ECLI:NL:GHAMS:2006:AY6612

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 augustus 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
1474/2005 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tuchtrechtelijke klacht tegen notarissen inzake partijdigheid en zorgvuldigheid bij akte van verdeling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 17 augustus 2006 uitspraak gedaan in hoger beroep over een klacht van klager tegen notarissen inzake de totstandkoming van een akte van verdeling na een echtscheiding. Klager verwijt notaris sub 1 dat hij bij het opstellen van de akte uitsluitend is afgegaan op informatie van de advocaat van zijn ex-echtgenote, mr. A. Morijn, zonder zelf navraag te doen bij klager. Klager stelt dat hierdoor de notaris partijdig heeft gehandeld en dat hij gedwongen is om een akte te ondertekenen die niet overeenstemde met zijn wil. Het hof heeft vastgesteld dat de notaris meerdere pogingen heeft gedaan om contact met klager te leggen, maar dat deze contacten niet tot stand zijn gekomen. De notaris heeft een conceptakte opgesteld op basis van de informatie van mr. Morijn en deze ter goedkeuring aan klager voorgelegd. Het hof oordeelt dat de notaris niet tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld, omdat hij mocht afgaan op de informatie van de advocaat, en dat er geen schijn van partijdigheid is gewekt. Het hof verklaart het klachtonderdeel ongegrond en vernietigt de eerdere beslissing van de kamer van toezicht. De klacht van klager wordt deels gegrond verklaard, maar er wordt geen maatregel opgelegd aan de notaris.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
Beslissing van 17 augustus 2006 in de zaak onder rekestnummer 1474/2005 NOT van:
[naam],
wonende te [plaats],
APPELLANT in het principaal appel,
GEÏNTIMEERDE in het incidenteel appel,
t e g e n
1. MR. [naam],
2. MR. [naam],
notarissen te [plaats],
3. MR. [naam],
kandidaat-notaris te [plaats],
GEÏNTIMEERDEN in het principaal appel,
APPELLANTEN in het incidenteel appel
gemachtigden: Mr. A.. Knigge en mr. B.W.A.M. Maasen.
1. Het geding in hoger beroep
1.1.Van de zijde van appellant, verder te noemen klager, is bij een op 27 september 2005 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift tijdig hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te ‘s-Gravenhage, verder te noemen de kamer, van 31 augustus 2005, waarbij de klacht van klager tegen geïntimeerden, hierna te noemen de notarissen, ten aanzien van notaris sub 1 gedeeltelijk gegrond is verklaard en voor het overige ongegrond is verklaard, zonder oplegging van een maatregel aan de notaris. Ten aanzien van de notarissen sub 2 en 3 is de klacht ongegrond verklaard.
1.2. Van de zijde van de notarissen is op 17 oktober 2005 ter griffie van het hof een stelbriefje van gemachtigde sub 1 ingekomen en is op 21 november 2005 namens de notarissen een verweerschrift tevens houdende incidenteel appel – met bijlagen – ter griffie van het hof ingediend.
1.3. Van de zijde van klager is op 7 april 2006 een reactie op het verweerschrift van de notarissen ter griffie ingekomen.
1.4. De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 13 april 2006. Klager en de notarissen, vergezeld van hun gemachtigden, zijn verschenen. Allen hebben het woord gevoerd, klager en de gemachtigde sub 2 aan de hand van een pleitnotitie.
2. De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.
3. De feiten
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. In hoger beroep heeft klager aangegeven dat de feiten onvolledig zijn weergegeven. De aanvulling van de feiten zal, voor zover noodzakelijk, bij de beoordeling door het hof worden meegewogen dan wel anderszins aan de orde komen. Partijen hebben voor het overige tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat het hof – met inachtneming van het vorenstaande – ook van die feiten uitgaat.
4. Het standpunt van klager
4.1. Klager verwijt notaris sub 1 dat hij bij het concipiëren van de akte van verdeling uitsluitend is afgegaan op de informatie die de advocaat van zijn ex-echtgenote, mr. A. Morijn, verder te noemen: mr. Morijn, aan de notaris heeft verstrekt. Daardoor is de notaris weliswaar op het verkeerde been gezet, maar hij had hij navraag kunnen doen en ook behoren te doen bij klager.
