het om een tuchtrechtelijke klacht tegen notaris [Z] door klagers [X] en [Y]. Klagers verwijten de notaris dat hij een bedrag van € 45.000 heeft overgemaakt aan Nedzorg/McCarthy zonder hun toestemming, terwijl zij uitdrukkelijk hadden aangegeven dat deze betaling niet mocht plaatsvinden. De notaris had de opdracht gekregen om de betaling op te schorten, maar heeft deze instructie genegeerd en de betaling toch uitgevoerd. Klagers betwisten dat zij ooit toestemming hebben gegeven voor deze betaling en stellen dat de notaris niet in staat was om aan te tonen dat hij instructies had ontvangen om het bedrag over te maken. Het hof oordeelt dat de notaris niet had mogen overgaan tot uitbetaling zonder schriftelijke bevestiging van de klagers of zonder bewijs van instructies.

Daarnaast is er een tweede klachtonderdeel dat betrekking heeft op een akte van levering en een overeenkomst van wederinkoop, die door de notaris is opgemaakt. Klagers stellen dat deze akte geantedateerd is, aangezien deze is gedateerd op 22 april 2005, maar pas op 11 mei 2005 is ondertekend. Het hof oordeelt dat de notaris weloverwogen voor deze constructie heeft gekozen, maar dat hij onzorgvuldig heeft gehandeld door de onjuiste datum niet te signaleren. Het hof komt tot de conclusie dat de notaris in zijn handelen tekort is geschoten en legt hem de maatregel van berisping op voor zijn onzorgvuldigheid en het niet naleven van de zorgvuldigheidseisen die van hem verwacht mogen worden.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
Beslissing van 23 november 2006 in de zaak onder rekestnummer 947/2006 NOT van:
1. [X],
2. [Y],
beiden wonende te [plaats],
APPELLANTEN,
gemachtigde: mr. B.M. Breedijk
tegen
MR. [Z]
notaris te [plaats],
GEÏNTIMEERDE,
gemachtigde: jhr. mr. A.N. Stoop
en de zaak onder rekestnummer 961/2006 NOT van:
MR. [Z]
notaris te [plaats],
APPELLANT,
gemachtigde: jhr. mr. A.N. Stoop
tegen
1. [X],
2. [Y],
beiden wonende te [plaats],
GEÏNTIMEERDEN,
gemachtigde: mr. B.M. Breedijk.
1. Voeging van beide zaken in hoger beroep
De over en weer door partijen aangespannen procedures in hoger beroep tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Amsterdam, verder te noemen de kamer, van 23 mei 2006, zijn door het hof gevoegd daar zij op hetzelfde onderwerp betrekking hebben en tussen dezelfde partijen aanhangig zijn die ook in eerste aanleg tegenover elkaar stonden.
2. Het verloop van de procedure in de gevoegde zaken
2.1. Van de zijde van appellanten in de zaak met rekestnummer 947/06 NOT, verder te noemen klagers, is bij een op 21 juni 2006 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift - met bijlagen - en namens geïntimeerde in de zaak met rekestnummer 961/06 NOT, verder te noemen de notaris, is bij een op 21 juni 2006 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift - met bijlagen - , tijdig hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte onder 1 genoemde beslissing van de kamer waarbij de klacht tegen de notaris gegrond is verklaard en aan de notaris de maatregel van berisping is opgelegd. Van de zijde van de notaris is een aanvulling op het verzoekschrift, gedateerd 7 september 2006, ter griffie van het hof ingediend.
2.2. Van de zijde van de notaris is een verweerschrift, gedateerd 7 september 2006, in de zaak met rekestnummer 947/06 NOT ter griffie van het hof ingediend.
2.3. De zaken zijn behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 12 oktober 2006. Verschenen zijn klagers, de notaris en hun gemachtigden. Allen hebben het woord gevoerd, de gemachtigde van de notaris aan de hand van een pleitnotitie.
3. De stukken van de gedingen
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.
