ECLI:NL:GHAMS:2006:AY7003

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
10 augustus 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
1226/05 GDW
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen gerechtsdeurwaarder inzake incassokosten en informatieplicht

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 10 augustus 2006 uitspraak gedaan in hoger beroep over een klacht tegen een gerechtsdeurwaarder. De klacht was ingediend door een klager die de gerechtsdeurwaarder had belast met het incasseren van een vordering op een debiteur. De klager verwijt de gerechtsdeurwaarder dat hij niet voldoende informatie heeft verstrekt over de incassokosten en de stappen die hij had ondernomen om deze kosten te verhalen. De gerechtsdeurwaarder had de klager in verschillende brieven en e-mails geïnformeerd over de stand van zaken, maar de klager vond dat hij niet adequaat was geïnformeerd, vooral na een bepaalde datum. Het hof heeft vastgesteld dat de gerechtsdeurwaarder in zijn informatieplicht tekort is geschoten, maar dat niet alle klachtonderdelen gegrond zijn. Het hof heeft de beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders gedeeltelijk vernietigd en de maatregel van berisping opgeheven. De beslissing van het hof houdt in dat de gerechtsdeurwaarder niet verwijtbaar heeft gehandeld in alle aspecten van de klacht, maar dat er wel tekortkomingen waren in de communicatie met de klager. De uitspraak benadrukt het belang van goede communicatie en informatievoorziening door gerechtsdeurwaarders naar hun cliënten toe.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
Beslissing van 10 augustus 2006 in de zaak onder rekestnummer 1226/05 GDW van:
[...],
gerechtsdeurwaarder te [...],
APPELLANT,
t e g e n
[...],
wonende te [...],
GEÏNTIMEERDE.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Ter griffie van het hof alhier is op 10 augustus 2005 ingekomen een verzoekschrift - met bijlagen - van de zijde van appellant, verder te noemen de gerechtsdeurwaarder, waarbij hij tijdig hoger beroep heeft ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam, verder te noemen de kamer, van 12 juli 2005, waarbij de klacht van de gerechtsdeurwaarder tegen de geïntimeerde, verder te noemen klager, deels gegrond is verklaard onder oplegging van de maatregel van berisping aan de gerechtsdeurwaarder en voor het overige ongegrond is verklaard.
1.2. Van de zijde van klager is op 2 september 2005 een verweerschrift ter griffie van het hof ingekomen.
1.3. De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 27 april 2006. Klager en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Zij hebben het woord gevoerd, de gerechtsdeurwaarder aan de hand van een pleitnotitie.
2. De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie alsmede van de hiervoor genoemde stukken.
3. De feiten
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
4. Het standpunt van klager
4.1. Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder dat hij heeft geweigerd klager kenbaar te maken op welke manier hij heeft geprobeerd de incassokosten op de crediteur te verhalen.
4.2. Voorts wordt de gerechtsdeurwaarder verweten dat hij heeft nagelaten klager na de brief van 29 maart 2003 nader te informeren.
4.3. Bovendien verwijt klager de gerechtsdeurwaarder dat hij klager de mogelijkheid heeft onthouden om zelf een afweging te maken ten einde een juridische procedure te beginnen om al dus de incassokosten te innen.
4.4. Ook wordt de gerechtsdeurwaarder verweten dat hij de brief van 19 april 2004 op een onwelvoeglijke manier heeft beantwoord.
4.5. Eveneens verwijt klager de gerechtsdeurwaarder dat hij zijn antwoord onder punt 4 bij brief van 19 april 2004 in strijd met de waarheid heeft geformuleerd.
4.6. Ten slotte verzoekt klager om een vergoeding van de door hem gemaakte kosten.
5. Het standpunt van de gerechtsdeurwaarder
5.1. De gerechtsdeurwaarder betwist de stellingen van klager en verweert zich als volgt.
5.2. Naar aanleiding van het klachtonderdeel betreffende het verhaal van de incassokosten heeft de gerechtsdeurwaarder verwezen naar de brief van 21 februari 2003 waarin hij de debiteur heeft aangemaand tot betaling van de hoofdsom en een bedrag aan incassokosten. Hierop is de hoofdsom aan klager voldaan, waarna de gerechtsdeurwaarder de debiteur bij brief van 27 februari 2003 nogmaals heeft aangeschreven tot betaling van de incassokosten. Bij brief van 13 maart 2003 heeft de gerechtsdeurwaarder klager terzake hiervan op de hoogte gesteld. Bij brief van 13 maart 2003 heeft de gerechtsdeurwaarder de debiteur nogmaals aangeschreven tot betaling van de incassokosten.
Bij e-mailbericht van 21 maart 2003 heeft de gerechtsdeurwaarder klager uitgelegd wat hij had ondernomen om de debiteur tot betaling van de incassokosten te bewegen.