Vervolgens heeft de notaris een tweede conceptakte opgesteld waarover geen overeenstemming is bereikt maar welk concept wel door mr. Morijn in een kort geding procedure is ingebracht, samen met een brief van de notaris aan mr. Morijn, waarin hij te kennen heeft gegeven dat klager niet is verschenen op 26 november 2004 voor het ondertekenen van de akte van verdeling, overigens zonder navraag te doen omtrent de afwezigheid van klager. Op basis van deze stukken is klager veroordeeld tot medewerking aan de uitvoering van de verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap. Klager werd derhalve gedwongen om op 2 februari 2005 een akte te tekenen, waarvan de inhoud niet strookte met wat hijzelf voor ogen had. Door aldus te handelen heeft de notaris partijdig gehandeld.
4.2. Voorts wordt notaris sub 1 verweten dat hij niet vooraf een prijsafspraak heeft gemaakt met betrekking tot de door hem te verrichten werkzaamheden.
4.3. Eveneens verwijt klager notaris sub 1 dat hij klager een concept van de akte van verdeling heeft toegezonden, zonder daarbij enige uitleg te geven. Telefonische verzoeken van klager om verdere uitleg werden door de notaris als zeurderig afgedaan.
4.4. Ook wordt notaris sub 1 verweten dat hij zijn geheimhoudingsplicht heeft geschonden door zonder toestemming van klager het concept naar de [bank] te sturen.
4.5. Ten slotte verwijt klager de notarissen dat notaris sub 2 zich onaangekondigd gevoegd heeft in het gesprek van klager met notaris sub 1 op 2 februari 2005, alsmede dat notaris sub 3 zich op 4 januari 2005 onaangekondigd gevoegd heeft in het gesprek van klager met notaris sub 1. Klager heeft dit als intimiderend ervaren, nu de notarissen daardoor numeriek in de meerderheid waren. Notarissen sub 2 en 3 dienden notaris sub 1 hierover aan te spreken, door dit niet te doen kozen zij partij tegen klager.
5. Het standpunt van de notarissen
5.1. De notarissen betwisten de stellingen van klager ten stelligste en verweren zich als volgt. Nu op grond van het bepaalde in artikel 107 lid 4 Wna de zaak opnieuw in volle omvang behandeld wordt, zal het hof het door de notarissen ingestelde incidenteel hoger beroep buiten beschouwing laten als afzonderlijke rechtsingang en de daarin vervatte stellingen verwerken in hun verweer.
5.2. Notaris sub 1 heeft betoogd dat hij allerminst op het verkeerde been is gezet door mr. Morijn. De notaris heeft klager diverse concepten toegezonden met het verzoek hierover vragen te stellen, dan wel hierop commentaar te leveren. De notaris voelde zich niet verplicht om navraag te doen met betrekking tot de afwezigheid van klager bij de afspraak van 26 november 2004. De relatie met klager was moeizaam en de notaris had niet de verwachting dat klager zou verschijnen.
Voorts heeft de notaris betoogd dat op hem geen verplichting rustte om een wilscontrole uit te voeren voorafgaand aan het versturen van een conceptakte. Het aan partijen toezenden van een conceptakte voor commentaar is een algemeen aanvaard middel om wilsovereenstemming te bereiken.
5.3. Ten aanzien van het klachtonderdeel met betrekking tot het niet vooraf afspreken van een prijs voor de te verrichten werkzaamheden heeft notaris sub 1 naar voren gebracht dat klager bij brief van 28 oktober 2004 nader is geïnformeerd over de reeds gemaakte kosten.
5.4. De notaris heeft tevens naar voren gebracht dat hij klager afdoende heeft voorgelicht met betrekking tot de wijze van verdeling. Ook heeft hij naar voren gebracht dat hij door toezending van de conceptakte aan de [bank] zijn geheimhoudingsplicht niet heeft geschonden.
5.5. Met betrekking tot de klacht inzake de vermeende intimidatie van de notarissen op 4 januari en 22 februari 2005 hebben de notarissen betoogd dat aan klager voorafgaand aan de besprekingen is gevraagd of hij bezwaar had tegen de aan-wezigheid van respectievelijk notaris sub 3 op 4 januari 2005 en notaris sub 2 op 2 februari 2005. Klager heeft aangegeven tegen de aanwezigheid van geen van de notarissen bezwaar te hebben. Voorts hebben de notarissen te dien aanzien naar voren gebracht dat klager onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt welk negatief gevolg of welke intimidatie door die aanwezigheid is veroorzaakt.