4. De feiten in beide zaken
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
5. Beoordeling van de bestreden beslissing
Het hof kan zich niet verenigen met de beslissing van de kamer, met uitzondering van de vaststelling van de feiten, en zal deze beslissing derhalve in zoverre vernietigen.
6. Het standpunt van klagers
6.1. In de eerste plaats beklagen klagers zich erover dat de notaris een bedrag ad € 45.000,-- heeft overgemaakt aan Nedzorg/McCarthy, zonder instemming van klagers, terwijl zij uitdrukkelijk te kennen hadden gegeven dat deze betaling niet mocht plaatsvinden, in verband met het feit dat de vordering van Nedzorg/McCarthy door klagers werd betwist en er ook anderszins onduidelijkheden bestonden met betrekking tot de nota van afrekening. Daags na deze instructies is de notaris toch overgegaan tot het betalen van het bedrag. Klagers betwisten dat zij, of één van hen, op enig moment zouden hebben ingestemd met betaling en benadrukken dat de notaris er niet in is geslaagd om aan te tonen dat dit wel het geval zou zijn geweest. Zij wijzen er bovendien op dat de notaris de betaling niet had mogen uitvoeren zonder schriftelijke opdracht.
Voorts wijzen klagers erop dat de notaris op zijn minst, uit de hem beschikbare stukken en de hem gedane mededelingen, had kunnen afleiden dat de vordering van Nedzorg/McCarthy discutabel was en dat klagers hem daarom hadden gevraagd niet uit te betalen.
6.2. Het tweede klachtonderdeel betreft de door de notaris opgemaakte akte van levering van 22 april 2005 en een overeenkomst inhoudende een recht van wederinkoop. Het is klagers gebleken dat laatstgenoemde overeenkomst strijdig is met de artikelen 2.1 sub a en 6 van de akte van levering. Bovendien zou de overeenkomst geantedateerd zijn, aangezien deze is gedateerd op 22 april 2005, maar pas op 11 mei 2005 is ondertekend. Als gevolg hiervan kan teruglevering aan klagers niet zonder heffing van overdrachtsbelasting plaatsvinden en kan op de eerdere levering betaalde overdrachtsbelasting niet worden teruggevorderd.
7. Het standpunt van de notaris
7.1. De notaris stelt dat voorafgaand aan het passeren van de akte aan hem een lijst met declaraties en schuldeisers van klagers werd overhandigd door de financieel adviseur van klagers, de heer R. Veenema, hierna: Veenema. Klager sub 1 had op iedere declaratie en op het schuldoverzicht ten blijke van zijn akkoordverklaring zijn handtekening gezet. Tijdens het passeren is vervolgens afgesproken dat de notaris een aantal posten, vermeld op de nota van afrekening, niet onmiddellijk zou betalen maar dat hierover nader overleg zou plaatsvinden. Al snel na het passeren ontving de notaris instructies met betrekking tot de betaling van het bedrag aan Nedzorg/McCarthey. Klager sub 1 en McCarthey hadden onderling afgesproken dat de notaris het bedrag ad € 45.000,-- kon betalen. Het bleek de notaris dat McCarthey, Veenema en klager sub 1 meerdere malen overleg hadden gevoerd en klager heeft met de betaling telefonisch ook ingestemd. Hiervan bestaan bij de notaris geen telefoonnotities. Op 29 april 2005 is de betaling gedaan. Eerst op 27 mei 2005 verzocht klaagster sub 2 de notaris de betaling terug te draaien. In telefoongesprekken die de notaris nadien met klager sub 1 heeft gevoerd sprak klager sub 1 over vorderingen die hij op McCarthey zou hebben.
