ECLI:NL:GHAMS:2006:AZ2018
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- J.A.M. de Wit
- S. Clement
- F.A.A. Duynstee
- Rechtspraak.nl
Afwijking van de leer van de bindende eindbeslissing in een familiezakenprocedure
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam, gaat het om een hoger beroep in een familiezakenprocedure. De appellant, aangeduid als de man, en de geïntimeerde, aangeduid als de vrouw, zijn betrokken in een geschil over partneralimentatie. Het hof verwijst naar eerdere tussenbeschikkingen van 8 september 2005 en 2 maart 2006, waarin belangrijke beslissingen zijn genomen over de bewijsvoering en de beoordeling van de financiële situatie van de vrouw. De man had in een eerdere zitting de mogelijkheid gekregen om bewijs te leveren over de inkomsten van de vrouw, maar heeft uiteindelijk besloten om van het horen van getuigen af te zien.
De tussenbeschikking van 2 maart 2006 leidde tot onvrede bij de vrouw, die zich niet in staat voelde om adequaat te reageren op de argumenten van de man. Dit leidde tot een schending van het beginsel van hoor en wederhoor, wat door het hof werd erkend. Het hof oordeelde dat de beslissing van 2 maart 2006, waarin een eindbeslissing was genomen, niet kon worden gehandhaafd vanwege de schending van procesrechtelijke regels. Het hof besloot daarom om een nadere mondelinge behandeling te plannen op 30 november 2006, zodat beide partijen hun standpunten opnieuw konden toelichten.
De uitspraak van het hof benadrukt het belang van het beginsel van hoor en wederhoor in juridische procedures en de noodzaak om ervoor te zorgen dat alle partijen de kans krijgen om hun argumenten naar voren te brengen. De beslissing om de eerdere eindbeslissing te heroverwegen, toont de bereidheid van het hof om recht te doen aan de procesrechtelijke waarborgen, zelfs in gevallen waar eerder een definitieve uitspraak was gedaan. De zaak illustreert de complexiteit van familiezaken en de noodzaak voor zorgvuldige procesvoering.