5.6. Ten slotte biedt notaris sub 1 bewijs aan van al zijn stellingen in het bijzonder door middel van het horen van getuigen.
6. De beoordeling
6.1. Met de kamer is het hof van oordeel dat notaris sub 1 klager steeds in de gelegenheid heeft gesteld om op de diverse concepten van de akte van verdeling te reageren. Eveneens is het hof echter van oordeel dat de notaris in het licht van de verdelingsproblematiek meer had moeten doen dan op 26 november 2004 drie kwartier wachten op de komst van klager. In het onderhavige geval had het voor de hand gelegen dat de notaris klager naar de reden van zijn afwezigheid gevraagd zou hebben, ook al had de notaris reeds de verwachting dat klager niet op deze afspraak zou verschijnen. Dit geldt te meer nu mr. Morijn wel op de hoogte was gesteld door de notaris van het niet verschijnen van klager. Daar komt bij dat ook – zoals blijkt uit de processtukken – de stukken die ten grondslag lagen aan de verdeling op die bewuste 26 november 2004 niet compleet waren. Het hof acht dit onderdeel van de klacht terecht door klager voorgesteld.
6.2. Dat geldt echter niet voor het klachtonderdeel dat zich richt op het zich ervan vergewissen door de notaris dat klagers wil overeenstemde met het voorstel zoals geformuleerd door mr. Morijn, op welk voorstel de notaris niet bij voorbaat en uitsluitend mocht afgaan.
Blijkens de stukken heeft de notaris een aantal malen getracht met klager in contact te komen, maar zijn deze contacten niet tot stand gekomen. Eveneens is gebleken dat klager zelf contact heeft opgenomen met mr. Morijn te dier zake. Nu mr. Morijn na dit contact met klager een concept heeft geformuleerd en dit naar de notaris heeft gestuurd en de notaris vervolgens dit concept voor commentaar aan klager heeft gestuurd, is de notaris door aldus te handelen niet tuchtrechtelijk laakbaar opgetreden. De notaris mocht afgaan op hetgeen mr. Morijn heeft medegedeeld met betrekking tot het standpunt van zowel zijn cliënte als van klager. Hieruit valt niet te concluderen dat de notaris de schijn gewekt heeft dat hij partijdig heeft gehandeld. Dit onderdeel van de klacht zal het hof ongegrond verklaren en het hof zal de beslissing van de kamer op dit klachtonderdeel dan ook vernietigen.
6.2. Het onderzoek in hoger beroep heeft voorts naar het oordeel van het hof niet geleid tot de vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen omtrent de klacht dan die vervat in de beslissing van de kamer, waarmee het hof zich verenigt.
6.3. Het hof zal het bewijsaanbod van de notaris sub 1 passeren reeds hierom omdat het onvoldoende concreet dan wel niet ter zake dienend is.
6.4. Hoewel de klacht in voege als voormeld deels gegrond is, ziet het hof geen aanleiding tot het opleggen van een maatregel aan notaris sub 1.
6.5. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als thans niet ter zake dienend buiten beschouwing blijven.
6.6. Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.
7. De beslissing
Het hof:
- vernietigt de beslissing van de kamer van 31 augustus 2005 met betrekking tot het klachtonderdeel dat ziet op het zich vergewissen van de wilsovereenstemming en opnieuw recht doende;
- verklaart dit klachtonderdeel ongegrond;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.L.G.A. Stille, A.D.R.M. Boumans en P.J.N. van Os
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van donderdag 17 augustus 2006 door de rolraadsheer.
Kamer van Toezicht over de Notarissen en Kandidaat-Notarissen ’s­Gravenhage
Beslissing inzake de klacht onder nummer 05-04 van:
[naam],
hierna ook te noemen klager,
tegen
1. mr [naam],
hierna ook te noemen notaris [naam],
gevestigd te [plaats],
2. mr [naam],
hierna ook te noemen notaris [naam]n,
gevestigd te [plaats],
3. mr [naam],
hierna ook te noemen de kandidaat­notaris,
als zodanig werkzaam bij genoemde notarissen.