7.2. Wat betreft de door de notaris opgemaakte akte van levering van 22 april 2005 en een overeenkomst inhoudende een recht van wederinkoop stelt de notaris dat hij onderzoek heeft gedaan naar deze constructie. De notaris heeft contact gehad met een collega die deze constructie al vele tientallen malen had toegepast. Er bleek nooit een probleem met de overdrachtsbelasting te zijn ontstaan. Ook nam de notaris contact op met de belastingdienst, waarbij hem wederom werd bevestigd dat de constructie reeds vele malen was toegepast en door de belastingdienst werd geaccepteerd. Van doorslaggevend belang zou hierbij zijn dat de overeenkomst van koop en de overeenkomst van wederinkoop gelijktijdig ter registratie bij de belastingdienst worden aangeboden. Hier heeft de notaris voor gezorgd op 18 mei 2005. Hierbij zou niet vereist zijn dat beide overeenkomsten dezelfde datum hebben.
De notaris heeft voorts gewezen op de achtergrond van deze constructie. Onder artikel 1555 oud BW werd een recht van wederinkoop beschouwd als het in werking treden van een ontbindende voorwaarde, indien een verkoper binnen 5 jaar na de verkoop gebruik maakte van dit recht. In verband hiermee werd in de belastingwetgeving een bepaling opgenomen, artikel 19 Wet op belastingen van rechtsverkeer, op grond waarvan deze terug koop ook voor de belasting als een ontbindende voorwaarde werd geaccepteerd. Het gevolg hiervan was dat in geval van terugkoop binnen 5 jaar, de terugkoop vrijgesteld zou zijn van overdrachtsbelasting en dat reeds betaalde overdrachtsbelasting over de eerste koop zou worden terugbetaald. Artikel 1555 oud BW is komen te vervallen. De bepaling in de belastingwetgeving is niet geschrapt. Het BW kent dus het terugkooprecht niet langer als ontbindende voorwaarde, door de belastingdienst wordt het terugkooprecht nog wel als ontbindende voorwaarde opgevat.
Voorts stelt de notaris dat de koopovereenkomst is getekend op 22 april 2005. Later heeft de notaris een verbeterde versie opgemaakt en aan klagers gezonden op 11 mei. Klagers hebben deze overeenkomst getekend. In essentie is de tekst van beide overeenkomsten hetzelfde. Helaas is er met de datering van deze laatstgenoemde overeenkomst iets mis gegaan, nu de datum van 22 april 2005 werd vermeld terwijl de overeenkomst in mei 2005 is getekend. De notaris betreurt deze verschrijving ten zeerste: hij stelt dat hij dit had moeten opmerken. Een bewuste antedatering wordt ten stelligste ontkend en in dit verband wijst de notaris er nogmaals op dat de gelijktijdige datering van de overeenkomsten er niet toe doet, als de beide overeenkomsten maar gelijktijdig ter registratie worden aangeboden.
De belastingdienst heeft de notaris op 1 augustus 2006 bericht dat het door hem namens de ouders van klager sub 1 ingediende verzoek om teruggave/ontheffing van de overdrachtsbelasting - de tweede overdracht - is gehonoreerd. Het eerste deel van de constructie - de eerste overdracht - was reeds goedgekeurd door de belastingdienst. De terugkoopconstructie is daarmee door de belastingdienst volledig geaccepteerd.
8. De beoordeling
8.1. Ten aanzien van het eerste onderdeel van de klacht oordeelt het hof dat, nu de notaris niet heeft kunnen aantonen dat hij, na de aanvankelijke afspraak dat niet onmiddellijk tot betaling zou worden overgegaan, instructies heeft ontvangen van klagers om het bedrag aan Nedzorg/McCarthey te voldoen, zijn handelwijze voor zijn rekening en verantwoording dient te komen. Klagers betwisten immers ten stelligste hetgeen de notaris in het kader van zijn verweer heeft genoemd, te weten dat hij het bedrag heeft overgemaakt na telefoongesprekken met klager sub 1, McCarthey en Veenema, waarbij klager sub 1 uitdrukkelijk akkoord zou zijn gegaan met die betaling. De notaris heeft op geen enkele wijze schriftelijk kunnen aantonen dat de gang van zaken aldus is geweest. Het hof is van oordeel dat in casu niet tot uitbetaling had mogen overgaan dan nadat hij een schriftelijke bevestiging had ontvangen dat zij hiermee instemden, dan wel anderszins in staat was om zonder meer aan te tonen dat hij daartoe instructies had gekregen.