5.3. Ten aanzien van het klachtonderdeel betreffende het niet nader informeren van klager naar aanleiding van de brief van 29 maart 2003 heeft de gerechtsdeurwaarder naar voren gebracht dat de brief van 29 maart 2003 geen nieuwe instructies bevatte, zodat de gerechtsdeurwaarder geen verdere acties heeft ondernomen.
5.4. Naar aanleiding van het klachtonderdeel betreffende het onthouden van de mogelijkheid aan klager om zelf een afweging te maken ten einde een juridische procedure te starten heeft de gerechtsdeurwaarder verklaard dat klager bij mail van 23 maart 2003 de gerechtsdeurwaarder duidelijk heeft aangeven nog twee weken met de procedure te willen wachten. Hierop zijn geen nieuwe instructies van klager gevolgd. Daarom heeft de gerechtsdeurwaarder niets ondernomen.
5.5. Vervolgens heeft de gerechtsdeurwaarder betoogd dat hij met betrekking tot de brief van 19 april 2004 geenszins de bedoeling heeft gehad om klager onheus te bejegenen.
5.6. Ten slotte heeft de gerechtsdeurwaarder naar voren gebracht dat hij klager afdoende heeft geïnformeerd.
6. De beoordeling
6.1. Het onderzoek in hoger beroep heeft naar het oordeel van het hof niet geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de kamer, waarmee het hof zich verenigt, behoudens voor zover het betreft punt 4.3. in de beslissing van de kamer.
Het hof is van oordeel dat - gelet op de inhoud van de brief van klager gedateerd 29 maart 2003 - niet geconcludeerd kan worden dat deze brief een nadere instructie dan wel nadere informatie bevat voor de gerechtsdeurwaarder. Van de gerechtsdeurwaarder kan dan ook niet gevergd worden dat hij klager nadere informatie verschafte. Dit klachtonderdeel is tevergeefs voorgesteld.
Het hof zal de beslissing van de kamer op dat punt vernietigen en dit klachtonderdeel ongegrond verklaren. Dit brengt met zich mee dat één klachtonderdeel, in de beschikking van de kamer aangeduid met c, gegrond blijft. Dit klachtonderdeel oordeelt het hof echter niet dermate verwijtbaar dat een maatregel gerechtvaardigd is. De maatregel van berisping kan dan ook niet in stand kan blijven. De beslissing zal ook op dit punt worden vernietigd.
6.2. Het verzoek van klager om de gerechtsdeurwaarder te veroordelen in de door klager gemaakte kosten zal het hof passeren, reeds omdat in de onderhavige tuchtprocedure hiervoor geen plaats is.
6.3. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht kan, als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als in deze procedure niet ter zake dienend, buiten beschouwing blijven.
6.4. Het vorenoverwogene leidt mitsdien tot de volgende beslissing.
7. De beslissing
Het hof:
- vernietigt de beslissing van de kamer van 12 juli 2005 voor wat betreft klachtonderdeel b en de maatregel van berisping; en in zoverre opnieuw rechtsdoende:
- verklaart klachtonderdeel b ongegrond;
- legt aan de gerechtsdeurwaarder geen maatregel op;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.D.R.M. Boumans, P.J.N. van Os en L.J. Saarloos en uitgesproken ter openbare terechtzitting van donderdag 10 augustus 2006 door de rolraadsheer.
Kamer voor Gerechtsdeurwaarders te Amsterdam
Beschikking van 12 juli 2005 als bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met zaaknummer 150.2004 van:
[ ],
wonende te [ ],
klager,
tegen:
[ ],
gerechtsdeurwaarder te [ ],
beklaagde.
Verloop van de procedure
Bij brief met bijlagen van 1 mei 2004 heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna de gerechtsdeurwaarder.
Bij brief met bijlagen van 7 juni 2004 heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd.
Bij brief van 30 mei 2005 heeft de gerechtsdeurwaarder medegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen.
De klacht is behandeld ter terechtzitting van 31 mei 2005, alwaar klager is verschenen
Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.
De uitspraak is bepaald op 12 juli 2005.