De procedure
De Kamer heeft kennisgenomen van:
? de klacht, met bijlagen, ingekomen op 24 februari 2005,
? de afzonderlijke antwoorden van notaris [naam], notaris [naam] en de kandidaat­notaris,
? de replieken van klager op genoemde antwoorden,
? de afzonderlijke duplieken van notaris [naam], notaris [naam] en de kandidaat­notaris.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 22 juni 2005. Daarbij waren aanwezig klager, notaris [naam] en de kandidaat­notaris. Notaris [naam] heeft schriftelijk te kennen gegeven geen bezwaar te hebben tegen mondelinge behandeling van de klacht buiten zijn aanwezigheid. Van het verhandelde is proces-verbaal opgemaakt met daaraan in afschrift gehecht de op de zitting overgelegde pleitnota van klager, de machtiging van notaris [naam] aan de kandidaat­notaris om hem op de zitting te vertegenwoordigen en de schriftelijke verklaring d.d. 22 juni 2005 van notaris [naam]n.
De feiten
Notaris [naam] is bij echtscheidingsbeschikking van de rechtbank ’s­Gravenhage van 24 juni 2002 aangewezen als de notaris ten overstaan van wie de op 8 oktober 2002 ontbonden huwelijksgemeenschap van klager en diens ex­echtgenote dient te worden verdeeld.
Bij brief van 7 oktober 2004 vermeldt klager aan mr A. Morijn, de advocaat van de ex-echtgenote van klager, zijn standpunt over de wijze waarop de huwelijksgemeenschap dient te worden verdeeld.
Bij brief van 11 oktober 2004 doet mr Morijn aan notaris [naam] mededeling van de inhoud van de tussen klager en zijn ex­echtgenote bereikte overeenstemming over de verdeling, verzoekt hij de notaris om een akte conform deze overeenstemming op te maken en geeft hij het verzoek van klager door om hem een kostenindicatie door de notaris te laten sturen.
Op 21 oktober 2004 verzendt mr Morijn een brief van dezelfde inhoud als van zijn brief van 11 oktober 2004 aan notaris [naam], met dien verstande dat het in laatstgenoemde brief onder punt 11 gestelde niet meer is opgenomen, namelijk dat klager voorstelt dat iedere deelgenoot blijft delen in de rechten uit de polis van de ander, c.q. dat deze polissen onverdeeld blijven.
Bij brief van 25 oktober 2004 van [naam], medewerker van notaris, aan klager wordt deze het concept van de verdelingsakte ter beoordeling aangeboden, met het verzoek bij eventuele vragen of opmerkingen contact met [naam] op te nemen. [naam] geeft daarbij aan dat een afspraak om de akte te ondertekenen gemaakt kan worden, zodra de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypotheek van de ex­echtgenote van klager rond is. Op diezelfde dag stuurt [naam] een brief aan de [bank] te [plaats] waarbij hij het concept van de akte van verdeling ter beoordeling aanbiedt met onder meer het verzoek om hem de akte van ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid van hypotheek van de ex­echtgenote van klager te doen toekomen.
Bij brief van 27 oktober 2004 van mr Morijn aan klager gaat mr Morijn in op zijn op die dag gehouden telefoongesprek met klager. Dit gesprek vindt plaats naar aanleiding van het door notaris [naam] aan klager toegezonden concept van de verdelingsakte. Met name refereert mr Morijn aan enkele bezwaren van klager tegen de persoon van de notaris en diens handelwijze bij de totstandkoming van de akte. Verder deelt hij namens zijn cliënte mee dat hij niet wenst in te gaan op de voorstellen van klager tot wijziging van de concept­akte aangezien het hier gaat om weer door klager aangedragen oude punten die niet zijn overeengekomen en deze punten geen onderdeel uitmaken van de definitieve overeenkomst tussen de gewezen echtgenoten. Mr Morijn dringt er tenslotte bij klager op aan om op de door notaris [naam] te bepalen tijd mee te werken aan de ondertekening van de akte. Op diezelfde dag verwijst mr Morijn in een brief aan notaris [naam] naar hetgeen hij met klager in genoemd telefoongesprek heeft besproken.