8.2. Ten aanzien van het tweede onderdeel van de klacht oordeelt het hof, anders dan de kamer, dat de door de notaris gekozen constructie niet onjuist is geweest. Blijkens de uiteenzettingen van de notaris heeft hij weloverwogen voor deze constructie gekozen nadat hij hierover contact had gehad met een collega –notaris en de belastingdienst. Voorts is gebleken dat de belastingdienst, in overeenstemming met de geldende belastingwetgeving, het terugkooprecht als een ontbindende voorwaarde beschouwt. Overigens is ook ter zitting van het hof gebleken dat de belastingdienst de constructie in het onderhavige geval heeft geaccepteerd en dat het verzoek om teruggave van de overdrachtsbelasting is gehonoreerd.
Ten aanzien van de door klagers gestelde antedatering overweegt het hof dat het weliswaar onzorgvuldig is van de notaris dat hij de onjuiste datum niet heeft gesignaleerd, doch dat er voor het overige niet is gebleken van opzettelijk handelen van de notaris. De notaris heeft ook gesteld dat hij deze slordigheid betreurt. Voorts neemt het hof hierbij in aanmerking dat de datering van de overeenkomsten er niet toe doet, zolang de beide overeenkomsten maar gelijktijdig bij de belastingdienst ter registratie worden aangeboden, hetgeen ook is gebeurd. Het hof komt dan ook tot het oordeel dat het tweede onderdeel van de klacht ongegrond is.
8.3. Het hof acht de handelwijze van de notaris die aan de orde is gesteld in het eerste klachtonderdeel dermate ernstig dat hiervoor de maatregel van berisping wordt opgelegd.
8.4. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel thans niet ter zake dienend, buiten beschouwing blijven.
8.5. Het vorenoverwogene leidt mitsdien tot de volgende beslissing.
9. De beslissing
Het hof:
In de zaak met rekestnummer 947/2006 NOT en rekestnummer 961/2006 NOT:
- vernietigt de bestreden beslissing en opnieuw rechtdoende:
- verklaart het eerste onderdeel van de klacht gegrond en legt aan de notaris hiervoor de maatregel van berisping op;
- verklaart de klacht voor het overige ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mrs. N.A.M. Schipper, A.D.R.M. Boumans en P.J.N. van Os en uitgesproken ter openbare terechtzitting van donderdag 23 november 2006 door de rolraadsheer.
KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTARISSEN EN KANDIDAAT-NOTARISSEN TE AMSTERDAM
Beslissing van 23 mei 2006 op de klacht met nummers 323178 / NT 05-50 Pee van:
1. [X],
en
2. [Y],
beiden wonende te [plaats],
raadsman mr. B.M. Breedijk,
tegen:
mr. [Z],
notaris te [plaats].
Het verloop van de procedure
De kamer is uitgegaan van de volgende stukken:
- klaagschrift met bijlagen van 8 augustus 2005;
- verweerschrift met bijlagen van 4 oktober 2005;
- repliek met bijlage van 31 oktober 2005;
- dupliek met bijlage van 13 december 2005;
- aanvullend klaagschrift met bijlagen van 9 januari 2006;
- aanvullend verweerschrift van 9 februari 2006;
- brief met bijlagen van de notaris aan de kamer van toezicht van 3 april 2006;
- brief van de raadsman van klagers aan de kamer van toezicht van 20 april 2006.
Bij de behandeling van de klacht op 30 maart 2006 zijn zowel klagers, vergezeld van hun raadsman, als de notaris verschenen. Beide partijen hebben het woord gevoerd en hun standpunten uiteengezet. Uitspraak is bepaald op 23 mei 2006. Klager sub 1 zal hierna worden aangeduid als [X], tezamen zullen klagers [X] c.s. worden genoemd.
