ECLI:NL:GHAMS:2006:AX9103

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 juni 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
23-006406-05
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Arrest inzake belediging van minister M.C.F. Verdonk door verdachte

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 21 juni 2006 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van belediging van de minister van Vreemdelingenzaken en Integratie, M.C.F. Verdonk, door in haar richting te spugen. De feiten vonden plaats op 25 september 2005, waarbij de verdachte zich in de nabijheid van de minister bevond en haar met speeksel raakte toen zij zich wegdraaide. Het hof overwoog dat de afstand tussen de verdachte en de minister, evenals de richting van het spugen, voldoende waren om te concluderen dat er sprake was van belediging. Het hof verwierp het verweer van de raadsman dat spugen in de richting van een persoon niet als belediging kan worden aangemerkt, en oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan eenvoudige belediging. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis. In hoger beroep werd de straf herzien en werd de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 30 uren, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast werd een geldboete van 250 euro opgelegd, met vervangende hechtenis bij niet-betaling. Het hof benadrukte dat de verdachte zich op een denigrerende wijze had misdragen tegenover de minister, die zich in haar privé-tijd bevond. Het hof vernietigde het vonnis waarvan beroep voor zover aan zijn oordeel onderworpen en sprak de verdachte vrij van het onder 1 tenlastegelegde, maar achtte het onder 9 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.

Uitspraak

arrestnummer:
parketnummer: 23-006406-05
datum uitspraak: 21 juni 2006
TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman)
VERKORT ARREST VAN HET GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank te Amsterdam van 24 november 2005 in de strafzaak onder parketnummer 13-437508-05 van het openbaar ministerie tegen
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte],
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[GBA-adres verdachte].
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep van de verdachte is, blijkens mededeling van de raadsman op de terechtzitting, gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep opgenomen beslissing ten aanzien van het onder 1 en 9 tenlastegelegde.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 24 november 2005 en op de terechtzitting in hoger beroep van 8 juni 2006.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, overeenkomstig de op de terechtzitting in eerste aanleg van 24 november 2005 op vordering van de officier van justitie toegestane wijziging tenlastelegging.
Van die dagvaarding en vordering wijziging tenlastelegging zijn kopieën in dit arrest gevoegd. De daarin vermelde tenlastelegging wordt hier overgenomen.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest het hof deze verbeterd. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep -voorzover aan het oordeel van het hof onderworpen- zal worden vernietigd.
Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 is tenlastegelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken. Het hof komt tot dit oordeel, nu niet met zekerheid gesteld kan worden dat de herkenning van verdachte door de aangever [naam aangever] voldoende betrouwbaar is te achten.
Gevoerd verweer
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het hem onder 9 tenlastegelegde, nu spugen in de richting van een persoon geen belediging en derhalve geen strafbaar feit kan opleveren.
Het hof overweegt ten aanzien van het gevoerde verweer dat op grond van de feiten en omstandigheden uit het dossier, waaronder:
- de zéér korte afstand tussen de verdachte en minister M.C.F. Verdonk en
- de richting waarin de verdachte heeft gespuwd en
- het op het schouderblad raken van de minister omdat zij zich wegdraaide,
dat sprake is van belediging van een persoon door een feitelijkheid.
Daarnaast blijkt uit de wetsgeschiedenis niet dat, zoals de raadsman ter terechtzitting heeft aangevoerd, alleen sprake kan zijn van belediging als de te beledigen persoon bij het spugen ook daadwerkelijk in het gezicht is geraakt.
Het hof verwerpt derhalve het gevoerde verweer.
Bewezengeachte
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 9 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 25 september 2005 te Amsterdam opzettelijk beledigend M.C.F. Verdonk (zijnde minister van Vreemdelingenzaken en Intergratie) in dier tegenwoordigheid in de richting van die Verdonk heeft gespuugd.
Hetgeen onder 9 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezengeachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Strafbaarheid van het bewezengeachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezengeachte uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezengeachte levert op:
Eenvoudige belediging.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straf
De politierechter in de rechtbank te Amsterdam heeft de verdachte -ten aanzien van het onder 1 en 9 tenlastegelegde- veroordeeld tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van 60 uren met aftrek van voorarrest, subsidiair 30 dagen hechtenis.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte -ten aanzien van het onder 1 en 9 tenlastegelegde- zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belediging van minister M.C.F. Verdonk door in haar richting te spugen. Om te voorkomen dat het speeksel mogelijk haar gezicht zou treffen, heeft zij zich afgewend en is het speeksel op haar schouder terechtgekomen. Het hof neemt het de verdachte kwalijk dat hij zich tegenover de minister – die zich in haar privé-tijd met haar gezin in Amsterdam op straat bevond – op een dergelijk denigrerende wijze heeft misdragen. Voorzover de verdachte bezwaren mocht hebben tegen het door de minister gevoerde beleid staan hem velerlei andere legale wegen open om deze kenbaar te maken.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 27 april 2006 is verdachte niet eerder strafrechtelijk veroordeeld.
Het hof acht, alles afwegende, een straf van na te melden duur passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 23, 24c en 266 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezengeachte.
Beslissing
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep -voorzover aan het oordeel van het hof onderworpen- en doet opnieuw recht.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 9 tenlastegelegde heeft begaan zoals hierboven in de rubriek bewezengeachte omschreven.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 9 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en ook de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, te weten het verrichten van onbetaalde arbeid gedurende 30 (dertig) uren.
Beveelt dat bij niet naar behoren verrichten van de taakstraf, deze wordt vervangen door hechtenis voor de duur van 15 (vijftien) dagen.
Bepaalt dat de taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Stelt daarbij de proeftijd vast op 2 (twee) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuit-voerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, in geval van tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht, zulks naar de maatstaf van 2 (TWEE) UREN per dag.
Veroordeelt de verdachte tot een geldboete van EUR 250,00 (tweehonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 5 (vijf) dagen.
Gelast de teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 1.00 STK Harddisk, WESTERN WD400, harde schijf, 2646798
- 1.00 STK CISCO AIRONET 350, wireless lan adapter, 2646800
- 1.00 STK 3 COM 3CCE589ET wireless adapter, 26468702
- 1.00 STK Fototoestel, OLYMPUS c4000, digitaal, 2646808
- 1.00 STK COMPAQ armada (portable), 2646825
- 1.00 STK Adapter USB adapter (gegevensdrager), 2646882
- 1.00 STK Telefoontoestel NOKIA 1100, 2646967
- 8.00 STK Compactdisc, 2647269 .
Dit arrest is gewezen door de enkelvoudige strafkamer van het gerechtshof te Amsterdam, waarin zitting had mr. F.A. Hartsuiker, in tegenwoordigheid van mr. B. van der Werf, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 21 juni 2006.
De griffier is buiten staat dit verkort arrest mede te ondertekenen.