Naar aanleiding van het telefoongesprek op 28 oktober 2004 van klager met notaris [naam] stuurt notaris [naam] op die dag een brief aan klager, met daarbij gevoegd een kopie van de op 28 oktober 2004 door zijn kantoor verzonden brief aan de [bank]. In die brief geeft hij aan klager een indicatie van de kosten die tot dat moment door zijn kantoor zijn gemaakt. Op diezelfde dag verzoekt [naam] aan de [bank] ­ onder verwijzing naar zijn telefonisch onderhoud met klager ­ om het bij zijn brief van 25 oktober 2004 verzonden concept van de verdelingsakte als niet-verzonden te beschouwen, evenals de brief zelf.
Op 4 november 2004 schrijft klager aan mr Morijn dat deze het akkoord verkeerd aan notaris [naam] heeft uitgelegd en dat hij verbeteringen door mr Morijn eist.
Klager is uitgenodigd om op 26 november 2004 op het kantoor van notaris [naam] te verschijnen voor de ondertekening van de akte van verdeling in de versie van het tweede concept. Daarbij is aanwezig de heer [naam] namens de ex­echtgenote van klager. De ondertekening gaat echter niet door, omdat klager niet verschijnt. Van klager is geen bericht van verhindering ontvangen. Notaris [naam] heeft geen navraag gedaan naar de reden van klagers afwezigheid. In zijn brief van dezelfde dag aan mr Morijn doet notaris [naam] melding van het niet­verschijnen van klager.
Op 17 december 2004 wijst de voorzieningenrechter van de rechtbank ’s­Gravenhage vonnis in een door de ex­echtgenote van klager aangespannen kort geding tegen klager, die in persoon in het geding was verschenen. Klager wordt bij dit vonnis onder meer veroordeeld tot medewerking aan de uitvoering van de tussen partijen overeengekomen verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap overeenkomstig de in het geding gebrachte concept­akte [versie 11 november 2004] door ondertekening van die akte, zulks op verbeurte van een dwangsom van € 1.000 per dag met een maximum van € 200.000.
Nadat het vonnis van de voorzieningenrechter op 3 januari 2005 aan klager was betekend, vindt er op 4 januari 2005 een bespreking plaats tussen klager en notaris [naam]. Hierbij is ook de kandidaat­notaris aanwezig.
De formulieren voor het ontslag van de hoofdelijke aansprakelijkheid van de ex­echtgenote van klager en de verklaringen voor het splitsen van de koopsompolissen worden op 1 februari 2005 door de ex­echtgenote en op 2 februari 2005 door klager ondertekend.
Op 2 februari 2005 wordt de akte van verdeling op het kantoor van notaris [naam] door of namens de gewezen echtgenoten ondertekend. Hierbij is ook notaris [naam]n aanwezig.
De klacht tegen notaris [naam]
Klager verwijt notaris [naam] ­ zakelijk weergegeven ­ het volgende:
1. Partijdigheid
De notaris heeft bij de totstandkoming van de akte van verdeling een uiterst partijdige rol vervuld.
De basis van de overeenkomst tussen klager en zijn ex­echtgenote was zijn brief van 7 oktober 2004 aan mr Morijn. Mr Morijn heeft in zijn brief van 11 oktober 2004 aan notaris [naam] de hem welgevallige delen uit de brief van 7 oktober 2004 overgenomen en de rest verzwegen. Daarmee heeft mr Morijn notaris [naam] op het verkeerde been gezet, aldus klager. De notaris had dit echter volgens klager kunnen voorkomen, als hij bij klager hierover navraag had gedaan. Had hij dit wel gedaan, dan had hij de opdracht kunnen weigeren. Op grond van genoemde brief van 11 oktober 2004 heeft notaris [naam] een tweede concept opgesteld, te weten dat van 11 november 2004.
Nadat notaris [naam] het tweede concept van de akte van boedelverdeling aan mr Morijn ter beschikking had gesteld, over de inhoud waarvan geen overeenstemming met klager was bereikt, heeft mr Morijn dit concept ingebracht in de procedure bij de voorzieningenrechter samen met de brief van notaris [naam] van 26 november 2004 waarin deze aan mr Morijn had bericht dat klager op die dag niet was verschenen voor de ondertekening van de verdelingsakte. Vervolgens heeft de voorzieningenrechter mede op grond van deze stukken klager op 17 december 2004 onder meer veroordeeld tot medewerking aan de uitvoering van de tussen partijen overeengekomen verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap overeenkomstig de in het geding gebrachte concept­akte door ondertekening van die akte, zulks op verbeurte van een hoge dwangsom. Hierdoor werd klager gedwongen op 2 februari 2005 een akte te ondertekenen die hij niet gewild had en die hem met juridisch geweld is opgedrongen.