De feiten
1. Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:
a. In verband met financiële problemen heeft [X] c.s. zijn woonhuis aan de ouders van [X], verder te noemen de ouders, verkocht. Daarbij heeft hij zich het recht voorbehouden het huis binnen vijf jaar terug te kopen. De notaris heeft de koopakte opgesteld.
b. De transportakte is op 22 april 2005 ten overstaan van de notaris verleden. Deze akte luidt, voorzover van belang:
“Juridische staat van het Verkochte
Artikel 2.
2.1 Verkoper staat ervoor in dat aan Koper eigendom wordt geleverd:
a. die onvoorwaardelijk en niet aan inkorting of ontbinding of welke vernietiging dan ook onderhevig is. (...)
Ontbinding.
Artikel 6.
Alle ontbindende voorwaarden die zijn overeengekomen in het Koopcontract of in nadere overeenkomsten die op de koop betrekking hebben, zijn thans uitgewerkt en komen bij deze geheel te vervallen. Noch Verkoper noch Koper kan zich derhalve ter zake van deze koop en levering op enige ontbindende voorwaarde beroepen.”
Bij het ondertekenen van de leveringsakte heeft [X] c.s. de notaris opdracht gegeven om een aantal posten op de nota van afrekening, waaronder een schuld aan Nedzorg B.V. van € 45.000,=, niet onmiddellijk uit te betalen.
c. Tegelijk met het tekenen van de leveringsakte op 22 april 2005 hebben [X] c.s. en de ouders een koopcontract ondertekend waarbij laatstgenoemden het huis aan [X] c.s. hebben terugverkocht.
d. Op 29 april 2005 heeft de notaris het bedrag van € 45.000,=, opverzoek van McCarthy, aan Nedzorg, een onderneming van McCarthy overgemaakt.
e. Op 11 mei 2005 heeft de notaris een herziene versie van de terugkoopakte, gedateerd op 22 april 2006, ter ondertekening aan [X] c.s. en de ouders voorgelegd en deze vervolgens zelf ondertekend.
f. Op 18 mei 2005 heeft de notaris de transportakte en de herziene koopakte ter inschrijving bij het Kadaster aangeboden.
De klacht
2.1 De klacht valt uiteen in twee onderdelen. Ten eerste beklaagt [X] c.s. zich erover
dat de notaris het bedrag van € 45.000,= zonder zijn toestemming aan McCarthy heeft uitbetaald. [X] c.s. heeft dit klachtonderdeel, voorzover van belang, als volgt toegelicht. Anders dan de notaris stelt heeft [X] c.s. na 22 april 2005 geen toestemming voor de overboeking verleend. [X] c.s. betwist de vordering van Nedzorg namelijk. McCarthy was betrokken bij de bemiddeling ten behoeve van de door klagers verkregen hypotheek en heeft voor zijn diensten in dit verband aanspraak gemaakt op een vergoeding van € 45.000,=. McCarthy heeft [X] onder zware druk gezet om de betreffende factuur voor akkoord te tekenen. [X] heeft de factuur ondertekend omdat McCarthy hem had toegezegd dat hij een creditfactuur voor datzelfde bedrag van € 45.000,= zou ontvangen voordat er enig geldbedrag aan McCarthy zou hoeven worden betaald. In feite had Nedzorg dus geen vordering op [X] c.s. Omdat [X] c.s. tot het moment van levering geen creditnota van McCarthy had ontvangen, heeft hij de notaris opdracht gegeven voorlopig niet over te gaan tot voldoening van de betreffende factuur. Overigens moet de notaris bekend worden verondersteld met de onduidelijkheden rond deze factuur. Hij beschikte namelijk over meerdere aanwijzingen – in de vorm van schriftelijke verklaringen van McCarthy – dat McCarthy niets meer van [X] c.s. te vorderen had. Ook correspondeert het KvK-nummer dat op de nota staat vermeld niet met Nedzorg, en het vermelde Postbankrekeningnummer is volgens de Postbank nooit uitgegeven. Ondanks deze, voor de notaris kenbare, onduidelijkheden en ondanks het feit dat [X] c.s. hem opdracht had gegeven het bedrag voorlopig niet over te maken, is de notaris na een paar dagen toch overgegaan tot overboeking. De stelling van de notaris dat een opschorting van één of twee dagen was afgesproken is onjuist, en het nut van een dergelijke afspraak ontgaat [X] c.s. Door de factuur van Nedzorg onder deze omstandigheden te voldoen heeft de notaris gehandeld in strijd met de zorgvuldigheid die van hem mag worden verwacht.