Gronden van de beslissing
1. De feiten
Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:
a) Ter afhandeling van een schade heeft een bouwbedrijf (hierna: de debiteur) klager op 15 januari 2003 een creditnota verzonden voor een bedrag van € 2.400,00. Het bedrag zelf was echter niet voldaan.
b) Klager heeft de gerechtsdeurwaarder op 21 februari 2003 belast met het incasso van de vordering op de debiteur. Klager heeft de gerechtsdeurwaarder € 142,80 dossierkosten betaald.
c) Bij brief van 21 februari 2003 heeft de gerechtsdeurwaarder de debiteur aangemaand de vordering te voldoen en daarbij € 483,14 incassokosten in rekening gebracht.
d) Bij mailbericht van 26 februari 2003 heeft klager de gerechtsdeurwaarder medegedeeld het verschuldigde bedrag van € 2.400,00 op zijn rekening te hebben ontvangen en aan de gerechtsdeurwaarder gevraagd welke maatregelen hij kon nemen om de dossierkosten op de debiteur te verhalen.
e) Bij brief van 27 februari 2003 heeft de gerechtsdeurwaarder de debiteur aangemaand voor de restantschuld ad € 502,92.
f) De gerechtsdeurwaarder heeft klager bij brief van 13 maart 2003 het volgende geschreven:”In bovengenoemde zaak kan ik u berichten dat wij betrokkene hebben aangeschreven voor het betalen van incassokosten. Indien betrokkene weigert de incassokosten te betalen kunnen wij niets anders doen dan een procedure starten bij de kantonrechter, u zult hieromtrent te zijner tijd een voorschotnota ontvangen ad € 250,00. Indien u de zaak voor de incassokosten niet wenst door te zetten komen deze kosten geheel voor uw rekening. De dossierkosten ad € 142,80 kunnen wij (wettelijk) niet verhalen op betrokkene en zijn geheel voor uw rekening...”.
g) Bij mailbericht van 15 maart 2003 heeft klager de gerechtsdeurwaarder verzocht hem te informeren over de hoogte van de incassokosten, op welk verzoek de gerechtsdeurwaarder bij mailbericht van 17 maart 2003 heeft medegedeeld dat het openstaande bedrag € 511,20 bedroeg.
h) Bij mailbericht van 15 maart 2003 heeft klager de gerechtsdeurwaarder verzocht hem mede te delen wat hij de gerechtsdeurwaarder nog verschuldigd was voor zijn diensten om de crediteur het verschuldigde ad € 2400 te laten voldoen, dus exclusief de kosten van een eventuele nog te voeren procedure bij het kantongerecht.
i) Bij mailbericht van 21 maart 2003 heeft de gerechtsdeurwaarder klager medegedeeld dat de dossierkosten niet op de debiteur verhaald konden worden, dat er nog een bedrag ad € 511,20 openstond, voor welk bedrag de debiteur was aangeschreven maar dat daar nog geen reactie op was gekomen. Verder heeft de gerechtsdeurwaarder klager medegedeeld dat er niets anders restte dan het opstarten van een procedure bij de kantonrechter en dat indien klager besloot het dossier te sluiten de kosten voor zijn rekening kwamen.
j) Bij brief van 21 maart 2003 heeft de gerechtsdeurwaarder klager een brief van de gemachtigde van de debiteur verzonden met een verzoek om commentaar op die brief.
k) Bij mailbericht van 23 maart 2003 heeft klager de gerechtsdeurwaarder bericht zich te beraden op een eventuele aan te spannen procedure voor verhaal van de incassokosten en om informatie verzocht wat de kosten zijn van een dergelijke procedure in geval de betrokkenheid van de gerechtsdeurwaarder bij die procedure beperkt zou blijven tot hetgeen wettelijk nodig was.
l) Bij brief van 29 maart 2003 heeft klager de gerechtsdeurwaarder geïnformeerd omtrent de van zijn zijde gevoerde correspondentie met de crediteur voor de overdracht van het incasso.
m) Bij brief van 16 maart 2004 heeft de gerechtsdeurwaarder klager een rekening gezonden voor € 497,42.
n) Bij mailberichten van 27 maart en 3 april 2004 heeft klager de gerechtsdeurwaarder de volgende vragen gesteld:
“1. Heeft [de crediteur] nu wel of niet de incassokosten betaald?
2. Als ze die kosten niet hebben betaald op grond van welke argumenten dan?
3. Wat heeft u aan toetsbare inspanningen gedaan om hen te bewegen de kosten toch te betalen?
4. Waarom heeft u mij gedurende het gehele jaar nooit over het verloop geïnformeerd?
o) Bij brief van 19 april 2004 heeft de gerechtsdeurwaarder hierop het volgende geantwoord:
“1. Tegenpartij heeft geen incassokosten voldaan.
2. Welk argument zij hanteren om niet te betalen weet ik niet, zal wel hetzelfde zijn om uw nota in eerste instantie niet te betalen. Wellicht kunt u het ze zelf vragen.
3. Ik heb betrokkenen diverse malen aangemaand tot betaling, hetgeen heeft geleid tot het betalen van de hoofdsom. De gedane inspanningen hebben tot resultaat geleid.
4. Ik heb u wel degelijk op de hoogte gehouden.”
p) Klager heeft de rekening van de gerechtsdeurwaarder onder protest voldaan.