2. Niet vooraf afspreken van een prijs voor de te verrichten werkzaamheden
De notaris heeft verzuimd om klager van tevoren te informeren over de te maken kosten, hoewel klager via mr Morijn daarom had gevraagd.
3. Verzaken van zijn plicht tot het geven van actieve voorlichting
Namens de notaris is klager zonder verdere toelichting slechts een concept van de verdelingsakte aangeboden met enige verwijzingen naar artikelen in de wet. Telefonische verzoeken van klager om tekst en uitleg achtte notaris [naam] zeurderig en erger.
4. Overtreden van zijn geheimhoudingsplicht
De notaris heeft het eerste concept van de verdelingsakte naar de [bank] verzonden zonder van tevoren hiervoor toestemming aan klager te hebben gevraagd.
5. Intimidatie
Bij de gesprekken op 4 januari en 2 februari 2005 waren achtereenvolgens de kandidaat­notaris en notaris [naam] onaangekondigd aanwezig. Klager heeft deze getalsmatige meerderheid als intimiderend ervaren.
De klacht tegen notaris [naam]
Klager verwijt notaris [naam] ­ zakelijk weergegeven ­ het volgende:
Notaris [naam] is onaangekondigd bij het gesprek op 2 februari 2005 van klager met notaris [naam] aanwezig geweest. Deze getalsmatige meerderheid heeft klager als intimiderend ervaren. Bovendien had notaris [naam] tijdens dat gesprek notaris [naam] moeten aanspreken op diens voormelde nalatigheden. Door dit niet te doen koos hij partij tegen klager.
De klacht tegen de kandidaat­notaris
Klager verwijt de kandidaat­notaris ­ zakelijk weergegeven ­ het volgende:
De kandidaat­notaris is onaangekondigd bij het gesprek op 4 januari 2005 van klager met notaris [naam] aanwezig geweest. Deze getalsmatige meerderheid heeft klager als intimiderend ervaren. Bovendien had de kandidaat­notaris tijdens dat gesprek notaris [naam] moeten aanspreken op voormelde nalatigheden. Door dit niet te doen koos zij partij tegen klager.
Het verweer
De notarissen en de kandidaat­notaris hebben ieder gemotiveerd verweer gevoerd, welke verweren hierna ­ voorzover nodig ­ zullen worden besproken.
De beoordeling van de klacht tegen notaris [naam]
1. Partijdigheid
Klager verwijt notaris [naam] dat deze tijdens het proces van totstandkoming van de akte van verdeling voor wat betreft de inhoud van die akte enkel is afgegaan op de informatie die mr Morijn, advocaat van de ex­echtgenote van klager, daarover aan hem heeft gegeven. Vast staat dat notaris [naam] klager telkens in de gelegenheid heeft gesteld kennis te nemen van de verschillende concepten van de akte van verdeling en daarover vragen te stellen en commentaar te leveren. Zijn verwijt aan notaris [naam] treft daarom in dit opzicht geen doel.
Ook de in dit verband door klager gememoreerde moeizame contacten die hij met mr Morijn heeft onderhouden, kunnen naar het oordeel van de Kamer niet aan notaris [naam] tegengeworpen worden. De brief van 11 oktober 2004 van mr Morijn aan notaris [naam] bevatte in dit verband volgens klager een onvolledige weergave van de afspraken die klager had benoemd in zijn brief van 7 oktober 2004. Klager heeft niet weersproken dat notaris [naam] niet op de hoogte is geweest van de inhoud van deze brief en daardoor ook niet op de hoogte kon zijn van klagers inhoudelijke bezwaren tegen de brief van 11 oktober 2004 van mr Morijn aan de notaris.