2.2 Het tweede klachtonderdeel betreft de terugkoopakte. Volgens [X] c.s. bevat deze akte fouten, waardoor teruglevering aan hen niet zonder heffing van overdrachtsbelasting kan plaatsvinden en de op de eerdere levering betaalde overdrachtsbelasting niet kan worden teruggevorderd. Zo is het recht van wederinkoop – dat een ontbindende voorwaarde vormt – strijdig met de artikelen 2.1 sub a en artikel 6 van de leveringsakte. Verder is de herziene terugkoopakte weliswaar – net als de eerdere versie – gedateerd op 22 april 2005, maar deze is eerst op 11 mei ondertekend, zodat sprake is van antidatering. De notaris heeft te kennen gegeven het transport ondanks deze fouten wel te willen uitvoeren, hetgeen volgens [X] c.s. niet kan zonder frauduleuze handelingen en waartoe hij zich door de notaris onder druk gezet voelt. [X] c.s. heeft een andere notaris benaderd voor de overdracht, maar die wilde niet meewerken aan de gehanteerde constructie.
Het verweer
3.1 Ten aanzien van de factuur van Nedzorg heeft de notaris, kort gezegd, aangevoerd dat ten tijde van het passeren van de akte en het uitbetalen van de gelden, de schuld aan Nedzorg vaststond en niet door [X] c.s. werd betwist. De factuur van Nedzorg staat vermeld op een door [X] c.s. en hun hypotheekadviseur, de heer R.C.A. Veenema, opgestelde lijst van schuldeisers en [X] heeft de factuur voor akkoord ondertekend. Tijdens het passeren is afgesproken dat de notaris een aantal posten op de nota van afrekening, waaronder de factuur van Nedzorg, niet onmiddellijk zou voldoen, maar dat daarover nog nader overleg zou plaatsvinden. Op 29 april 2005 heeft de notaris de factuur voldaan, nadat hij daarvoor van [X] toestemming had gekregen. Tot 27 mei 2005 heeft [X] c.s. de notaris op geen enkele wijze te kennen gegeven dat hij het niet eens was met de overboeking aan Nedzorg, hoewel zij elkaar nog hebben gesproken tijdens de bijeenkomst op 25 mei 2005.
3.2 Met betrekking tot de beweerdelijk ondeugdelijke terugkoopconstructie heeft de notaris, samengevat, aangevoerd, dat hij onderzoek heeft gedaan naar de gehanteerde constructie. Hij heeft navraag gedaan bij een collega die de constructie al zo’n 40 à 50 maal heeft gebruikt, waarbij nooit een probleem omtrent de overdrachtsbelasting is ontstaan. Dat een andere notaris de akte op andere wijze zou hebben opgesteld maakt niet dat de akte in haar huidige vorm fouten bevat. De notaris heeft erkend dat hij de verbeterde versie van de terugkoopakte, die gedateerd is op 22 april 2005, pas op een latere datum heeft ondertekend, maar volgens de notaris is dit punt van geen belang. Hij voert aan dat voor de terugkoopconstructie slechts vereist is dat de leveringsakte en de terugkoopakte tegelijkertijd ter registratie worden aangeboden. Dit is gebeurd op 18 mei 2005, aldus de notaris.
De beoordeling
4.1 Op grond van artikel 98 lid 1 Wet op het notarisambt (Wna) zijn notarissen en kandidaat-notarissen aan tuchtrecht onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling of een op deze wet berustende verordening, hetzij met de zorg die zij als notarissen of kandidaat-notarissen behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris niet betaamt. Thans staat ter beoordeling of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.