2. De klacht
Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder dat deze:
a) heeft geweigerd aan te tonen op welke wijze hij heeft getracht de incassokosten op de crediteur te verhalen;
b) heeft nagelaten na de brief van 29 maart 2003 klager te informeren;
c) klager de mogelijkheid heeft onthouden een afweging te maken al dan niet een juridische procedure te starten ter verhaal van de incassokosten;
d) vraag 2 bij brief van 19 april 2004 op onbehoorlijke wijze heeft beantwoord;
e) in zijn antwoord onder punt 4 van zijn brief van 19 april niet de waarheid heeft verklaard, hetgeen een gerechtsdeurwaarder zwaar valt aan te rekenen.
3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder
De gerechtsdeurwaarder heeft de klachten gemotiveerd bestreden. Voor zover nodig wordt op dit verweer hierna ingegaan.
4. Beoordeling van de klacht
4.1 Bij de beoordeling van de klacht dient tot uitgangspunt dat van een gerechtsdeurwaarder mag worden verwacht dat deze cliënten op hun verzoek op de hoogte houdt van de verrichte werkzaamheden.
4.2 Ten aanzien van de klacht onder a is uit de stukken het volgende gebleken. Bij brief van 21 februari 2003 heeft de gerechtsdeurwaarder de debiteur aangemaand tot betaling van de hoofdsom en een bedrag aan incassokosten. Hierop is de hoofdsom aan klager voldaan, waarna de gerechtsdeurwaarder de debiteur bij brief van 27 februari 2003 nogmaals heeft aangeschreven tot betaling van de incassokosten. Bij brief van 13 maart 2003 heeft de gerechtsdeurwaarder klager op de hoogte gesteld van het feit dat hij de debiteur had aangeschreven tot betaling van de incassokosten. Bij brief van 13 maart 2003 heeft de gerechtsdeurwaarder de debiteur nogmaals aangeschreven tot betaling van de incassokosten.
Bij e-mailbericht van 21 maart 2003 heeft de gerechtsdeurwaarder klager uitgelegd wat hij had ondernomen om de debiteur tot betaling van de incassokosten te bewegen.
Naar het oordeel van de Kamer volgt hieruit dat de gerechtsdeurwaarder aan klager afdoende uitleg heeft verschaft op dit punt zodat klachtonderdeel a geen doel kan treffen.
4.3 Ten aanzien van klachtonderdeel b is de gerechtsdeurwaarder naar het oordeel van de Kamer tekort geschoten in zijn informatieplicht jegens klager en heeft hij hier geen enkele plausibele verklaring voor kunnen geven. Dit klachtonderdeel is terecht voorgesteld.
4.4 Ten aanzien van klachtonderdeel c lag naar het oordeel van de Kamer het initiatief bij de gerechtsdeurwaarder om klager mede te delen wat de kosten waren voor het starten van een kantonprocedure indien – als door klager aangegeven in zijn e-mail van 23 maart 2003 – de betrokkenheid van de gerechtsdeurwaarder beperkt zou blijven tot hetgeen wettelijk strikt noodzakelijk was. Gesteld noch gebleken is dat de gerechtdeurwaarder op dit punt klager enige duidelijkheid heeft verschaft, zodat ook dit klachtonderdeel terecht is voorgesteld.
4.5 Voor wat betreft klachtonderdeel d geldt dat de reden waarom de incassokosten door de debiteur werden betwist, is vermeld in de brief van de gemachtigde van de debiteur van 17 maart 2003, welke brief door de gerechtsdeurwaarder op 21 maart 2003 aan klager is toegezonden. Alhoewel het door de gerechtsdeurwaarder in zijn brief van 19 april 2004 gegeven antwoord onder punt 2 dus feitelijk onjuist en ook ongelukkig geformuleerd is, dient deze klacht bij gebrek aan belang ongegrond te worden verklaard.
4.6 Ten slotte geldt voor klachtonderdeel e dat klager afdoende is geïnformeerd tot 29 maart 2003 en daarna niet meer, hetgeen al is overwogen bij de klachtonderdelen a en b zodat dit klachtonderdeel geen verdere bespreking behoeft.
5. De klacht dient op grond van het voorgaande deels gegrond te worden verklaard. Naar het oordeel van de Kamer is er aanleiding tot het opleggen van na te melden maatregel over te gaan, zodat wordt beslist als volgt.
BESLISSING
De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:
? verklaart de klachtonderdelen b en c gegrond;
? legt de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op;
? verklaart de overige klachtonderdelen ongegrond.
Aldus gegeven door mr. S.G. Ellerbroek, voorzitter, M.M. Beins en M.J-M.L. Baudoin (plaatsvervangende) leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 juli 2005 in tegenwoordigheid van de secretaris.
Coll.:
Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.