ECLI:NL:GHAMS:2006:AZ2022
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- R.J.M. Smit
- G.J. Driessen-Poortvliet
- D.W.J.M. Pessers
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake eenhoofdig gezag na eerdere beschikking
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de moeder tegen een beschikking van de rechtbank te Amsterdam van 22 februari 2006, waarin het verzoek om eenhoofdig gezag werd afgewezen. De moeder had eerder, op 18 januari 2006, een verzoek ingediend voor eenhoofdig gezag, maar de rechtbank had in die beschikking geen expliciete beslissing genomen over het gezag. De vader had vervolgens verzocht om aanvulling van de beschikking, wat leidde tot de beschikking van 22 februari 2006. De moeder was van mening dat de rechtbank had moeten beslissen op haar verzoek en is daarom in hoger beroep gegaan.
Tijdens de zitting op 21 september 2006 werd enkel de ontvankelijkheid van het hoger beroep besproken. Het hof oordeelde dat de beschikking van 22 februari 2006 niet als een verbetering van de eerdere beschikking van 18 januari 2006 kan worden beschouwd, maar als een aanvulling. Dit betekent dat de moeder tijdig in hoger beroep is gekomen en ontvankelijk is in haar beroep. Het hof heeft bepaald dat de zaak op 27 november 2006 verder mondeling behandeld zal worden en dat partijen en de Raad voor de Kinderbescherming hiervoor zullen worden opgeroepen. Tevens is er de mogelijkheid om beroep in cassatie in te stellen tegen deze tussenbeschikking.
De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van het Gerechtshof Amsterdam, waarbij de rechters R.J.M. Smit, G.J. Driessen-Poortvliet en D.W.J.M. Pessers betrokken waren. De griffier was mr. J.I. Heuvelhorst. De beschikking werd openbaar uitgesproken op 5 oktober 2006.