4.2 Met betrekking tot de factuur van Nedzorg geldt het volgende. De notaris stelt dat hij, na de eerdere opdracht om de betaling op te schorten, toestemming van [X] heeft ontvangen om de gelden uit te betalen. Klagers ontkennen dit. Bij gebrek aan schriftelijke bevestigingen van gemaakte afspraken is het voor de kamer niet mogelijk om de feiten vast te stellen, zodat dit onderdeel ongegrond zal worden verklaard. Wel verdient opmerking dat de notaris er goed aan zou doen om afspraken met betrekking tot het betalingsverkeer op schrift te stellen. Voorzover klagers zich op het standpunt stellen dat de notaris niet tot uitbetaling had mogen overgaan, omdat hij beschikte over diverse stukken waaruit zou blijken dat de factuur van Nedzorg een dubieus karakter had, merkt de kamer op dat nu [X] deze factuur voor akkoord heeft getekend, de notaris niet gehouden was om uit eigener beweging te controleren of Nedzorg daadwerkelijk een vordering op [X] had.
4.3 Met betrekking tot de ondeugdelijke terugkoopconstructie is de kamer van oordeel dat de notaris de daarvoor benodigde akten onoordeelkundig heeft opgesteld. Zo heeft de notaris in de leveringsakte verklaard dat er geen sprake is van een ontbindende voorwaarde, terwijl dit wel degelijk het geval was, namelijk het recht van wederinkoop. Dat de akten niet goed zijn geconstrueerd, blijkt ook uit het feit dat de notaris een nieuwe terugkoopakte heeft opgesteld. Verder is, anders dan de notaris heeft aangevoerd, niet zozeer van belang dat beide akten tegelijkertijd ter registratie worden aangeboden, maar dat op het moment van levering al de intentie is vastgelegd om het huis terug te kopen. Verder heeft de notaris, toen hem was gebleken dat de terugkoopakte niet voldeed, in plaats van de akte te rectificeren, een nieuwe akte opgesteld met als datum 22 april 2005 en deze – zo heeft de notaris ter zitting erkend – op een latere datum ondertekend. Aan dit handelen van de notaris tilt de kamer zwaar. Een van de kerntaken van het notariaat is het vaststellen op welk moment bepaalde rechtshandelingen worden verricht. Aan deze kerntaak heeft de notaris getornd door de tweede akte te antidateren. Hiermee heeft de notaris gehandeld in strijd met de zorgvuldigheid waarmee hij zijn ambt dient uit te oefenen, alsmede met artikel 40, tweede lid sub e Wna. Dit klachtonderdeel is dan ook gegrond.
4.4 De kamer acht het antidateren van de tweede terugkoopakte en het gebrek aan inzicht van de notaris in de onjuistheid van zijn handelen zodanig ernstig, dat de maatregel van berisping passend voorkomt. Bij dit oordeel is mede betrokken het feit dat de notaris niet eerder met de kamer van toezicht in aanraking is gekomen, alsmede dat de notaris met de herziene terugkoopakte van 11 mei 2005 niet de bedoeling heeft gehad af te wijken van hetgeen op 22 april 2005 was overeengekomen.
4.5 Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.
Beslissing
De kamer van toezicht:
- verklaart de klacht gegrond;
bepaalt dat aan de notaris de tuchtrechtelijke maatregel van berisping.wordt opgelegd.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.A.J. Peeters, voorzitter, S.G. Ellerbroek, A.J.W.M. van Hengstum, A.J.H.M. Janssen en R.H. Meppelink, leden, in tegenwoordigheid van mr. E. van Bennekom, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 23 mei 2006.
mr. E. van Bennekom, mr. J.A.J. Peeters,
secretaris. voorzitter.
Tegen deze beslissing staat hoger beroep open bij het Gerechtshof te Amsterdam (postbus 1312, 1000 BH Amsterdam) binnen 30 dagen na de dag van verzending van de aangetekend verzonden kennisgeving.