Desalniettemin is de Kamer van oordeel dat notaris [naam] op 26 november 2004, als door de rechtbank aangewezen boedelnotaris bekend met de sinds 2002 slepende verdelingsproblematiek tussen de gewezen echtgenoten, meer had moeten doen dan drie kwartier te wachten op de komst van klager, zoals hij heeft gesteld. Het had daarbij ook op de weg van de notaris gelegen om bij klager ten minste na te vragen naar de reden van diens afwezigheid, zelfs en juist al zou de notaris van tevoren de verwachting hebben gehad dat klager toch niet op 26 november 2004 zou verschijnen. Dit klemt temeer nu de notaris wel de moeite heeft genomen om de afwezigheid van klager te melden aan mr Morijn, de advocaat van klagers ex­echtgenote, en nu bovendien ­ zoals uit de processtukken blijkt ­ de bescheiden die ten grondslag lagen aan de verdeling op die dag nog niet compleet waren. Daaraan doet niet af dat de notaris heeft gesteld dat hij niet op de hoogte was van het kort geding dat op 9 december 2004 tussen de gewezen echtgenoten zou worden voortgezet over de medewerking van klager aan de verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap, noch van het voornemen van mr Morijn om zijn brief over het niet­verschijnen van klager in het kort geding in te brengen.
Voorts heeft de notaris reeds in een eerdere fase van de totstandkoming van de verdelingsakte jegens klager nagelaten de nodige zorg te betrachten, namelijk nadat mr Morijn bij brief van 11 oktober 2004 de inhoud van de tussen de gewezen echtgenoten bereikte wilsovereenstemming aan de notaris had bekendgemaakt met het verzoek om een verdelingsakte conform die overeenstemming te maken. De notaris had in dit geval niet bij voorbaat en uitsluitend mogen afgaan op het bericht van mr Morijn, maar had zich ­ vanuit zijn eigen positie van notaris ­ alvorens een conceptakte op te maken eerst bij klager ervan moeten vergewissen of de door mr Morijn omschreven [overgelegde] wilsovereenstemming overeenstemde met de werkelijke wil van klager. Een dergelijke actie van de notaris had uit het oogpunt van zorgvuldigheid voor de hand gelegen, gezien de bij hem bekende verdelingsproblematiek en niet het minst omdat de advocaat van klagers ex­echtgenote niet door klager gemachtigd was om hem bij de totstandkoming van de verdelingsakte te vertegenwoordigen. Daaraan doet niet af dat de notaris naderhand het op basis van het bericht van mr Morijn opgestelde concept voor commentaar aan klager heeft toegestuurd.
Naar het oordeel van de Kamer heeft notaris [naam] door aldus te handelen dan wel na te laten, de schijn van partijdigheid gewekt. In dit opzicht is dit onderdeel van de klacht dus gegrond. Geen zelfstandige betekenis komt toe aan het feit dat de notaris op 25 oktober 2004 de conceptakte aan de [bank] heeft gestuurd. Op zichzelf bezien handelde de notaris zorgvuldig door de bank te informeren; dat het hier een tekst betrof waaromtrent de notaris ten onrechte nog niet had geverifieerd of die de instemming had van klager, is in het voorgaande al besproken.
2. Niet vooraf afspreken van een prijs voor de te verrichten werkzaamheden
Naar aanleiding van het verzoek van klager via mr Morijn heeft notaris [naam] in zijn brief van 28 oktober 2004 aan klager een indicatie gegeven van de tot op dat op moment gemaakte kosten, namelijk een bedrag van € 660, exclusief BTW.
De klacht is daarom in dit onderdeel ongegrond.
3. Verzaken van zijn plicht tot het geven van actieve voorlichting
Zoals hiervoor door de Kamer ten aanzien van het eerste klachtonderdeel overwogen, heeft notaris [naam] klager telkens in de gelegenheid gesteld kennis te nemen van de verschillende concepten van de akte van verdeling en daarover vragen te stellen en commentaar te leveren. Klager heeft niet weersproken dat de notaris niet op de hoogte is geweest van de inhoud van zijn brief van 7 oktober 2004 waarin klager zijn standpunt over de verdeling aan mr Morijn kenbaar heeft gemaakt en dat de notaris daardoor ook niet op de hoogte kon zijn van klagers inhoudelijke bezwaren tegen de brief van 11 oktober 2004 van mr Morijn aan de notaris. In zijn brief van 4 november 2004 heeft klager zijn afwijkend standpunt over het concept niet aan de notaris maar aan mr Morijn kenbaar gemaakt.
