ECLI:NL:HR:2007:BA5199
Hoge Raad
- Cassatie
- D.H. Beukenhorst
- E.J. Numann
- A. Hammerstein
- F.B. Bakels
- C.A. Streefkerk
- W.D.H. Asser
- Rechtspraak.nl
Echtscheidingsprocedure en eenhoofdig gezag over minderjarig kind
In deze zaak gaat het om een geschil tussen voormalige echtelieden over de toekenning van het eenhoofdig gezag over hun minderjarige kind in het kader van een echtscheidingsprocedure. De man heeft op 7 december 2004 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank Amsterdam om de echtscheiding uit te spreken, met nevenvoorzieningen. De vrouw heeft hierop gereageerd met een verzoek om echtscheiding en zelfstandige verzoeken. De rechtbank heeft op 27 juli 2005 de echtscheiding uitgesproken en op 18 januari 2006 een beslissing genomen over enkele nevenvoorzieningen, waarbij de behandeling van andere verzoeken werd aangehouden. Op 22 februari 2006 heeft de rechtbank de beschikking van 18 januari 2006 verbeterd, maar het verzoek van de vrouw om eenhoofdig gezag afgewezen.
De vrouw heeft hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van 22 februari 2006, maar de man heeft zich op het standpunt gesteld dat de vrouw niet-ontvankelijk was in haar beroep wegens termijnoverschrijding. Het gerechtshof te Amsterdam heeft de vrouw echter ontvankelijk verklaard in haar hoger beroep. De man heeft cassatie ingesteld tegen deze beslissing van het hof.
De Hoge Raad heeft in zijn uitspraak van 13 juli 2007 geoordeeld dat de beslissing van het hof om de vrouw ontvankelijk te verklaren in haar hoger beroep juist was. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de rechtbank de beschikking van 22 februari 2006 niet als een verbetering, maar als een aanvulling op de eerdere beschikking van 18 januari 2006 had moeten kwalificeren. Dit heeft gevolgen voor de termijn waarbinnen de vrouw haar hoger beroep kon instellen. De Hoge Raad heeft het beroep van de man verworpen, waarmee de beslissing van het hof in stand blijft.