De Kamer is van oordeel dat de notaris niet verweten kan worden dat hij klager niet méér heeft voorgelicht dan hij reeds op de wijze als voormeld heeft gedaan, nu klager zijn overwegende standpunten en bezwaren met betrekking tot de wijze van verdeling niet rechtstreeks aan de notaris te kennen heeft gegeven, maar via mr Morijn heeft laten lopen in de verwachting dat deze de informatie zoals bedoeld door klager aan de notaris zou doorgeven. Dat zulks mogelijkerwijs niet is gebeurd is niet aan de notaris te wijten.
De klacht is daarom in dit onderdeel ongegrond.
4. Overtreden van zijn geheimhoudingsplicht
Ten aanzien van het verwijt dat de notaris ten opzichte van klager zijn geheimhoudingsverplichting heeft geschonden door de conceptakte van 25 oktober 2004 aanstonds aan de [bank] te sturen, geldt hetzelfde als de Kamer dienaangaande heeft overwogen naar aanleiding van klachtonderdeel 1. Dit handelen van de notaris is ­ naast hetgeen is vermeld over het onvoldoende verifiëren door de notaris of klager met het concept instemde ­ niet op zichzelf klachtwaardig.
5. Intimidatie
De notarissen en de kandidaat­notaris hebben enerzijds niet weersproken dat hun aanwezigheid niet van tevoren aan klager was aangekondigd. Anderzijds is telkens voor aanvang van bedoelde gesprekken aan klager gevraagd of hij tegen hun aanwezigheid bezwaar had, waarna klager te kennen heeft gegeven daartegen geen bezwaar te hebben. De kandidaat­notaris heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat haar aanwezigheid op 4 januari 2005 nuttig was vanwege haar kennis van het dossier in kwestie. Notaris [naam] heeft haar vervolgens ­ mede in verband met het gedrag van klager tijdens de bespreking op 4 januari 2005 ­ op haar verzoek vervangen bij de ondertekening op 2 februari 2005 door klager van de verdelingsakte. Waarom klager de enkele aanwezigheid van de kandidaat­notaris respectievelijk notaris [naam ] naast notaris [naam] als intimiderend heeft ervaren, is door klager niet onderbouwd, terwijl enig negatief gevolg door hun aanwezigheid op klager ook niet aannemelijk is gemaakt.
De klacht is daarom ook in dit onderdeel ongegrond.
De slotsom ten aanzien van de klacht
Het eerste deel van de klacht is ten dele gegrond bevonden. De aan notaris [naam] op deze punten te maken verwijten zijn, in het licht van de overige omstandigheden, echter niet zwaarwegend genoeg om te leiden tot een tuchtmaatregel. Voorzover de belangen van klager door het gebeurde zijn geschaad, is dit in overwegende mate aan hemzelf te wijten; hij heeft telkens nagelaten zijn opmerkingen rechtstreeks aan de notaris voor te leggen.
De beoordeling van de klachten tegen notaris [naam] en de kandidaat­notaris
Hetgeen hiervoor naar aanleiding van het vijfde onderdeel van de klacht tegen notaris [naam] is overwogen, geldt hier onverkort.
Uit het voorgaande volgt dat de klachten tegen notaris [naam] en de kandidaat­notaris ongegrond zijn.
De beslissing
De Kamer voornoemd:
verklaart de klacht tegen notaris mr [naam] in het eerste onderdeel gegrond, zonder oplegging van een maatregel;
verklaart de klacht tegen notaris mr [naam] in de overige onderdelen ongegrond;
verklaart de klacht tegen notaris mr [naam] ongegrond;
verklaart de klacht tegen kandidaat­notaris mr [naam] ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mrs H.F.M. Hofhuis, voorzitter, J. Hulsebosch, M.G.L. den Os-Brand, B.C. Tielen en N.P.C. van Wijk, en in tegenwoordigheid van mr A. Saab, secretaris, in het openbaar uitgesproken op 31 augustus 2005.
Afschrift van deze beslissing wordt bij aangetekende brief aan de notarissen, de kandidaat­notaris en aan de klager gezonden.
Binnen dertig dagen na de dagtekening van de begeleidende brief kunnen de notarissen, de kandidaat­notaris en de klager van deze beslissing in hoger beroep komen bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH AMSTERDAM.